Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De naderende bruiloft XI.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De naderende bruiloft XI.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is nu wel duidelijk, dat er van eene belijdende Kerk na de aanvaarding dezer nieuwe reorganisatie-voorstellen van de zich verlovende Vereenigingen Kerkopbouw en Kerkherstel niet meer sprake kan zijn dan thans het geval is. Integendeel, deze voorstellen brengen veel verder van den weg af, daar zij uit het Reglement „de leer", d.w.z. de belijdenisschriften der Nationale Kerk doen verdwijnen om daarvoor in de plaats te stellen de ledige reglementaire formule, die voor wie eenigszins met de geschiedenis van het dogma op de hoogte is, absoluut niets beteekenen kan. Het is wezenlijk een inhoudslooze formule, hoe volwaardig zij ook moge zijn in de oogen van den eenvoudigen Broeder, die niet in staat is het proces der leer-ontwikkeling te doorzien. De belijdenis aangaande den Christus Gods is er met opzet uit weggemoffeld, eene trinitarisch schijnende formule moet deze vervangen. En zoo treedt in de plaats van ,,de leer" een ijdel verhaal van woorden, die alles en niets beteekenen kunnen. En deze phraseologie in het Reglement zal nu de maatstaf der tucht moeten zijn, waarmede de ketterijen zullen worden gemeten en over het lot der ketters moet worden beslist. Het is bedroevend, dat deze oppervlakkige, volkomen waardelooze methoden van kerkherstel, nadat 120 jaren van strijd dienaangaande heel iets anders hadden kunnen leeren, nog opgeld doen.
Dat verwondert mij niet van de jonge, volkomen ervaringslooze menschen, die in zulke eene vereeniging als Kerkherstel eene vooraanstaande plaats innemen, maar het verwondert mij wel van een man als Prof. Haitjema, die al is hij dan principieel een anti-Gereformeerd man, toch beter weten kan dan de jeugdige adepten, die onder zijne hooge bescherming in het bestuur van zijne vereeniging onder zijn kapelmeesterschap meeblazen. Het was ook beter, dat hij die jongelui in plaats van hen tot kerkherstellers te promoveeren, aanried eerst eens te gaan studeeren in de eerste grondbeginselen van het Gereformeerde Protestantisme. Zelf schijnt hij daar ook geen oog voor te hebben. Hetwelk voor een man van zijne capaciteit te betreuren is. Ik zeg dit daarom, omdat deze door hem tot gewichtige persoonlijkheden gepromoveerde jongelui, hoewel zij nog geen tijd gehad hebben zich in de dieper liggende vraagstukken in te werken, zich al meenen op te moeten werpen als voorlichters. Nu is dat wel in deze moderne maatschappij een veelvuldig voorkomend verschijnsel. Deze maatschappij toch leeft op phantasie, op phraseologie en op luchtkasteelen. Zelfs in de politiek doet de methode van de detectiveroman tegenwoordig opgeld. Doch de vrucht van dit alles is de optocht naar den ondergang. In een kerkelijken kring als Kerkherstel zou men echter meer degelijkheid en voorzichtigheid verwachten. Intusschen, dat is nu blijkbaar niet zoo. Aan het in het algemeen genomen kerkelijk orthodoxe publiek worden de bruiloftsliederen van Kerkopbouw en Kerkherstel voorgezongen en de goegemeente voor zoover zij nog in kerkelijke zaken belangstelt, luistert opgetogen, in de gelukkige verwachting en de blijde hope, dat dit huwelijk een hernieuwd kerkelijk leven baren zal. Intusschen wie wat nuchter is en nadenkt, kan al een koud bad genomen hebben in de toelichting van Prof. v. d. Leeuw, die in dit voorgestelde reorganisatie-plan heel wat anders leest dan Confessioneelen en halve Confessioneelen en halve gereformeerden en dan alles wat half is. Doch Prof. v. d. Leeuw, representant van de ethische vereeniging „Kerkopbouw", heeft het beter begrepen dan de halve heeren ter rechterzijde.
Deze werden geërgerd door de tot in het roode verloopende tuchteloosheid, die in de Kerk heerscht. Dat er modernen zijn in de Kerk is hun een ergernis, dat er sociaal-democraten zijn onder dominees, stemt hen bitter, maar dat er zelfs communisten zijn, is hun een doorn in het oog. Daaraan moet nu maar eens een eind komen! En om dat einde te bereiken is nu dit heele zaakje opgezet. De heeren werden bang, dat ten slotte aan deze kerkelijke verwarring een eind zal komen op andere wijze en door andere macht. Doch dat is nu ook de heele motorische kracht in dit streven. Van beginselen is hierbij geen sprake. Was daarvan sprake, zij zouden niet kunnen marchandeeren. Bovendien, dan zouden zij allereerst voor de vraag komen te staan, of zij eigenlijk zeiven niet moesten verdwijnen uit de Kerk. En dat kunt gij begrijpen: de Kerk, dat zijn zij, die is van hen! Zelfs Gereformeerden moesten er eigenlijk niet meer in zijn. ..Dat moest niet magge", zei mij eens iemand, „allemaal verouderde orthodoxie." Doch over de grondvraag maken deze kerkherstellers het zich niet moeilijk. Zij leven in de oppervlakte der hedendaagsche dialectische theologie, welker wortelen onder de loupe hunner critiek niet komen. Zij herhalen, wat Barth zegt over de dogmatiek en wat hij noemt „die Christliche Rede". De dogmatiek zou berusten op de veronderstelling, dat deze „Christliche Rede" geen onbepaalden vrijbrief heeft, dat ook daarin sprake is van waarheid en dwaling, van recht en onrecht, van rechtmatigheid en van onrechtmatigheid. En zoo moet er dus een norm zijn. En die norm ligt nu bij de Heeren en Dames van Kerkherstel zeiven. Zij zullen nu straks in de Kerk vertellen wat „die Christliche Rede" alzoo zegt. En dat zal dan de tucht in de Kerk dragen bij alle gelegenheden, die tucht vorderen, omdat er klagers zijn. Maar laat ons nu ook bij die tucht vragen naar hetgeen de zoo in heel dit reorganisatie- streven wel doorkneede Prof. v. d. Leeuw er ons van verteld heeft in de reeds vroeger in deze artikelen aangehaalde rede. Hij sprak aldus volgens het verslag in de N i e u w e R o t t. C r t :

B. de tucht. Er is ernstig naar gestreefd hier een vorm te vinden, die noch uitsluitend gewetenstucht is (deze werd ook door een der sprekers op het Vrijzinnig Congres reeds verworpen), noch procesmatig in dien zin, dat op bloot formeele gronden zou kunnen worden geoordeeld. Hier was het meeste werk reeds gedaan door het Kerkopbouw- ontwerp, dat in de figuur van den Moderator het element van persoonlijke, herderlijke zorg in de tucht inschakelde. Het is natuurlijk waar, dat ook de ontworpen bepalingen verkeerd kunnen worden toegepast. Hier kunnen wij niets beloven, alleen bidden.
C. de minderheden. Hier is een poging gedaan tot zuivering van den toestand, een poging, die kerkelijker is dan het ontwerphuisgemeenten van Kerkopbouw. Wij willen een eind maken aan het verspillen van kostbare energie en het verspelen van nog kostbaarder heiligheid, dat in onze kerk door den minderhedenstrijd de grootste verwoestingen aanricht.
D. de proponentsformule. De nieuwe toestand moet gemarkeerd worden. W i e als dienaar des Woords in de kerk komt, moet weten, hoe hij zich verbindt aan een kerk, die kerk wil zijn, geen vereeniging tot opbouw van religieus leven. Daarom moest ook de proponentsformule worden verniewd en het belijdend karakter der kerk daarin duidelijker uitgedrukt. Wie in het nieuwe ontwerp een overwinning van Kerkherstel en Kerkopbouw ziet, zooals wij dezer dagen konden lezen, Iaat zich leiden door wat hij gaarne zou zien, opdat in de kerk vooral maar niets gebeure. Wie daarin een overwinning van Kerkopbouw ziet, vergist zich al evenzeer. Slechts moge spr. als zijn vaste overtuiging uitspreken, dat de beginselen van Kerkopbouw door het ontwerp in geen enkel opzicht in het nauw zijn gebracht en daarin voor een groot deel uitgedrukt.
Belijdenis is een levende acte. Het gaat bij het nieuwe belijden niet om het schrappen van dit of dat. Het gaat om het terugvinden van de houding der belijdenis van God, den Vader, van Jezus Christus den Zoon en van den Heiligen Geest, door de gansche kerk. Dit verwachten wij van de nieuwe kerkorde; dat ieder dit gaat voelen als een heilige plicht. Het nieuwe belijden zal uitkomen in dogmatische bezinning zoo goed als in apostolischen arbeid, in het spreken tot God zoo goed als in het spreken tot de wereld. Of het zoo ook zal geschieden? W i j weten het niet. W i j kunnen alleen doen wat onze hand vindt te doen, in het geloof aan de kerk, die het Lichaam van Christus is.

Tot zoover Prof. v. d. Leeuw. W a t blijkt daar nu uit? Is er hierbij nu sprake van een norm, die zoo concreet is, dat daarvan een leidende functie uitgaat? In het geheel niet. Over het tucht-begrip als zoodanig spreekt Prof. v. d. Leeuw zich niet uit. Alleen ligt aan zijne beschouwing ten grondslag het besef, dat er ook in de Kerk tucht moet zijn. Dat is het vooronderstelde uitgangspunt. Maar wat die tucht is, wordt, niet nader toegelicht. ,,Er is", zoo zegt hij van dit reorganisatievoorstel, „ernstig naar gestreefd hier een vorm te vinden, die noch uitsluitend gewetenstucht is (deze werd ook door een der sprekers op het Vrijzinnig Congres reeds verworpen), noch procesmatig in dien zin, dat op bloot formeele gronden zou kunnen worden geoordeeld.'' W i j vernemen hier dus, dat wij goed moeten begrijpen, als deze reorganisatie wordt doorgevoerd, dan zal er in tuchtzaken over de leer door de berechtende colleges een tucht worden geoefend, die ,,niet uitsluitend gewetenstucht" is. ,,Niet uitsluitend", dus toch wel eenigszins. Er zal een percentage, als ik het zoo mag zeggen, „gewetenstucht'' in zijn. Aan de formuleering van Prof. v. d. Leeuw is het reeds te zien, dat hem deze tucht allerminst klaar is. De Vrijzinnigen verwierpen deze gewetenstucht geheel. Zij stonden en staan er zoo voor ook in de Kerk, dat zij tot alle besturen, die over de leer zullen beslechten, zullen zeggen: ..Mijne heeren, wie wij van binnen in onze consciëntie zijn, dat gaat U niets aan." Nu, dat kunnen wij die Vrijzinnigen niet kwalijk nemen. W i j zouden dit ook kunnen zeggen voor zulk een besturen-rechtbank. De Kerk oordeelt niet over het inwendige leven. Daarover oordeelt alleen God door en naar Zijn Woord. De dwaling der Vrijzinnigen daarbij is echter, dat zij meenen hiermede er nu af te zijn. En de onklaarheid in Prof. v. d. Leeuw's omschrijving ligt in de toevoeging: „niet uitsluitend". Dus tot op zekere hoogte toch wel een gewetenstucht. Het is duidelijk, dat dit in het geheel niet duidelijk is. Er is gewetenstucht in of niet, maar er kan niet in zijn: „eenige gewetenstucht", gewetenstucht tot zekeren graad. Het geweten kent geen andere uitspraak dan ,,ja" of „neen". Maar, en daaruit blijkt het gebrek aan nauwkeurige overweging van het tuchtbegrip, daarover gaat het niet bij de tuchtvraag. Het gaat bij tucht niet over het geweten, maar over de objectieve verhoudingen. Het is daarbij niet de vraag, of een moderne, een Dr. Snethlage of een ethische of een quasi Gereformeerd lid der Kerk of Dienaar der Kerk, modern of ethisch mogen zijn of quasi Gereformeerd. Dat mogen zij wel zijn naar onze menschelijke rechtsorde in dezen tijd. Niemand kan en mag hun daarvan een verwijt maken, al heeft een Christen de roeping hen te vermanen naar den Woorde Gods. Neen, het gaat bij de tucht niet om de vraag, of een moderne of een ethische in zijn geweten zich niet gekweld weet door zijn lidmaatschap der Hervormde Kerk. Bij de tucht gaat het over de vraag, of deze eerlijke man, die verklaart modern te zijn en den Heere Jezus Christus dus niet erkent als het door God gegeven Lam ter verzoening onzer zonden, lidmaat der Kerk in het algemeen kan zijn en als Dienaar des Woords in het bijzonder, de Kerk kan dienen. Die vraag wordt niet, als het op tucht aankomt, beantwoordt door het geweten van hem, die onder de tucht komt. maar door de objectieve belijdenis, waarin de Kerk haar geloof uitspreekt. Die belijdenis draagt de norm in zich, fungeert als objectieve norm. En daarvan is nu bij deze reorganisatievoorstellen geene sprake. Dat wordt hier door Prof. v. d. Leeuw duidelijk gezegd, hoe onduidelijk eene „niet uitsluitende gewetenstucht" moge zijn. duidelijk is, dat „een procesmatig" verloopende tucht, „waarbij op bloot formeele gronden zou kunnen worden geoordeeld", hier als niet bedoeld wordt afgesneden.
Indien wij ons nu niet met woorden laten afschepen, maar het weten willen waar wij nu straks, als deze reorganisatie zal worden ingevoerd, met de tuchtvraag aan toe zijn, dan blijkt uit dit nevelachtig omschrijven maar één ding duidelijk, namelijk, dat de leertucht onder dit nieuwe reorganisatievoorstel een wassen neus zal zijn. Het kan daarom niets beteekenen, omdat in dit voorstel in het geheel niet duidelijk wordt wat tucht is, wat de Heeren er onder verstaan, noch ook welke normen daarin zullen gelden als beslissend bij het oordeel over hen, die van ketterij worden aangeklaagd. De trinitarische formule kan er, dit bleek ons, absoluut niet voor dienen, daar zij in hare ledigheid en niets-zeggende onbeduidendheid geen lijn en geen licht geven kan. Deze leegte schijnt nu te moeten worden aangevuld door de invoering van een in de Nederlandsche Kerken van Gereformeerden huize onbekend, nieuw ambt. Er wordt namelijk in de nieuwe nog te aanvaarden tekst van het in het uitzicht gestelde Art. 9 gesproken van „den Kerkvisitator en den Moderator". Het schijnt, dat wij hierbij van doen hebben met twee nieuwe baantjes in ons Hervormd kerkelijk leven. Het begrip van den Kerkvisitator wijst op eene ambtelijke vaststelling, op eene personifieering van het begrip der Kerkvisistatie, dat ons bekend is uit ons reglement op de Kerkvisitatie, dat handelt over het onderzoek naar den stoffelijken en geestelijken toestand der gemeenten, naar de wijze, waarop predikanten en ouderlingen en diakenen hun plicht vervullen. Kerkopbouw was met de bestaande bepalingen aangaande de Kerkvisitatie niet tevreden en wenschte de schepping van twee nieuwe ambtelijke functies: Kerkvisitator en Moderator, aan welke waardigheidsbekleeders in Prov., resp. Algem. Synode een prae-adviseerende stem zal worden toegekend. W i j hebben hier te doen met een nieuw ambt, dat in afwijking van den dominocratischen geest van het Reglement, ook door ouderlingen zal kunnen worden bekleed.
Het komt ons voor, dat dit buitenlandsch fabrikaat is, „made in England", misschien nog elders gezocht. Doch hoe dit ook moge zijn, ik meen te mogen zeggen, dat door deze nieuwe ambtelijke vinding dit heele reorganisatie-voorstel voor onze gemeenten en ook voor onze predikanten wel niet aantrekkelijker worden zal. Ook daarvan is het misschien goed in herinnering te brengen: Bezint, eer gij begint. Daarover een volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 maart 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De naderende bruiloft XI.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 maart 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's