Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De naderende bruiloft VII.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De naderende bruiloft VII.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo hebben wij dus bij deze reorganisatie-poging van doen met de invoering eener nieuwe belijdenis. Er wordt nu onderscheid gemaakt tusschen de belijdenis en de belijdenisschriften. Daaruit volgt dus, dat als er van handhaving der belijdenis sprake is, dit niet beteekent handhaving der belijdenisschriften. Prof. v. d. Leeuw heeft het aldus gezegd: „Eenerzijds beteekent handhaving der belijdenis dus niet, zooals dezer dagen terecht werd opgemerkt, handhaving der belijdenisgeschriften. In die geschriften zal door den arbeid der Kerk de Christelijke belijdenis steeds zuiverder moeten worden uitgedrukt. Anderzijds is geen eerlijk, ernstig belijden mogelijk zonder handhaving. W i e belijdt, handhaaft. Anders spreekt hij in de lucht. Spreker is dankbaar, dat ook op het onlangs gehouden Vrijzinnig Congres zoo goed is gezegd, als wij het maar kunnen wenschen." Hieruit blijkt dus, dat het gezag der belijdenisschriften plaats maakt voor „de belijdenis" van de verloofde vereenigingen, d.w.z. voor hetgeen de Heeren in de plaats der officieele. oorspronkelijke belijdenisschriften hebben gesteld met hunne reglementsformule. W i j komen uit den aard der zaak op die nieuwe voorgestelde reglementaire formule terug. Doch nu vestigen wij er de aandacht op, dat wij hier duidelijk kunnen zien, hoe in de plaats der historisch gegeven, concrete belijdenisschriften, eene formule gezet wordt, die het „belijden" der Kerk moet beteekenen. Dit is klaarblijkelijk een woordenspel. Op zichzelf is de onderscheiding tusschen het „belijden" en de „belijdenisschriften" wezenlijk slechts het onderscheid tusschen de door het werkwoord uitgedrukte handeling, die „belijden" heet en het resultaat, waarin deze handeling, dit belijden, eene voor elk waarneembare uitdrukking verkrijgt. Maar dat is hier niet zoo.
De objectieve omschrijving, die in de belijdenisschriften voor ons ligt als hetgeen de Kerk als hare belijdenis uitspreekt, wordt hier losgemaakt van de daad des belijdens. De belijdenisschriften worden afgeschoven van de Kerk en in de plaats daarvan treedt het „belijden". Heel klaar en "duidelijk is dit alles niet, kan het ook niet zijn, want wij staan hier voor het wegmoffelen van de historisch objectief gegeven belijdenisschriften, waaraan men hoogstens slechts eene historische waarde meer toekent en waarvoor men nu een nieuw „belijden" in de plaats stelt. En van dat nieuwe „belijden" wil men eigenlijk niet zeggen, dat het openbaar wordt in eene belijdenis. Het is alleen maar een reglementaire formule, die de historische belijdenis zal vervangen. En met die formule zal men nu ernst maken, men zal haar handhaven.
Indien er nu iets duidelijk wordt, dan zeker, dat wij hier te doen hebben met een ontfutselen der belijdenisschriften aan de Hervormde Kerk, die ,,de leer" verliest en daarvoor in de plaats krijgt „het belijden" van de twee met elkander verloofde vereenigingen. Dat wij hier van doen hebben met pure willekeur ligt voor de hand. Als een soort controlemiddel wordt de mogelijkheid geopend van een beroep op Gods Woord. Welnu, laat ik ook nu tot opklaring onzer Gereformeerde gemeenten en ter waarschuwing om toch dit gepruts met de belijdenis, deze goocheling met woorden, die tot de grootste willekeur leidt, zich niet te laten opdringen, U herinneren aan de woorden van Groen van Prinsterer, want al wat deze ethische vereenigingen uithalen om een soort aanpassing te zoeken tusschen Christus en de vrome wereld, is in den loop der laatste eeuw al beproefd. Achter dat „belijden", dat men zal handhaven, staat het beroep op Gods Woord. Wat daaronder te verstaan zij, wordt niet omschreven. Werd dit omschreven, dan ging het verloofde paar terstond in groot gekijf uiteen. Dat beroep op Gods Woord is een oude liefhebberij, die wordt opgehaald om zeker soort Confessioneelen, die niet te scherp nadenken en met phrasen graag gestreeld zijn, tevreden te stellen. Doch luister nu naar den ouden, trouwen Groen van Prinsterer. Hij spreekt aldus:
„Het kenmerk eener Kerk is de leer, die zij belijdt. Het kenmerk eener Christelijke Kerk is de reine prediking van het Evangelie. Het kenmerk der zuivere verkondiging van het Evangelie is de vasthouding aan de waarheden, die ook in onze Formulieren zijn uitgedrukt en die ten allen tijde de grondslag der Christelijke Kerk geweest zijn: waarheden, die wij aannemen, niet omdat zij in de Formulieren staan; niet omdat anderen ze hebben geloofd; maar omdat God ze aan ons verstand en hart geopenbaard heeft. De verloochening dezer waarheden in de Nederlandsche Hervormde Kerk behoef ik voor u niet weder te schetsen. Elke beschrijving is te zwak. Naar de praktijk te oordeelen is er geen Kerk meer. De waarheid is ook in de Kerk aan den leugen gelijk, wordt eigenlijk alleen, onder voorwaarde van den leugen te dulden, geduld. Prediking en onderwijs wordt toevertrouwd aan hen, wier leer, hetzij van Groningen, hetzij van elders ontleend, lijnregt tegen de Kerk en het Evangelie gerigt, en niet ten onregte verderfelijker dan de leer van Roomsche Priesters of Rabbijnen genoemd is." En daaraan voegt hij nog toe: „Niemand onzer twijfelt er aan, of voor Christelijke Protestanten is het protesteeren gelijk, in de zestiende eeuw tegen het bijgeloof, nu tegen het ongeloof, pligt. Geen lijdelijk protest, als of met een blijk van afkeuring de taak ten einde gebragt was, maar een gestadig ijveren om aan de miskende waarheid met verdrijving der dwaalbegrippen, invloed en regt te verschaffen, als aan het levensbeginsel der Gemeente en als aan het eenige fundament van de Kerk." Zoo komt Groen van Prinsterer op voor het goed recht der belijdenisgeschriften.

En deze reorganisatie-poging? Komt zij ook op voor de leer, die de Kerk belijdt? Stelt zij zich ook op de bres voor „de miskende waarheid met verdrijving der dwaalbegrippen?" Dat zij verre. Omgekeerd, zij schaft de belijdenisschriften af. Als oude meubelstukken worden zij bijgezet in het museum van kerkelijke oudheden en in de plaats daarvan willen zij een modern, ijzeren stoeltje geven, waarop de Synodale Heeren straks zullen zitten om hen te oordeelen. die, van ketterij beschuldigd, zullen worden voorgebracht. Er zal gemeten en gepast worden of deze aanstaande ketters nog wel in dat stoeltje passen, waarop de Heeren zitten. En zij zullen net zoo lang drukken en duwen, totdat de dikste ketterij er nog precies in past. zooals de Heeren er zeiven in passen.
Laat toch niemand meenen, dat door dit reglementaire formuletje, dat even wijd is als „de geest en de hoofdzaak", er* een „nieuw belijden" is. Integendeel, zooals een spooksel ontglijdt, als men het meent te grijpen, een schaduw ontastbaar blijkt voor wie er de hand naar uitstrekt, zoo is elke ketterij, zelfs die van de communisten, die men meent te bezweren, in dit reglementaire vormpje makkelijk te kneden. De onoprechtheid, de onwaarachtigheid wordt er zelfs nog grooter door dan de hedendaagsche, want heel de opzet van deze reorganisatie is hen te treffen, die naar den maatstaf van deze willekeur zich niet schijnen te voegen en die, als zij straks voor de rechters verschijnen, die hen zullen wegen op de schaal dezer formule, met glans de woorden der reglementaire formule zullen nazeggen, zullen onderteekenen, zooals de rechters zeiven dit ook doen. Ieder van de heeren en damesleden der twee verloofde vereenigingen verstaat er onder, wat hij of zij wil. Prof. v. d. Leeuw het zijne. Dr. Noordmans het zijne en alle heeren en dames naar rato. Maak U niet ongerust: ook de Snethlagen en de Boersen redden zich glansrijk achter het mombak dezer nieuwe belijdenis. Alleen Gods arme, Gereformeerde volk blijft met het vraagstuk van een Kerk. die nu zelfs geen leer meer heeft, maar een doode, door de heeren dialectische theologen der twee zich verlovende vereenigingen uitgedachte formule^. Die mogen er het hunne van denken, maar de Kerk der Vaderen heeft opgehouden de Nationale Kerk te zijn, de voortzetting van Dordt, want zij is omgezet in de ethische vereenigingen Kerkherstel en Kerkopbouw, die na dezen hebben uitgediend. De Kerk is door hunne vereenigingen ingeslikt.
Maar, daar is toch een beroep op Gods Woord? Luister wederom naar de wijze woorden van Groen van Prinsterer: „Gij wilt", zoo zegt hij, „ook wanneer het de regten van de Kerk geldt, geen toetssteen dan de Heilige Schrift. — Weet gij wat het onmiddellijke gevolg is? dat er geen erkende belijdenis van allen, geen geloofsgemeenschap, geen Gemeente, geen Kerk, dat er eene vereeniging van menschen ter vereering van een onbekenden God, dat er een bajert van gevoelens. eene spraakverwarring, een Babel der meeningen is. Gij doet ééne consessie, maar die tevens de wettiging van den onwettigen toestand van de Kerk, de veroordeeling van uw eigen houding in de Kerk wordt. Gij beroept u op den Bijbel alleen. Het is wel; maar dan zijn van dat oogenblik af, alle meeningen omtrent de beteekenis der Bijbelwoorden gelijk. Zoo niet, dan ware uw beroep op den Bijbel, onder een schijn van vrijgevigheid, niet anders dan opdringen van hetgeen gij als waarheid beschouwt en wij zouden van het juk der Formulieren worden bevrijd, om onder het juk van uw eigen begrippen te staan." Zie hier de waarschuwing van Groen van Prinsterer. die er nog aan toevoegt, dat op zulk eene wijze de Bijbel tot een formulier wordt gemaakt en de eenige waarheid voor de Kerk wordt, dat de onbekende waarheid in den Bijbel moet worden gezocht.
Het behoeft geen nadere toelichting, dat heel dit „nieuw belijden" niet anders dan eene mystificatie wordt, terwijl daaraan eigenlijk alle belijden ontbreekt. Wie nadenkt over deze methode om door ketters ketters uit de Kerk te drijven, voor dien is het terstond duidelijk, dat deze formules in de reglementen, welke straks door de besturen als artikelen uit het reglement bij rechtspraak zullen moeten worden toegepast, de besturen nog voor veel grooter moeilijkheden stellen dan de „geesten en hoofdzaken", die heden als normatief gelden. Indien men deze geest en hoofdzaak waarlijk durfde toepassen, zouden de besturen reeds lang allerlei wind van leer hebben kunnen — en als zij hun plicht verstonden — ook hebben moeten afsnijden. De nieuwe formule echter is nog slechter dan de oude.
Men heeft de „geest en hoofdzaak"-norm echter niet toegepast, nooit toegepast, evenmin als de voorschriften over de verhouding tot de hooge regeering. Waarom heeft men deze toepassing nagelaten? Omdat de rechters nog zooveel eerlijkheidsgevoel over hadden gehouden, dat zij dit weigerden in de wetenschap, dat zij zeiven wezenlijk tegenover de leer der Kerk in geen andere verhouding stonden dan de van ketterij beschuldigden, die zij te berechten hadden. En als deze formule er nu voor in de plaats treedt, dan zal de ervaring leeren, dat zelfs een Snethlage en een Boers zich zeer oprecht bij die formule neerleggen, door er eene uitlegging aan te geven naar hunne philosophie. En daarin komen zij precies overeen met de rechters zeiven, die ook aan die nieuwe belijdenis hunne uitlegging, geven. En dat is daarom mogelijk, omdat er niets definitief-bepaalds in staat. Doch daarover de volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 januari 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De naderende bruiloft VII.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 januari 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's