Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het spijsoffer I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het spijsoffer I.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Leviticus 2. Als nu eene ziel eene offerande van spijsoffer den Heere zal offeren, zijne offerande zal meelbloem zijn; en hij zal olie daarop gieten en wierook daarop leggen; en hij zal dat brengen tot de zonen Aärons, de Priesteren, welker een daarvan zijne hand vol grijpen zal uit deszelfs meelbloem, en uit deszelfs olie, met al deszelfs wierook; en de Priester zal deszelfs gedenkoffer aansteken op het altaar: het is een vuuroffer ten liefelijken reuke des Heeren. Wat nu overblijft van het spijsoffer zal Aärons en zijner zonen zijn; het is eene heiligheid der heiligheden van de vuurofferen des Heeren. En als gij offeren zult eene offerande van spijsoffer, een gebak des ovens, het zullen zijn ongezuurde koeken van meelbloem met olie gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken. En indien uwe offerande spijsoffer is, in de pan gekookt, zij zal zijn van ongezuurde meelbloem met olie gemengd. Breek ze in stukken en giet olie daarop; het is een spijsoffer. En zoo uwe offerande een spijsoffer des ketels is, het zal van meelbloem met olie gemaakt worden. Dan zult gij dat spijsoffer, hetwelk daarvan zal gemaakt worden, den Heere toebrengen, en men zal het tot den Priester doen naderen, die dat tot het altaar dragen zal; en de Priester zal van dat spijsoffer deszelfs gedenkoffer opnemen en op het altaar aansteken: het is een vuuroffer ten liefelijken reuke den Heere. En wat overblijft van het spijsoffer zal Aärons en zijner zonen zijn: het is eene heiligheid der heiligheden van de vuurofferen des Heeren. Geen spijsoffer, dat gij den Heere zult offeren, zal met deesem gemaakt worden, want van geen zuurdeesem en van geen honig zult gijlieden den Heere vuuroffer aansteken. De offeranden der eerstelingen, die zult gij den Heere offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen ten liefelijken reuke. En alle offerande uws spijsoffers zult gij met zout zouten, en het zout des verbonds uws Gods van uw spijsoffer niet laten afblijven: met alle uwe offerande zult gij zout offeren. En zoo gij den Heere een spijsoffer der eerste vruchten offert, zult gij het spijsoffer uwer eerste vruchten van groene aren bij het vuur gedord, dat is. het klein gebroken graan van volle groene aren, offeren; en gij zult olie daarop doen, en wierook daarop leggen: het is een spijsoffer. Zoo zal de Priester deszelfs gedenkoffer aansteken, van zijn kleingebroken graan en van zijne olie, met al den wierook: het is een vuuroffer den Heere.

Hebben wij het brandoffer besproken, thans volgt het spijsoffer. In Leviticus 2 wordt ons dit uitvoerig beschreven. Zoowel het spijs- als drankoffer zijn onbloedig. Dat wil zeggen, geen bloed wordt er geofferd. Maar wel moeten wij erop letten, da ze steeds in verbinding met bloedige offers worden gebracht, omdat geen enkel offer den Heere kan behagen dan in verbinding met het bloed. Geen betrekking des vredes is er tusschen God en mensch of steeds moet het bloed tusschenbeide staan, het bloed van Christus, het onbestraffelijk en onbevlekt lam.
In het bijzonder worden spijs- en drankoffer verbonden met het brandoffer, zooals ons ook hier blijkt.
Ook het spijsoffer heeft betrekking op Christus. Het bepaalt ons vooral bij het leven van den Heere Christus als Messias. Het dragen der zonde treedt op den achtergrond. Het spijsoffer is een heerlijk type van Christus, zooals Hij geleefd heeft en gediend op aarde ten tijde Zijner omwandeling. Jezus is de spijze Zijns Vaders. Hij verkwikt zich met Hem. In Zijn gansche leven en streven vond de Vader verkwikking in Hem, Maar nu geeft Christus zich ook als de spijze van Gods welbehagen voor Zijne gemeente en aan Zijne gemeente, toebereid met de olie des Geestes, en met den wierook Zijner voorbidding, opdat zij in gemeenschap met Hem zich Gode zouden wijden. Met Christus worden de schapen van Gods weide gevoed en met Hem mogen zij zich stellen voor God als een offer der dankzegging. Wij denken aan het woord van den apostel: Laat ons dan door Hem Gode altijd opofferen eene offerande des lofs, dit is de vrucht der lippen, die Zijnen naam belijden.
Dit alles moet den waren christen opwekken tot eene nauwgezette betrachting van het spijsoffer. Deze heilige verborgenheid is zeer dierbaar voor het hart en vol van Christus. Alles wat aan Hem is, is gansch begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste, ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem.
Dat Hij waarachtig mensch was is een zeer dierbare waarheid. Zoo alléén kon Hij Gode behagen en Sions Borg zijn. Gods kind wordt niet alleen onderwezen in Zijne waarachtige godheid, maar evenzeer in zijne ware menschheid. Zulk een Middelaar betaamde ons. Hij is de zoon des menschen en de Zone Gods, te prijzen in der eeuwigheid. Indien het woord van Christus rijkelijk in ons mag wonen en Zijn Geest met kracht werkt, zoo zullen wij Hem gelijkvormig worden en Gode leven. Mijne schapen hooren mijne stem en volgen Mij.
Jezus is een waarachtig mensch, nu gezeten aan de rechterhand des Vaders. Zijn medelijden en medeleven is volmaakt. Zijne liefde peilloos diep als de oceaan. Zijne macht onbeperkt, waardoor Hij gadelooze wonderen werkt en Zijn volk vervult met vrede en troost. Zijne wijsheid is onbegrensd, zoodat Hij steeds een pad zal vinden, waarlangs hun voet kan gaan. Zijne hulpmiddelen zijn onuitputtelijk, zoodat Hij nimmer verlegen staat wat te doen voor de Zijnen om hen te redden en te helpen. Zijne rijkdommen zijn onbepaald, Zijn oor staat altijd open voor hun gebed en smeeking. Alle hunne ademtochten klimmen tot Hem op, die hen onuitsprekelijk lief heeft. Er is niets, maar dan ook niets, waarnaar het hart kan verlangen of het is in Jezus, den welbeminde onzer ziel, den gegeven Zoon, het geboren kind. Hebben wij behoefte aan medelijden? Hier is Jezus, die Zijne tranen vermengde met die van de zusters uit Bethanië.
Gods hart en genegenheden vinden alles in Hem. Hij was volmaakt in Zijne gedachten, woorden en daden. In Hem is majesteit vereenigd met zachtmoedigheid, zoodat men zeer dicht tot Hem kan naderen, terwijl toch de afstand der eerbiedenis wordt bewaard. Als vijf duizend menschen hongeren, zegt Hij vol majesteit: geef gij hun te eten. En als allen verzadigd zijn, gebiedt Hij: vergadert de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren ga. Hij voorzag mild en bewaarde toch zorgvuldig. Hij was volmaakt in alle Zijn wegen en rechtvaardig in al zijne werken. Bij volkomen onderwerping vindt gij onbuigzame waardigheid. Hij is zoowel ontledigd van zichzelven als zichzelven volkomen bezittende. Hij kon vragen: wat is het, dat gij Mij gezocht hebt, wist gij niet, dat Ik moest zijn in de dingen mijns Vaders en toch ging Hij met zijne ouders af naar Nazareth en was hun onderdanig. Hij zeide: vrouw, wat heb Ik met u te doen, en als Hij hangt aan den folterpaal, bezorgt Hij deze vrouw en gebiedt: zoon, zie uwe moeder, vrouw zie uw zoon. De volmaakte mensch nu wordt ons voorgesteld in de meelbloem. Luister nu naar ons texthoofdstuk. Het eerste vers:
Als nu eene ziel eene offerande van spijsoffer den Heere zal offeren, zijne offerande zal van meelbloem zijn, en hij zal olie daarop gieten en wierook daarop leggen.
In dat meel mocht geen enkele ongemalen of slechts verbrijzelde korrel zijn, het moest fijne meelbloem zijn. Niets oneffens, ongelijks, ruws bij aanraking mocht er in worden gevonden. Jezus is de gave, effene mensch. De tweede Adam. Nooit kon Hij uit den koers worden geslagen, noch door de wereld, noch door den duivel, noch door Zijne discipelen. Hij behoefde nooit een stap rugwaarts te doen, noch ooit een woord te herroepen. W a t uit zijne lippen ging bleef vast en onverbroken. Hebt ge wel eens een greep gedaan in de zachte fijne meelbloem en Christus verheerlijkt? Als gij de deur van uw woning inkomt, bedenkt dan: Hij is de deur! Als gij in uw keuken spijze bereidt, merk dan op: Hij is het ware spijsoffer, het voedsel der ziel. Jezus de volmaakte Christus. Daarvan spreekt de meelbloem.
Zoo is Zijn volk helaas niet. Menigmaal moeten zij meer dan één stap rugwaarts gaan en niet zelden een woord met berouw herroepen. In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet, en zelfs zijn zwijgen kan zondig zijn. Zelfs Mozes, bekend om zijne zachtmoedigheid, sprak in haast en bezondigde zich. Petrus bracht in zijn vleeschelijken ijver meermalen vreemd vuur op het altaar. En de hoogepriester Aaron, die eenmaal stil zweeg toen zijne zonen plotseling door een oordeel stierven, hielp mee een gouden kalf te maken om aan de afgodische neigingen zijns volks te voldoen.
Johannes ontstak in drift en wilde vuur van den hemel vragen, gelijk Elia weleer, om de tegensprekers te verteren. Paulus sprak tegen den hoogepriester woorden, die hij weldra herriep, toen hij wist, dat het de hoogepriester was. In allen vinden wij vele gebreken, maar niet in Jezus. W i e overtuigt Mij van zonde? kon Hij vragen. Er is geen bedrog in Zijnen mond geweest, noch onrecht tusschen Zijne lippen.

Gaan wij nu handelen over de bestanddeelen van het spijsoffer. De verschillende vormen, waarin het werd gebracht en de personen bij het offer betrokken.
De meelbloem, gelijk wij reeds opmerkten, was een hoofdbestanddeel van het spijsoffer. De eerste mensch is uit de aarde aardsch, de tweede mensch is de Heere uit den hemel.
Hij is de overste Leidsman en voleinder des geloofs. De volmaakte mensch.
Dan is daar de olie in het spijsoffer. Zij beeldt af den Heiligen Geest en Zijne gaven. Zij werd op tweeërlei wijze gebruikt. De meelbloem was met olie gemengd, dus tot deeg gemaakt met olie en tevens werd die olie gegoten op het spijsoffer. Het wordt ermee bereid en overgoten. De beteekenis is niet ver te zoeken en spreekt ons onmiddellijk toe. Christus is ontvangen door den Heiligen Geest. De bereiding Zijner menschelijke natuur is een gewrocht des Geestes en Zijn persoon als Middelaar is van den Geest niet meer te scheiden. Hij heeft zichzelven opgeofferd door den eeuwigen Geest. God was in Christus, en de Geest woonde in Hem, bekwaamde Hem in die menschelijke natuur. Hij is gezalfd met vreugdeolie boven Zijne medegenooten. De Geest des Heeren rustte op Hem. De Geest des raads en der sterkte, der kennis en der vreeze des Heeren.
Mattheus laat den Christus opkomen als den zoon van David. Marcus teekent Hem ons als den hemelschen arbeider. Johannes laat Hem zien als het Woord, dat vleesch werd en Lucas als den zoon des menschen, doch verbonden met den Geest. De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal U overschaduwen, daarom, dat heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.
Gij hebt Mij het lichaam toebereid, sprak Hij door den Geest der profetie. Zoo is Christus het goddelijke levende middelpunt, waaromheen zich alle werkingen en invloeden des Geestes bewegen. De meelbloem met olie gemengd. Door de verbinding met de olie wordt het spijsoffer, 'het meel tot deeg bereid voor het offer. Hij kon Gods spijsoffer niet zijn, ware Hij niet ontvangen van den Heiligen Geest en met dien Geest overstort. De volheid der Geestes-gaven was ook op Hem. Het vat werd niet alleen door den Geest bereid, doch ook tot den dienst gezalfd. Hij is God. geopenbaard in het vleesch. W i e smaak heeft in deze spijze ete tot verzadiging toe. Bij Zijn doop daalde de Geest op Hem neder in de gedaante eener duive en Hij bleef op Hem.
Hier is een diepe, heilzame les des levens en der godsvrucht. Hoe vaardig is de mensch om te loopen zonder gezonden te zijn. W a t al onrustige en onheilige werkzaamheden van een natuur, die nooit gewogen en geoordeeld is in de tegenwoordigheid Gods. Zijt gij dat, lezer? Is uwe natuur gewogen in de weegschaal des heiligdoms? En hebt gij uwe geesteloosheid leeren kennen? O. beschouw het goddelijk spijsoffer toch zeer nauwkeurig en versta, dat niet alleen wederbarende genade des Geestes u noodig is, maar wederom geboren uit water en Geest, behoeven wij tot alle dingen om Gode te kunnen behagen de kracht van den Geest van Christus als het ware spijsoffer. Hij zal het uit het Mijne nemen en Hij zal Mij verheerlijken. Zonder zalving des Geestes kan ik geen enkele goede, Gode welbehagelijke, gedachte denken. Hij kon zeggen: door den Geest Gods werp Ik de duivelen uit en maak Ik gezond. W a t niet door de kracht des Geestes, des Geestes van Christus wel te verstaan, is gewrocht, moet waardeloos zijn voor God, ja, erger dan waardeloos. Hoe moet deze gedachte toch leiden tot waakzaamheid en gebed. W i j behoeven geheele ontlediging van onszelf, opdat de Geest in ons werke en wone. W i j behooren door het Woord te leven en door den Geest te handelen.

In de derde plaats vraagt onze opmerkzaamheid de wierook in het spijsoffer.
Schaduwt de olie af de werkzaamheid van Christus door den Geest, dus het leidende levensbeginsel van den Borg, in de wierook (wyrook, dat is: heilige rook) worden wij gewezen op het voorwerp van Zijn dienst.
In de Schrift lezen wij van wierook; wierooker, dus iemand die wierookt; wierookheuvel verbonden met den mirreberg in het Hooglied en van het wierookvat in den offerdienst. Wierook is een gomgas en komt uit Arabië. De wierook dient ook om het offer welriekend te maken. Alles wat Jezus deed door den Geest is tot heerlijkheid Gods. Is welriekend. Elke gedachte, elk woord was den Vader een liefelijke reuk. Bij het spijsoffer nu deed het altaarvuur den aangenamen reuk van den wierook ontstaan. Zoo was het bij Jezus. Hoemeer Hij met zijn heilig leven in de vuurproef der gehoorzaamheid tot in den dood in ging, hoe hooger de geur opsteeg en hoe dichter de reukwolk werd. Daarom werd al de wierook op het altaar verteerd. Een verteerd leven gaf Hij den Vader.
De wierook is dan verder beeld van de voorbidding, op grond van de volmaakte gehoorzaamheid. Daarom wordt ook het spijsoffer een gedenkoffer genoemd. De Israëliet moest door het spijsoffer bewerken, dat de Heere in gunst nederzag en hem gedacht en zoo Zijn zegen liet afdalen. Jezus is de aangenaamheid der Zijnen bij den Vader. Hij bedekt, zooals onze catechismus zegt (vr. 36) met zijne onschuld en volkomene heiligheid mijne zonde en onheilige natuur voor Gods aangezicht.
De psalmdichter bad: gedenk mijner, o Heere, naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil. En de Heere spreekt: Israël, gij zult door Mij niet vergeten worden.
De uitbreiding van de handen des Middelaars is als de geur van het avondoffer. De wierook van Zijn voorbede vervult het heiligdom des hemels. Maar, nu worden in Christus als spijsoffer óók de gebeden en dankzeggingen van Gods kinderen Gode aangenaam. En daar kwam, zoo schrijft Johannes op Patmos, een andere engel en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerk gegeven, opdat hij 't met de gebeden aller heiligen zoude leggen op het gouden altaar, dat voor den troon is. En de rook des reukwerks met de gebeden der heiligen ging op van de hand des engels voor God. De bruid zegt: totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden, zal ik gaan tot den mirreberg en tot den wierookheuvel. Salomo had tuinen met heuvels, beplant met wierookstruiken. Daar ging de bruid heen. Is Jezus niet deze wierookheuvel, waar onze ziel wordt doorgeurd van Hem, die Gode aangenaam is. Gij zijt Gode een goeden reuk van Christus. Jezus het ware spijsoffer.
Een ander bestanddeel van het spijsoffer was het zout. In vers 13 lezen wij: En alle offeranden uws spijsoffers zult gij met zout zouten en het zout des verbonds van uwen God van uw spijsoffer niet laten afblijven. Met al uwe offerande zult gij zout offeren. Of uit dit vers volgt, dat ook de bloedige offers werden gezouten, is niet met zekerheid te zeggen. Mogelijk wordt bedoeld, dat alle spijsoffer gezouten moet worden.
Van zout en het gebruik daarvan spreekt de Schrift op menige plaats. Het behoort tot de onontbeerlijke levensmiddelen. Het zout heeft smaakgevende en bederfwerende kracht. In den offerdienst werd er vaak gebruik van gemaakt, zoo bij het spijsoffer en waarschijnlijk ook bij andere offers; in de toonbrooden en bij het heilige reukwerk. Job vraagt: Wordt ook het onsmakelijke gegeten zonder zout? En de Heere Jezus zegt: Want een ieder zal met vuur gezouten worden en iedere offerande zal met zout gezouten worden. Het zout is goed, maar indien het zout onnut wordt: waarmede zult gij dat smakelijk maken? Hebt zout in uzelve en houdt vrede onder elkander (Marc. 9 : 49, 50).
Het vuur in die uitspraak bedoeld, ziet op de pijn der zelfverlooching.
Het zout in Palestina uit de Doode Zee kon zijn smaak verliezen door den regen, ook al bleef het voorkomen van zout behouden. Zouteloos zout.
Gods Kerk wordt het zout der aarde geheeten (Matth. 5:13). En de apostel vermaant: uw woord zij met zout besprengd.
Het zout was ook beeld der onverbrekelijke trouw, als teeken des verbonds. Daarom spreekt de Heilige Schrift van een zoutverbond (2 Kron. 13:5). In het zout ziet Israël een bestendig onderpand voor zich en zinnebeeld, dat het verbond zijns Gods een zoutverbond is van eeuwige duurzaamheid. Maar ook mag niet worden vergeten door Israël, dat in dit verbond des Heeren geen zoutelooze en smakelooze godsdienst wordt geduld. Gods volk moet een hartig volk zijn. „Dan zijn we als offer Gode aangenaam, wanneer wij door vuur beproefd zijn en dit is de bereiding met zout, wanneer ons vleesch met zijne begeerlijkheden gekruisigd wordt", merkt Calvijn op.
Onze bedorven smaak kan het ziltige van Gods spijsoffer niet verdragen. Daarom scholden zij Jezus: deze rede is hard, wie kan dezelve hooren? Redenen over de genade zijn soms populair, maar gezouten woorden niet. Ik mag wel opmerken, dat ge zout niet moet verwarren met peper. Die werd in de offers niet gebruikt. Ge verstaat mij toch?
Jezus nu is het gezouten spijsoffer, of liever het spijsoffer was gezouten. Dit offer is duurzaam en kan door bederf niet worden aangetast. Meelbloem, wierook en zout. Zout is dus onmisbaar, wil het spijsoffer door den Heere worden aangenomen. Hemel en aarde spreken van zout in het offer.
Zijn offer is een onverderfelijk offer, het blijft zelfs eeuwig van kracht. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in der eeuwigheid.

Een nieuwe vraag moet nu beantwoord worden. Welke bestanddeelen mochten in het spijsoffer niet voorkomen?
Vers 11 leert ons: geen deesem. Dat was een klompje gezuurd deeg. Deeg dus, dat men liet liggen, tot het zuur was. Dan werd dit gedaan in het nieuwe deeg, dat op deze wijze werd doorzuurd en zoodoende een bijzonderen smaak gaf aan het brood. Welnu, zuurdeeg mocht in het spijsoffer niet worden gebruikt.
Geen spijsoffer, dat gij den Heere zult offeren, zal met deesem gemaakt worden.
Zuurdeeg als beeld komt bijna altijd in ongunstigen zin voor in de Schrift. Zuurdeeg is zinnebeeld van bederf en hoogmoed. De menschelijke natuur is bedorven. Uit die natuur kan geen Gode welbehagelijk werk opkomen. Ik weet, dat in mij, dat is in mijn vleesch, geen goed woont.
De Heere Jezus waarschuwde tegen den zuurdeesem der Farizeën en Schriftgeleerden. Daarmede werd gedoeld op hun valsche leer, die den hoogmoed des menschen streelt.
Een weinig zuurdeesem verzuurt het geheele deeg. De apostel Paulus maant: zuiver dan den ouden zuurdeesem uit, opdat gij een nieuw deeg moogt zijn, gelijk gij ook ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is geslacht namelijk Christus. Zoo dan, laat ons feesthouden niet in den ouden zuurdeesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde brooden der oprechtheid en der waarheid.
Alleen in de gelijkenis van het zuurdeeg, dat eene vrouw verborg in drie maten meels, komt het voor in gunstigen zin als beeld van de werking van het Evangelie.
De bedoeling nu is duidelijk genoeg, waarom in het spijsoffer geen deesem mocht zijn. Van twee zijden moeten wij dit bezien. Ten opzichte van den Heere Jezus als het ware spijsoffer en met betrekking tot de brengers van het offer.
In de afschaduwing van de menschheid van Jezus mocht niets zijn wat opgeblazen maakte of kwaad uitdrukte. Alles was rein in Hem; Hij was zachtmoedig en nederig van hart. Daarom was er in zijn toorn niets onheiligs en in zijne vreugde geen vleeschelijk vermaak. Zoo is er dan een volmaakt ongezuurd spijsoffer in Hem. Gods kinderen zijn vleesch en geest. Hoewel ze naar den nieuwen mensch ongezuurd zijn, is toch de oude zuurdeesem nog in hun bestaan aanwezig in den ouden mensch en daarom met al hun werk gemengd. Alleen uit de kracht van het offer van Jezus kunnen ze reine bedoelingen hebben en Gode welbehagelijk dienen met eerbied en godvruchtigheid. Maar er is, Gode zij dank, er is een onbesmette garf, een volmaakt spijsoffer. En dat eene spijsoffer is Christus Jezus. En die Eene is de onze. De onze ten spijs in het heiligdom der goddelijke tegenwoordigheid in gemeenschap met God. Hem zóó, door het geloof, te mogen beschouwen brengt wondere vreugde in het hart, verkwikt het gemoed en doet verlangen met reine begeerte om verlost van het lichaam des doods en der zonde, God volmaakt rein en heilig te dienen. Zalig, te overdenken en inlevend te beschouwen, dat in het spijsoffer geen zuurdeesem was. De bronnen zijner gedachten, toegenegenheden, wenschen en overleggingen waren volkomen onbesmet. En deze volmaakt reine, heilige, onbesmette Jezus stelde zich nu als Borg onder den last der zonde. Zie dan in Hem het spijsoffer zonder deesem in wien God het Zijne ontvangt.
Kent gij ook van deze zijde Immanuël? Waarachtig mensch: doch zonder zonde, in alles verzocht, gelijk wij. Van nature kennen wij Hem niet, maar gaan aan Hem voorbij. De zuurdeeg der hoovaardij maakt ons blind voor onze eeuwige belangen. De Heere ziet van ver met gramschap aan den ijdelen waan der trotsche zielen.
Maar, wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem Zijne wegen leeren. Het spijsoffer zonder zuurdeeg. Mag nu Gods kind genoegen remen met het droeve feit, dat hij in eigen bestaan onrein is? Neen, zeker niet! De apostel vermaant: zuivert dan den ouden zuurdeesem uit, opdat gij een nieuw deeg moogt zijn. Gemeenschap met het reine spijsoffer alleen kan kracht verleenen tot dit uitzuiveren, om Hem gelijkvormig te worden. Leerden wij meer vragen: wat zou mijn Heere Jezus hebben gezegd, gedaan, in dit geval, waarin ik thans verkeer? Wij worden zoo licht door het kwade verrast, omdat het steeds een bondgenoot heeft in ons hart. Want, als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij. Zoo was het bij den Heere Jezus niet. Een ongedeesemd spijsoffer. En dat was Hij Gode Zijnen Vader en dat is Hij nu nog en voor eeuwig. Gods vermaak en lust. Op Hem zijn de oogen des Vaders, maar ook die der hemellingen en zalige engelen. Zij het ook voor ons: Mijne oogen zijn op Hem geslagen! In Hem is al mijn heil, mijn eer, mijn sterke rots, mijn tegenweer.
Ons texthoofdstuk maakt verder nog melding van den honig als verboden bestanddeel van het spijsoffer.
Van geen zuurdeesem en van geen honing zult gijlieden den Heere vuuroffer aansteken.
De honig is zoet, beeld dus van hetgeen aantrekkelijk en streelend is. Jonathan nam, toen hij uitgeput was, een weinig honig en zijne oogen werden verlicht. Hij leefde weer op. De honig nu moet hier duiden op het zoet der wereld. En dat zoet der wereld is verderfelijk voor onze ziel. De honig werkt ook gistend en derhalve bederfwekkend.
Zoo licht worden wij door het zoete der aarde getrokken en afgeleid van het zoet van Gods gemeenschap.
Maar de Heere Jezus wist de natuur en hare betrekkingen op de rechte plaats te stellen. Hij geniet van de vriendschap ten huize van het gelukkige drietal te Bethanië, doch gaat heen naar Jeruzalem om te worden gekruisigd. Hij liet nooit toe, dat de natuur of het natuurlijke Hem aftrokken van het volmaakte dienen.
De honig der natuur of het zoet dezer aarde was in Hem niet, daarom kon het Hem niet bederven in Zijn dienen in leven en sterven. Toen zij Hem wezen op Zijne verwanten, sprak Hij de wonderspreuk: W i e is mijne moeder? „En rondom ziende op degenen, die om Hem waren, zeide Hij: Zie Mijne moeder en Mijne broeders! Want al wie den wil van God doet, die is Mijn broeder en zuster en moeder."
Zoo was dan het spijsoffer zonder honig. Als de duivel Hem toont al de koninkrijken der wereld, wijst Hij hem af en als Hem hongert, zegt Hij: De mensch zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.
Het zoet der natuur is niet in Hem en heeft geen vat op Hem. Beminnelijke Jezus toch. Steeds dierbaarder wordt Hij voor het hart. In Hem is alles rein.
Hoe anders is dat bij Gods kind. De dichter zong: wend mijn oog van de ijdelheden af, verlevendig mijn hart door Uwe wegen. Wij worden door onze verdorven natuur altijd weer afgetrokken van den Heere. Daarom is het zoo noodig volkomen af te hangen van den Borg en Middelaar, die door de kracht van Zijn offer onze natuur kan dooden en kracht verleenen om de wereld en haar schijnschoon, de natuur en haar gevaarlijk zoet te ontvlieden.
Lezer, kent gij nu Christus als spijsoffer den Vader aangenaam? Hij is de noodzakelijke, maar ook de algenoegzame Borg. Zonder Hem is er geen heil te verwachten, nóch voor dit, nóch voor het toekomende leven. Hij is de algenoegzame Jezus, het ware brand- en spijsoffer. In menschen een welbehagen. Vrede op aarde! Eere, Gode in de hemelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juli 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het spijsoffer I.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juli 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's