Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Philosophische theologen II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Philosophische theologen II.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige maal gaven wij het eerste gedeelte onzer critiek op het boek van Dr. Vollenhoven. Er bleek uit, hoe deze schrijver methoden toepast, die uit wetenschappelijk oogpunt absoluut verwerpelijk zijn, omdat op deze wijze aan de studenten, aan de latere predikanten, een oppervlakkig naschrijven wordt geleerd, waartoe een mensch van nature toch al geneigd is, maar waarvan zij juist moeten worden afgebracht. Het is veel gemakkelijker maar na te schrijven uit boeken door anderen samengesteld, dan zelfstandig onderzoekingen in te stellen, zich te verdiepen in de echte bronnen, waaruit alleen de kennis kan worden opgediept. Het verval blijkt, wanneer wij bedenken, dat een man als b.v. Dr. Bavinck, om van Dr. Kuyper niet te spreken, zich nooit tot werkmethoden zou hebben laten verleiden, die op een Jongelingsvereeniging misschien er door kunnen.
Zooals ik zeide: het groote nadeel daarvan is, dat op deze wijze de opleiding even slechte vruchten moet afwerpen op elk ander gebied. En dit is te meer te betreuren, omdat het zelfstandig nadenken en zichzelf voortdurend onder critiek houden, eene der eerste voorwaarden is, die moet worden bijgebracht aan jongelui, die immers later zelfstandig moeten optreden als leiders der gemeente. Het is natuurlijk bij Hooger Onderwijs, evenals bij elk ander onderwijs, door de ervaring geleerd, dat lang niet allen goede leerlingen worden of kunnen worden. De gaven zijn verscheiden. Ook behoeven zij niet allen even wetenschappelijk aangelegd te zijn. Maar zij hebben wel allen behoefte aan een zelfstandig oordeel. En wanneer zij zien, dat hunne leermeesters zoo voorgaan, dan volgen zij dit licht als de lijn van den minsten weerstand.
Doch laat ons nu verder het critisch onderzoek volgen van het geschrift.

H. Th. Vollenhoven. Het Calvinisme en de Reformatie van de Wijsbegeerte.
II.
Hoewel nu dit historisch gedeelte het grootste deel van dit boek beslaat, is het toch eigenlijk niet het hoofdmoment. Dit ligt voor ons in wat hij het systematisch deel noemt. Dit neemt een goede zestig bladzijden in beslag. Daaruit nu blijkt het, dat de schrijver meent iets geheel nieuws te moeten geven, eene eigene, geheel oorspronkelijke wijsbegeerte, natuurlijk slechts in schematischen vorm.
Dit streven is niet onverklaarbaar. Hij wil uitgaan van de gereformeerde beginselen, voelt blijkbaar behoefte aan rechtvaardiging. Er is echter een groot en diepgaand onderscheid tusschen eiken vorm van Protestantisme en het Roomsch-Katholicisme. Eene Roomsch-Katholieke Universiteit b.v. kan, krachtens hare onderschikking aan de kerkelijke hiërarchie, met eene voorgeschreven wijsbegeerte de wereld ingezonden worden. Maar het Protestantisme, ook het Gereformeerde Protestantisme, erkent geene hiërarchie en is niet zonder het vrije onderzoek. Men kan niet zeggen: hier is de philosophie van het Gereformeerde Protestantisme. Rome heeft in het Thomisme de aangewezen wijsbegeerte, doch op Protestantsch gebied is zooiets zelfs niet denkbaar. Wie eenigszins met de geschiedenis der Gereformeerde theologie op de hoogte is, die weet, dat het Gereformeerde Protestantisme nimmer met eenige philosophie een verbond sloot. Dat beteekent natuurlijk niet, dat Gereformeerde theologen geene aanhangers kunnen zijn van bepaalde philosophische scholen, welker principia met de Christelijke wereldbeschouwing vereenigbaar zijn. Het hangt van de persoonlijkheid af tot welke zij zich getrokken gevoelen. Het is bekend, dat zelfs reeds in de dagen van Calvijn er onder zijne medestanders waren, die zich bijzonderlijk tot Aristoteles getrokken wisten, maar er waren er ook, die meer Platonische sympathieën hadden. Zelfs op de Dordtsche Synode zijn de sporen merkbaar van de antagonie tusschen deze twee stroomingen. De wijze, waarop ook door Gereformeerden het Christelijk beginsel beleefd wordt, is niet steeds eenerlei. Er zijn er altijd geweest, die er behoefte aan hadden de wijsbegeerte te hulp te roepen, zooals er ook waren, die in de zekerheid van hun Christelijk bewustzijn de Heilige Schrift als Gods Woord kennen als de plaats om te staan. Het onderscheid valt onmiddellijk op. Wie b.v. de Commentaren van Calvijn op Genesis legt naast die van Junius, wordt onmiddellijk getroffen door den Aristotelischen zin bij de laatste, terwijl er bij Calvijn niet slechts geen spoor van te ontdekken valt, maar omgekeerd het klare bewustzijn optreedt van het principieele onderscheid tusschen de religieuse waardeering en die van het wetenschappelijk streven zijner dagen. Calvijn had den rietstaf der philosophie niet als een steunsel noodig op zijn weg. Maar niet allen, die hem volgden, deden als hij. En de geschiedenis heeft geleerd de eeuwen door en leert dit ook in onzen tijd, hoe de wijsbegeerte in theologische hand een rietstaf blijken kan, die haar doorboort.
De geschiedenis niet slechts der theologie, maar ook die van het kerkelijke leven, had voor Dr. Vollenhoven een baken in zee moeten zijn, nu hij als ,,Gereformeerd" man zich voor de vierschaar van ons moderne leven wilde rechtvaardigen. Hij had, alvorens zijn boek te schrijven, zich moeten doorwerken tot de klare bewustheid van hetgeen voor den Gereformeerden denker het groote probleem is. Het was zijne taak geweest de wijsbegeerte, zooals zij in het wetenschappelijk leven onzer dagen verschijnt, te confronteeren met de Gereformeerde levens- en wereldbeschouwing, opdat beider bestaansrecht zou worden getoetst en beider grenzen getrokken. In de plaats daarvan komt hij met de simpele verklaring, dat het Christelijk dogma een complex van wijsgeerige grondstellingen is. Dit doet ons denken aan den tooverstaf, waarmede alle groote, nijpende problemen plotseling verdwijnen.
Dr. Vollenhoven vangt met wijze woorden aan. „Zullen we", zoo zegt hij blz. 9, ,,den weg vinden uit den chaos der meeningen, dan hebben we vóór alles noodig een scherpen blik voor de verscheidenheid, die zich hier voordoet." En nu hij zijne taak begint, zoo moet hij dan toch zeggen, wat onder wijsbegeerte, wat onder Calvinisme zij te verstaan. Zie hier dan zijne omschrijving van het begrip der wijsbegeerte, op blz. 13.
,,Wie wijsgeerig bezig is, is in ieder geval bezig te denken. En wel steeds over iets, wat dit ook zij. En het resultaat, dat hij zoo, indien hij althans over iets goeds denkt, bereikt, is wijsgeerige kennis omtrent dat iets." Getuigt nu dit antwoord op de vraag: Wat is wijsgeerig denken? van een scherp onderscheidenden blik? Weten we nu daaruit, wat onder wijsbegeerte moet worden verstaan? Deze woorden zijn geen vruchten van ,.scherpe" distinctie.
En nog minder blijkt daarvan, als hij poogt te komen tot zijn eigenlijke basis, tot wat hij ,.woordopenbaring" noemt. Om dat doel te bereiken worden de agnostici aldus bij voorbaat afgewezen: ..Talloos velen erkennen, dat het kenbare niet tot den kosmos beperkt is, m.a.w. dat we ook kennis kunnen verkrijgen omtrent God en over Zijne verhouding tot al het overige." En nu het bewijs voor deze stelling: ,,Het agnosticisme is niet algemeen, want de meeste volken hebben ,,een openbaringsgeloof". En waarom is er dit? Omdat er verband is tusschen het kenbare en de kennis. Daarom komen al deze volken tot een ander resultaat dan de agnostici.
Het behoeft geene toelichting, dat zulk een redeneertrant geenerlei bewijskracht heeft. Doch de auteur heeft dezen aanloop noodig om te komen tot eene categorie van menschen, die gelooven, dat ,,deze openbaring", voor zoover ze tot menschen gericht was, ook „gesproken" werd, dus dat zij het karakter van ,.woordopenbaring" draagt. En zulke menschen zijn allerminst „zeldzaam", zegt Dr. Vollenhoven, al is hun aantal geringer dan dat der vorige groep. Maar hij vindt het zeer begrijpelijk, dat „de menschen met zulk een woordopenbaring" afwijzen „wat aanvaard wordt door de verwerpers van alle woordopenbaring". Doch zoo gaat het voort: „de aanvaarding van eene woordopenbaring is nog allerminst specifiek Christelijk." Het Christelijke is er eerst, wanneer „de woordopenbaring in verband staat met Christus". Een Christen „kan zich niet vinden in een wijsgeerig systeem, dat in het geheel niet rekende met Hem, die het middelpunt van zijn leven was". En zoo meent Dr. Vollenhoven nu te kunnen komen tot de erkenning der „echte woordopenbaring". En wie nu daar toe komt en „daar nu maar op let, die zal het heel niet vreemd vinden, dat er nu ook tusschen het Calvinisme en de wijsbegeerte verband wordt verondersteld." Zie hier woordelijk overgenomen het betoog, dat moet verklaren „de combinatie van wijsgeerig denken en Calvinisme".
(Wordt voortgezet.)

Zie hier het tweede gedeelte onzer critiek. De groote fout, die velen, die tot ,,de gereformeerde kerken" behooren, aankleeft, is, dat zij bezeten zijn met den waan als ware hunne kerkformatie de eenig ware. Het is bij sommigen een imitatie van Rome, dat ook zich proclameert voor de eenig ware kerk. Bij zulk eene alleen zaligmakende Kerk behoort een leersysteem, dat als een keurslijf sluit, een eigen cultuurleven en dus ook een eigen philosophie.
Wie deze wijsheid niet aanvaardt, is natuurlijk niet „van het houtje", is eigenlijk niet voor vol en dus niet voor ,,gereformeerd" aan te zien. En zulk eene philosophie meende nu Prof. Vollenhoven zoo maar te kunnen geven! Dat dit faliekant moest uitkomen, ligt voor de hand. Eene philosophie kan men nu eenmaal zoo maar niet maken. Het bedroevendst echter is, dat op deze wijze duidelijk blijkt, dat de kennis van het Gereformeerd Protestantisme in zulk eene leiding ontbreekt. Indien daar nu studenten zijn, die nadenken, hoe zouden die met deze wijsheid tevreden kunnen zijn? Geen wonder, dat zij elders gaan grasduinen en afdolen van den weg der Waarheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 april 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Philosophische theologen II.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 april 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's