Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zie het Lam Gods III (Slot).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zie het Lam Gods III (Slot).

20 minuten leestijd

Johannes 1 vs. 35—37. Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijne discipelen; en ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: zie het Lam Gods. En die twee discipelen hoorden hem dat spreken en zij volgden Jezus.

Het Lam Gods aanschouwde de Dooper en het was hem een genot die twee discipelen op Hem te wijzen. Het Lam Gods, het slachtoffer voor de zonde, de bevrijder van degenen, die beladen met schuld, veroordeeld door het goddelijke recht, niet anders kunnen verwachten dan verderf en ondergang. W e zouden nu uwe aandacht vragen voor dit Lam Gods in zijne betrekking tot den mensch.
Het Lam is goed voor den enkelen mensch. Abel offerde een lam van de kudde voor zichzelven. Hij slachtte het en de Heere rook dien liefelijken reuk en Hij zag Abel en zijn offer aan. Door het geloof heeft Abel eene meerdere offerande geofferd dan Kain. Zoo was Abel Gode aangenaam in het offer. Want de Heere zag op het Lam, door het offerlam van Abel heen. Anders had Hij Abels offer niet kunnen aannemen.
Zoo is het Lam noodig voor den enkelen mensch. Het is u zeker niet ontgaan, dat de eerste ontmoeting met Christus eene zeer persoonlijke is. Ik ben zondaar, ik ben veroordeeldik neig ten verderve, ik moet een Borg hebben of... de ondergang wacht mij. Ik moet met God worden verzoend. Het moet een persoonlijke zaak worden, dat de mensch zondaar is, met de gansche wereld voor God verdoemelijk. Ieder zal zijn eigen pak dragen. Hoe eenzaam wordt ons leven wanneer wij worden geisoleerd van alle schepselen en alléén met God overblijven. O, hoe aangrijpend toch is daarom het sterven van een mensch, die zonder Borg heengaat. Alléén, niemand, die het voor hem opneemt. Men moge met liefdevolle hand het doodszweet van het voorhoofd wegvegen en dit hoofd bevochtigen met een traan... de mensch moet alléén sterven en voor God verschijnen. Maar ook de zondaar, die gedaagd wordt in het gericht, komt alleen te staan. Onze eerste ontmoeting met Christus is een strikt persoonlijke. Wat kan het mij baten, als Hij anderen redt: wat kan het mij troosten, dat Hij vele kinderen tot de eeuwige heerlijkheid leidt, als Zijn offer mij niet geldt. En toch, het zou een eeuwig wonder zijn, want waarom zou God mijner gedenken? Hij is toch vrij mij te verwerpen en mijn naaste te kiezen, die beter is dan ik. Alles ontvalt mij volkomen. O. rechtvaardig voor eeuwig God te moeten missen, geweld te doen op het Koninkrijk Gods en toch den Heere vrij te moeten laten. Maar, gelijk de verwerping persoonlijk voor ons wordt, zoo ook de openbaring van het Lam Gods. W i j hebben van noode Hem te ontmoeten voor onszelven. Mij is barmhartigheid geschied. Die mij heeft liegehad! Gelijk wij met God alleen zijn, ontmoeten wij nu ook het Lam voor ons alleen! Zie, als de zonde brandt, de majesteit Gods ons bedreigt, wordt de verdoemende kracht der wet gebroken wanneer de Heilige Geest het Lam ontdekt; voor ons aan het kruis geklonken, doorwond, doorstoken. Niemand kan vermoeden wat dit beduidt: het Lam Gods ons geopenbaard als waren wij het eenige schepsel op aarde, voor wien Hij stierf. Die hij heeft liefgehad; die zich voor mij heeft overgegeven. Zalig omhelzen van dit Lam, zalig zien op Hem, zalig door Hem opgenomen te worden, vereenigd te worden met Hem in Zijn dood. Hem te leeren kennen als het Lam Gods voor mij. Zie het Lam Gods!
Maar, het Lam was ook genoegzaam voor de familie. Denk maar aan het Paaschlam. Het bindt de verkorenen samen in het geslacht. In de plaats der vaderen zullen de zonen zijn. De Heere voert den raad Zijner verkiezing uit in de lijn der geslachten. Zoo sprak Mozes. gekomen aan het einde van zijn pelgrimage: Heere, Gij zijt ons geweest een toevlucht van geslacht tot geslacht. Zijn verbond bevestigt Hij van kind tot kind. Als Cornelius wordt gedoopt, lezenwij: heden is dezen huize zaligheid geschied. Geloof in den Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden, gij en uw huis. Wie kreeg niet te doen met zijn verwanten, toen de Heere het Lam ontdekte aan de ziel. Dan prijzen we Hem aan als genoegzaam ook voor hen. U en uwen zade na u in hunne geslachten, om u te zijn tot een God en uwen zade na u. Dat de beperking blijft: „zoo velen als er de Heere onze God toe roepen zal", behoeven wij wel niet afzonderlijk te zeggen. Johannes de Dooper zou de harten der kinderen bekeeren tot hunne vaderen. Nu kennen wij den band der eenheid met ons geslacht, dat God vreesde. En wij weten ons verbonden met het zaad, dat den Heere wordt toebereid om Zijne daden te verkondigen. Doch daarbij blijft het niet, want wij gaan in door het Lam Gods in de gemeenschap der heiligen. Het volk Gods aller eeuwen wordt ons verwant. W e waren zeer eenzaam en zijn dat nog, maar hebben nu een groote familie. In de zonde toch ligt het beginsel der scheiding, want in de hel is geen gemeenschap, daar is men ook elkander eeuwig tot een last. Maar in de genade ligt de gemeenschap gewaarborgd. In Christus en door Christus is de bijeenvergadering aller dingen.
In Israël was het Paaschlam ook een offer voor het volk. Lees maar Exodus 29: Dit nu is het wat gij bereiden zult op het altaar: twee lammeren, die jarig zijn; 's daags geduriglijk. Het zal een gedurig brandoffer zijn bij uwe geslachten, aan de deur van de tent der samenkomst voor het aangezicht des Heeren. Aldaar zal Ik met ulieden komen, dat Ik aldaar met u spreke en daar zal Ik komen tot de kinderen Israëls, opdat zij geheiligd worden door mijne heerlijkheid... en Ik zal in het midden der kinderen Israëls wonen en Ik zal hen tot een God zijn.
Het Lam Gods is vereenigingspunt der gansche Kerk op aarde en in den hemel. God is niet een God der dooden. maar der levenden en zij leven Hem allen. In Hem ontmoeten Gods kinderen elkander. Hunne harten smelten saam ineen. En de zangers gelijk de speellieden, mitsgaders alle mijne fonteinen, zullen binnen u zijn. God, in het Lam, is in het midden van haar. En Ik zag eene schare, die niemand tellen kan, uit alle volken en talen en geslachten en tongen en natiën, staande voor God en het Lam. Gods pelgrims zijn wel eenzaam hier beneden en hebben toch een groote familie, de gemeente der eerstgeborenen, de geesten der volmaakt rechtvaardigen en de kudde hier beneden, die de Herder der schapen, die tevens is het Lam. doet nederliggen in grazige weiden, die hij voert aan zeer stille wateren, wier ziel Hij verkwikt. Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Zie het Lam Gods voor de hemelen. Zie het Lam Gods voor de Kerk op aarde. Zie de zegeningen, die Hij schenkt. Dit Lam is het kanaal van Gods rechtvaardige liefde.
Zie het Lam Gods. Het bloed was tot verzoening, het vleesch tot voedsel. Mijn ziel is verzadigd als van smeer en vettigheid. Hier wordt elk van liefde dronken. Eerst weten we dat zoo niet. De verzoening staat zoo op den voorgrond, dat we op het eten van dit Lam niet letten. Weldra eet hij het Lam met bittere saus van verbrokenheid en berouw over de zonde. Ik teer op dit Lam.
Een Lam, dat altijd leeft
En altijd voedsel geeft.
Het Lam, beroofd van 't deksel van zijn leven
Geraakt aan 't kruis, om ons Zijn vleesch te geven.
Toen het Lam Gods stierf, scheurde het voorhangsel van boven tot beneden en de graven werden geopend. Heilige broeders, die der hemelsche roeping deelachtig zijt, aanmerkt den apostel en Hoogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus!
Zie het Lam Gods, ook als tusschentredende voorspraak, in het morgen- en avondoffer. Hij is des morgens en des avonds altijd dezelfde. In den nacht en bij het krieken van den dageraad. Ge ligt benauwd op uw legerstede, maar is het niet waar: wanneer het Lam in het gezicht komt, is al het leed vergeten en de smart verdreven. Hij is altijd dezelfde en toch altijd nieuw. Als onze biddeloosheid ons kwelt en gebrek aan dankerkentenis ons drukt, verdwijnen onze zorgen als we Hem zien als de groote biddende en dankende Hoogepriester, die altijd leeft om voor de Zijnen te bidden. In Hem is al mijn heil, mijn eer! W a t zou mijn hart, wat zou mijn oog nevens Hem toch lusten! Bezwijkt mijn vleesch en mijn hart, zoo is Hij de rotssteen mijns harten en mijn deel in eeuwigheid.
Zie het Lam Gods.
Het ligt voor de hand, dat wij nog enkele opmerkingen gaan toevoegen over dit zien. Als Johannes tot die twee discipelen zegt: zie het Lam Gods, dan bedoelt hij ongetwijfeld die twee op Jezus te wijzen als den Christus, als het ware offerlam.
Met hunne oogen konden zij Hem zien wat zijne lichamelijke gestalte aangaat. Doch, alleen door het geloof konden zij Hem als den Messias erkennen. Daarom, als heden de Christus wordt aangewezen in de prediking, dan is het oog des geloofs noodig Hem te onderkennen, te ondertasten, dat Hij is de Christus, de Zoon des gezegenden Gods. Daarom moeten wij op dit zien des geloofs nader wijzen. Het geloof heeft een eigen oog en oor. Mijne schapen hooren mijne stem en zij volgen Mij; eenen vreemde zullen zij geenszins volgen overmits zij zijne stem niet kennen. Het zien des geloofs draagt een eigen karakter. Het ziet geen zinnelijke voorstellingen. Het geloof is niet visioenair. Allerlei gezichten en visioenen kunnen zeer wel het gevolg zijn van een vruchtbare verbeelding of geschokt gestel. Het geloof draagt een geestelijk karakter, ook al heeft niemand het recht den Heere te binden aan de gewone vormen van het geloofsleven. Want de Schrift leert ons ook buitengewone voorstellingen kennen, maar aan die Schrift zijn wij wel gebonden om alles aan haar te toetsen.
Dit geloofsaanschouwen is hartinnemend. Ook is bij dat zien het geloof toeëigenend van aard. Het betrekt zich op dien Christus, dien de Heilige Geest ons vertoont door het W o o r d als een levende Christus.
Het geloof ziet met opmerking en geestelijk verstand, zoodat verwondering wordt geboren over de schoonheid en dierbaarheid van dit Lam Gods. En wat het geloof ziet. waarlijk ziet, begeert het te omhelzen, te drukken aan het hart. Dan drukt het geloof niet de voorstelling van Christus aan den boezem, maar den wezenlijken Christus. Het geloof toch is het instrument des Geestes om geestelijke gemeenschap met Hem te hebben. Er wordt veel geschermd met het geloof, terwijl men het bewijs levert niet te weten wat het is, noch het te bezitten, omdat er geenerlei gemeenschap met Christus blijkt te bestaan, maar slechts van verstandelijke redeneering sprake is. Veler geloof blijkt blind en heeft blijkbaar ook geen mond, want als zij over Hem moeten spreken, dan blijkt vaak, dat men Hem nimmer schouwde, noch omhelsde! Men... geloofde zoogenaamd. Maar. dat is geen geloof. Geloof zonder oogen is een blind geloof, niet beter dan het Roomsche.
Zie het Lam Gods. W a t alle lammeren met hun stroomen bloeds niet konden bewerken, heeft Hij door Zijne zelfofferande tot stand gebracht: verzoening met God.
Het levende zien des geloofs breekt niet alleen het hart, maar ook de zondesmart. O, mijn lezer, zoek toch uw zaligheid, uw leven, niet langer buiten Hem, die het leven is, Wiens bloed reinigt van alle zonde. W e r d het reeds een levensvraag voor u: hoe raak ik toch mijzelven nog eens aan Jezus kwijt? Dat zal alléén kunnen als gij u aan God kwijt raakt als verloren zondaar om uw vonnis te aanvaarden. Hij is toch gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. God rechtvaardigt den goddelooze om niet. door de verlossing, die in Christus Jezus is.
Dit geloofsgezicht is tevens een zien met teedere liefde. Hoe wordt dan de ziel ontstoken, het hart brandend. De Emmaüsgangers zeiden: was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg? Zelfs al zien wij Hem slechts in nevelen gehuld, dan nog wordt de liefde ontstoken, die sterker is dan de dood. Z w a r t e zon, zwarte maan, als ik mijn Jezus niet zie. W a t is dit Lam beminnelijk, dierbaar en gepast voor een schuldige ziel tot behoudenis; wat blijft Hij dierbaar tot in der eeuwen eeuwigheid voor Zijn gansche Kerk.
Laten wij Hem nooit aanzien met een half oog, óf een schuin, óf scheel oog. Zien wij Hem met het kuische duivenoog, gevuld met de traan der boetvaardigheid, dan zal ons hart in liefde worden ontvonkt tot Hem, die gezegd heeft: W i e mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere. Hierin is de liefde jegens ons geopenbaard, dat God Zijnen eeniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Zie Hem van krib tot kruis, zie Hem nu in het Vaderhuis. Zie Hem in moeite en verdriet, in verlangen en begeeren. Zie Hem in leven en in sterven. Stefanus riep uit op den rand der eeuwigheid: Ik zie de hemelen geopend en den Zoon des menschen staande aan de rechterhand Gods. En Zijn aangezicht blonk gelijk de zon. Hemelsche glans kwam over zijn gelaat en daarom kon hij blijmoedig sterven en ging heen naar het vergelegen land, waar zijne oogen den Koning zien in Zijne schoonheid.
Letten wij thans nog op die twee discipelen van Johannes. die hij wees naar het Lam Gods om ze aan Hem over te dragen, wien ze alleen toekwamen, getrokken als zij waren door Zijn Geest.
En die twee discipelen hoorden hem dat zeggen...
Wie waren toch die twee? Ze worden in dit vers niet bij name genoemd. Maar toch weten wij zeker, wie de eene was en omtrent den ander tasten wij ook niet geheel in het duister. Vers 41 noemt ons den eenen discipel. Andreas, de broeder van Simon Petrus, was één van de twee, die het van Johannes (den Dooper) gehoord hadden en Hem gevolgd waren. Andreas uit Bethsaida, de zoon van Jona.
Deze Andreas deelde zijn indrukken mede aan zijn broeder Simon en was dus een der eersten, die in Jezus geloofden als den Christus. Later, na de groote vischvangst (Lucas 5) volgde hij op Jezus' roepstem den grooten profeet als een der twaalf apostelen van het Lam. Hij zou, volgens oude berichten, hebben gepredikt onder de Scythen en in Griekenland, aan een kruis in den vorm van een X (een Andreaskruis) gehecht, nog 3 dagen het Lam blijmoedig hebben beleden. De Russen vereeren hem als hun apostel. Zoo mocht Johannes discipelen tot den Heere Jezus leiden, die werden verkoren tot het apostelambt om Zijne getuigen te zijn; om te gewagen van het Lam, dat Johannes hun aanwees. Nooit heeft hij voorzeker dien dag vergeten en nog heden bewondert hij nu in den hemel dit Lam. dat ook zijne zonde op zich nam.
Maar wie was de tweede discipel? Wie kan het anders zijn dan degene, die zijn naam steeds zorgvuldig verzwijgt. Hij vertelt wel wie de één was, maar van zichzelven noemt hij den naam niet. Het zal zeker Johannes zijn, de zoon van Zebedeüs. Deze Johannes wordt straks ook geroepen tot apostel en noemt zich de apostel, dien Jezus lief had. Het is alsof het woord van den Dooper bij hem het diepst in de ziel is gezonken, immers, hij spreekt zoo gaarne van het Lam Gods. In de Openbaringen maakt hij door Geestes-leiding allerlei verbindingen met het woord Lam. Hij spreekt van de vrouw des Lams; de bruiloft des Lams; het lied des Lams; het Lam staande, als geslacht. Deze Johannes herinnert het zich nog als de dag van gisteren wat dien derden dag gebeurde, toen hij voor het eerst Jezus zag als het Lam Gods door den Dooper aangewezen. De discipelen van Johannes waren recht gebakerde kinderen. Gelukkig voor het geestelijk leven als wij recht worden geleid tot Jezus; als wij niet worden opgehouden, noch afgeleid. Wanneer de eisch der bekeering in onze ziel vervuld is, worden heengeleid tot Hem, in wien vergeving der zonden en het recht ten eeuwigen leven wordt geschonken. Zulke zielehoeders laten een spoor na in het leven dergenen, die zij mochten leiden tot Christus. Ziedaar dan twee boetvaardige zielen gewezen op het Lam Gods. Zoo dan, wie het van den Vader zal gehoord en geleerd hebben, die zal tot Mij komen en wie tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen. Twee zoekers naar den Messias. Van Hem wilden zij hooren; naar Hem dorstte hun hart. Johannes verkeerde dicht bij den Dooper. Hij zal aanliggen in Jezus' schoot. Hij zal zijn als een éénkennig kind. zeer nauw aan Hem verbonden, voor Hem verbannen naar Patmos. Wat zullen die twee hebben geluisterd naar den Dooper. hun hart ging open en de Geest onderwees hen: Zie het Lam Gods.
Die twee discipelen hoorden hem dat spreken!
Zij hoorden Johannes dat spreken en zij luisterden. Het ging hun ter harte. Het gebeurt niet dikwijls, dat er belangstelling is voor Jezus. Helaas, het dat van Johannes wordt schaars gehoord, tenminste zooals Johannes het zeide. Er is weinig levende Christus-verkondiging in onze dagen. Men meent, dat vele woorden over de ellende en een enkele opmerking over Christus genoeg is. Maar hoe Hij den verlorene redt wordt weinig vernomen en nog minder hoe de geredde leeft uit Christus.
Ik denk aan dien hoorder, die opmerkte, dat een prediker hem was tegengevallen; want: hij predikte Christus. Toen kwam er een ander en die was meegevallen, want die had zijn ellende verklaart en was daarbij gebleven. Dat was spijze naar zijn smaak. Wel een bewijs, dat het met diens mans ellende nog zoo erg niet was. Dat hij zelfs bij benadering niet wist wat het zegt: Geef mij Jezus of ik sterf. Hij kon in zijn ellende zeer wel leven en zocht enkele kenteekenen in zichzelven, maar openbaarde daardoor de ware kenmerken der genade te missen. We beleven een vreemde tijd. Aan de eene zijde een oppervlakkig Christendom zonder kennis van ellende en verlorenheid, aan de andere zijde ook een breede zoom van menschen, die meenen in hun blindheid, dat zij niet verlost en gered behoeven te worden. Zij hebben het vaak nog druk over Gods tijd- om hun ongeloof te bemantelen, maar weten niet, dat hun tijd om zich te bekeeren en God God te laten altijd daar is. Ook hierin zien wij, dat we leven in de laatste dagen. En toch is het ook weer niet nieuw wat zij zeggen. Of hebben zelfs de dochteren Jeruzalems van ouds niet aan de Sulamith gevraagd: Wat is uw liefste meer dan eens anders liefste! Daar weet de Bruid van Christus best een antwoord op: Mijn Liefste is blank en rood en Hij draagt de banier boven tienduizend. Zulk een is mijn Liefste, ja, zulk een is mijn vriend, gij dochters van Jeruzalem.
Maar juist het hart van de discipelen van Johannes gaat open, hun ziel smacht als zij den Dooper dat hooren spreken: Zie het Lam Gods. Zij hongeren naar de gerechtigheid en die openbaart zich niet in het verachten der eenige zielespijze, noch in het kunnen missen van Christus. Zij hoorden hem dat spreken. Daarop wacht juist de boetvaardige van hart, want zonder vergeving van zonden kunnen zij geen vrede hebben. En de droefheid naar God werkt nog steeds eene onberouwelijke bekeering tot zaligheid. Jezus van Nazareth is het Lam Gods. Dan gaan de gedachten uit naar het Pascha, naar het zoenoffer, naar het uitgaan in vrijheid. Die zelf onze zonden in zijn lichaam gedragen heeft op het hout. Jezus als het Lam is de hemelsche magneet, die harten trekt, aangeraakt door den Heiligen Geest.
Dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken, waarvan ik de voornaamste ben. Mij, den voornaamste der zondaren, is barmhartigheid geschied.
Zoo gaan Andreas en Johannes uit tot Jezus in geloof. Ook de Dooper verkreeg zijn hartewensch. Niet, dat zij reeds de diepte verstonden van hetgeen zij hem hoorden zeggen: zie het Lam Gods. O neen, dat zal weldra blijken; zij zullen den gang moeten maken naar Golgotha en langs Paschen komen tot Pinksteren. Maar, verstond Petrus zijn eigen uitroep in volle diepte: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods? Neen toch! Evenwel zegt de Heere Jezus: vleesch en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. Zalig zijt gij, Simon. Bar Jona!
De diepte van hetgeen hij sprak, verstond de Dooper ook zelf nog niet. Toch was het waar voor zijn ziel en die zijner discipelen. Er was waarachtige boetvaardigheid en eene wezenlijke geloofsbetrekking op Jezus. Andreas zegt straks: Wij hebben gevonden den Messias. In hun hart was onbepaalde vreugde met sterk verlangen om aan dezen Messias nader verbonden te worden en meer van Hem te kennen.
En zij volgden Jezus.
Dit wil niet zeggen, dat zij van nu voortaan bij Hem bleven als zijne apostelen. Neen, hier worden ze discipelen van Jezus en later worden ze geroepen tot apostelen van achter de netten. Ze laten den Dooper los en gaan over tot de bruidsgemeente van Christus. Die uitdrukking Jezus volgen komt vaak voor in de evangeliën om te zeggen, dat men Hem uitwendig volgde. De schare volgde Jezus. Maar volgen en volgen is twee. Eenmaal vroeg Jezus aan zijne discipelen, toen velen Hem verlieten en niet meer met Hem wandelden: Wilt gijlieden ook niet weggaan? Dan antwoordt Petrus voor allen: Tot wien zullen wij henengaan, Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. Hier, bij deze twee is een letterlijk volgen van den Heiland met geestelijke verbinding. Zoo deden ook die blinden, die riepen: Jezus, Gij Zone Davids, ontferm u onzer. Zoo volgde de Kananeesche vrouw Hem. Wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd. Dan antwoordt Jezus zijnen discipelen, dat zij. die Hem gevolgd zijn, in de wedergeboorte der wereld met Hem zullen zitten op 12 tronen, oordeelende de 12 geslachten Israëls.
Zalig, wie mag leeren dat naloopen. dat achteraan kleven in den geest. Laat de dooden hunne dooden begraven, volg gij Mij. Alles loslaten om Hem te volgen. Eigen leven verliezen om het Zijne te gewinnen. Dan achten wij de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom dan alle aardsche gewin. Een overste zeide: Ik zal u volgen waar Gij ook henen gaat. Maar, wat kwam ervan terecht? Velen volgden Hem om de brooden.
Anderen meenen Hem te volgen als voorbeeld, maar ken nen Hem niet als Zaligmaker, als het Lam. Mijne schapen hooren mijne stem en volgen Mij. Ik ben het licht der wereld, die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens hebben. Zalig degenen, die het Lam volgen waar het ook henen gaat.
Dat volgen komt voort uit de trekking des Geestes, die ook de voeten schoeit met bereidwilligheid des evangelies. Dat volgen brengt zaligheid door Zijne tegenwoordigheid. Als het gaat door de diepten van donkerheid en smart zegt Hij: Ik ben het, volg Mij. Wie Hem volgt komt nergens waar Jezus zijn voetstap niet zet. Zalig uit te gaan op de voetstappen van den grooten Herder der schapen.
Trek mij, wij zullen U naloopen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 februari 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Zie het Lam Gods III (Slot).

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 februari 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's