Geschiedenis van den getrouwen martelaar van Jezus Christus, Johannes Pistorius, van Woerden. 13.
In het Latijn beschreven door Willem Gnapheüs, Rector der Latijnsche school te 's-Gravenhage en medegevangene van Pistorius. Later in het Nederlandsch vertaald. (Jaar 1525).
Zie hier, goedwillige lezer, het einde van deze samenspraak, welke Pistorius, die met mij gevangen zat, mij terstond daarna verhaalde, aangezien er maar een houten beschot tusschen ons beiden was, zoodat gij aan de waarheid van het twistgesprek niet behoeft te twijfelen.
Wat daarna geschied is, zal ik u verder verhalen, voor zooveel ik dat zelf uit de gevangenis heb kunnen zien, of van geloofwaardige lieden heb vernomen.
Toen de nacht van dien dag genaakte, waarin het laatste twistgesprek had plaats gehad, werd Pistorius, omtrent ten 10 ure, stilletjes door den gevangenbewaarder uit zijne gevangenis gebracht, onder den schijn van met zijne vrouw, die toen beneden in de gang van het huis was, te zullen mogen spreken. Maar de kinderen des duivels, die een vader van alle leugenen is, bedrogen den goeden man met leugens, en lokten hem met eene valsche hoop, want hij werd niet bij zijne vrouw gebracht, maar in het blok onder de aarde, waartoe gedurende eenige dagen niemand toegang vergund werd. Door deze wijze van gevangenschap gaven zij genoeg te kennen, dat hij bestemd was om te sterven. Daar zat nu onze martelaar gedurende vier dagen met de voeten in het blok gekluisterd. Voor de laatste maal werd zijn geloof en standvastigheid des gemoeds van alle zijden bestreden, en wel door de aanzienlijken, de monniken, de priesters, de raadsheeren en de geringe lieden, die de drogredenaars van alle kanten daarheen hadden gezonden om hem te kwellen en tot herroepen te bewegen. Maar allen deden vergeefsche moeite, want hij wilde geen handbreed van de belijdenis des Evangelies wijken. Ik zou hier ook kunnen mededeelen de zeer vriendelijke samenspraak tusschen den waarlijk goeden ouden vader, Jan Dirksen, koster, en zijn zoon. Toen de goede man zag, dat zijn zoon standvastig was in het geloof aan God en Zijn Woord, en dat hij zijn huwelijk met Zijn bloed wilde handhaven, zoo zelfs, dat hij den dood verachtte, en niets van wat hem van zijn voornemen zou kunnen aftrekken aanmerkte of boven Christus liefhad, poogde hij zijn zoon nog meer te versterken, en beval hem goedsmoeds en sterk te zijn, en zeide, dat hij bereid was, om, naar het voorbeeld van Abraham, zijn zeer geliefden zoon, die hem nooit iets misdaan had, Gode op te offeren.
Deze daad van den vader mishaagde den inquisiteurs grootelijks, en ontstelde in geene geringe mate al zijne tegenstanders. Het zoude insgelijks een waardige arbeid zijn, indien ik mede verhaalde, welke antwoorden hij ieder gaf, die hem in deze vierdaagsche gevangenschap vermaande, en met welke woorden en vermaningen hij ieder van zich liet gaan, ten ware ik mij van het noemen onthield, en de zaak zelve geen uitvoerige mededeeling vereischte.
Eindelijk, toen nu de drogredenaars en de schaar der tegenstanders zagen, dat zij in het geheel niet vorderden, met welke soort van wapenen zij ook den zeer standvastigen martelaar aanvielen, zochten zij, die overwonnen waren, hem te overwinnen voor den vuurdood. Er werd een hoop hout aangebracht en de gevangene werd den dood aangezegd, welke boodschap hij met eene bewonderenswaardige en zonderlinge blijdschap des harten ontving. Den geheelen nacht hield hij zich met heilige overdenkingen en het lezen der Schrift bezig, en bracht ook eenigen tijd door met slapen.
Des anderen daags zaten op stoelen, die met fluweel waren bekleed, op eene hooge stellage, die voor het Prinsenhof was opgericht, opdat zij van ieder konden gezien worden, aan de eene zijde de heer Montigny, Graaf van Hoogstraten en de geheele Raad van Holland. Aan de andere zijde zaten, insgelijks naar zekere volgorde, de heer Ridderus, dienaar van den bisschop, een Dominikaner. Bij hem zaten drie abten, zeer ongeleerde, maar fraai gekapte mannen. Op hen volgden de godgeleerden van de inquisiteurs of kettermeesters. In het midden van de stellage stond een predikstoel, waarop zeer luid, met eene schreiende stem, riep of liever schreeuwde, een Franciskaner van Leiden, een man, die blind was, zoowel naar lichaam als naar ziel. Deze poogde, op zeer hevige wijze, door zijn haat tegen de ketterij, voor het omstaande volk de tegenstrijdige redenen, zooals hij zeide, van onzen martelaar te verzwaren. Toen hij nu kwam aan het artikel, betreffende het huwelijk der priesters, ontkende hij, dat Pistorius om het bijslapen bij de vrouw werd veroordeeld; maar dat hij met recht gestraft werd, omdat hij staande hield, dat daarin geene misdaad of schuld was gelegen.
Toen deze predikatie, niet minder goddeloos dan dom, geëindigd was, keerde Pistorius zijn aangezicht naar het volk. en begon zijne verantwoording onverwachts op de volgende wijze: ,,Ziet", zeide hij, ,.mijne lieve broeders, met welk een geweld de antichrist zijn rijk staande zoekt te houden." Daar hij voorgenomen had veel tot het volk te spreken, wilde hij zijne rede vervolgen, doch Klaas van Damme, de voornaamste gerechtsdienaar, trok hem, die gereed was zijne zaak te verantwoorden, op zeer onwaardige wijze terug, en dreigde hem in het openbaar, dat, wanneer hij niet zweeg, men hem met een stuk hout den mond zou snoeren.
Het hart van de omstanders werd over dat woord zeer ontsteld, doch de vrome man betoonde zich der tyrannie van de goddeloozen gehoorzaam, als een lam, dat ter slachting bestemd is. Hierna werd hij door den dienaar des bisschops, Jakobus Ridderus, tot de wereld teruggedreven, wat zij ontwijden noemen; want, volgens de gewone plechtigheden, werd hij van alle priesterlijke sieraden beroofd, veracht en als een schouwspel voorgesteld. Toen het kerkelijk gewaad hem werd uitgetrokken, legde hij dat als een vervloekt voorwerp af en zeide: ,.Nu gelijk ik veel beter christen in deze mijne, hoewel wereldlijke, kleeding dan daar even."
Daarna werd hem een geel, doch kort kleed om het lichaam geworpen: en toen men dit om het lijf schikte, zeide hij: „Welaan, dit kleed zal tot eene bespotting zijn met Christus: het is zeer goed." Op zijn hoofd plaatste men ook een hoed met oorlappen, van dezelfde kleur, opdat allen, die hem zagen, hem voor een zot zouden houden. Met dit vreemde en nieuwe kleed bedekt en geacht als een uitvaagsel der wereld, luisterde hij met een vroolijk en opgeklaard gelaat naar het doodvonnis, door den secretaris voorgelezen. Daarna haastte hij zich ter dood te gaan. en geleek meer op iemand, die een ander ter dood leidt, dan op een die ter dood geleid wordt. In zijn wezen bespeurde men de vroegere vriendelijkheid, en in zijn gezicht dezelfde uitdrukking tot aan het einde zijns levens. Toen hij voorbij de gevangenis ging, wekte hij zijne medegevangen broeders met luider stem tot het martelaarschap op, zeggende: ..Zeer lieve broeders, ik heb nu mijn voet gezet op den dorpel van mijn martelaarschap; wcest goedsmoeds, als kloekmoedige krijgsknechten van Christus, opgewekt door mijn voorbeeld. Beschermt de Evangelische waarheid voor alle miskenning." Deze woorden namen zij met volle toestemming en vreugde aan, terwijl er een openbaar geroep en gejuich opging. Zijn martelaarschap vereerden zij daarna met kerkelijke gezangen en hieven, terwijl de vijanden van Christus intusschep op de tanden knersten, deze lofzangen aan: ,,Te Deum Laudamus &", dat is. ,,O God. wij danken u, enz.", Een groote strijd, enz.". ,,Et O beata sanctorum Martyrum, solemnia 6 " , dat is: „Heil zij den strijd der vrome martelaren, enz.". Zij, te weten, deze goede mannen, de monnik Bernardus, Gerardus Vormer en Willem van Utrecht, hielden niet met zingen op, totdat deze onze martelaar zijn geest aan God had overgegeven. Op hetzelfde oogenblik, dat men den martelaar zag sterven, hoorde men ook het einde van hun gezang. Dit triomflied bracht de gemoederen der vervolgers zoo zeer in beweging, dat des anderen daags hetzelfde vonnis op hen zou toegepast zijn, indien niet alle tegenstanders, door de buitengewone standvastigheid van den martelaar, te midden der pijnigingen, zoo zeer ontsteld waren geweest. Doch wij keeren tot Pistorius terug.
Toen deze op den brandstapel geklommen was, bejegende hij den scherprechter, die voor hem op de knieën viel. en, als naar gewoonte, bad, dat hij den dood, die hij hem zou aandoen, wilde vergeven, zeer vriendelijk, sprak hem met het woord van broeder aan, en liet hem met beleefdheid gaan, terwijl hij hem de voorzegging herinnerde, die hij het jaar te voren in Haarlem aan hem gedaan had. Hij had dien namelijk voorzegd, dat zijn hart hem zeide. dat ook hij eenmaal, om des Evangelies wil, in de handen van den scherprechter zou vallen. Als hij nu dichter bij het vuur gebracht werd, ontblootte hij zelf zijne borst voor den scherprechter, opdat deze het buskruit daarop zou strooien. Toen hij op de bank klom. drukte hij zijn rug tegen den paal. Het is niet te zeggen, toen hij gevoelde dat de scherprechter de straf verhaastte, hoe triomfeerend hij den dood de overwinning ontzei, zeggende: „Dood, waar is nu uw prikkel? Hel, waar is nu uwe overwinning? De dood is verslonden tot overwinning door Christus." Als hij zag dat de scherprechter hem worgen wilde, deed hij zelf den strop, waarmede hij zou geworgd worden, met zijne handen om den hals vast. Daarna sloeg hij zijne oogen ten hemel en zeide: ..Heere Jezus, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen." En terwijl de scherprechter hem worgde, zeide hij: ,,O Jezus Christus. Zone Gods, gedenk mijner, ontferm U mijner!" Toen hij dit gezegd had, was hem de spraak benomen. Na het plegen van het wreedste geweld en de pijniging door de verworging, werd er geene beweging der leden, geen schudden van het hoofd, geen draaien der oogen, zooals veelal plaats heeft, bij hem opgemerkt, wat inderdaad wel der vermelding waardig is. Men zou gezegd hebben, dat deze onze martelaar in een gerusten slaap gevallen was. zooals ook geschiedde: want hij leeft nu met Christus, ontheven van alle ellende. Die van de belijdenis van den naam van Christus af tot in den dood niet van hem geweken is. Die kracht wil ons ook tot den dood verleenen die God, Die boven alles te prijzen is tot in eeuwigheid.
E i n d e .
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1937
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1937
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's