Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zwaard des Geestes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zwaard des Geestes

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ephese 6 vers 17b. En neemt... het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord.

Hervormingsdag. W i e onzer weet niet, wat wij daaronder verstaan? Op 31 October van het jaar onzes Heeren 1517 sloeg Luther zijn 95 stellingen aan de slotkapel te Wittenberg om den aflaat te bestrijden en de gansch eenige waardij van het W o o r d des Heeren, ons in de Heilige Schrift geschonken, op den voorgrond te stellen tegenover de traditie en alle menschelijke leeringen van Rome, die het Woord verdonkerden en verkeerden.

Gods Woord houdt stand in eeuwigheid
En zal geen duimbreed wijken.
Beef satan! Hij, die ons geleidt,
Zal u de vaan doen strijken!
Delf vrouw en kinderen 't graf,
Neem goed en bloed ons af,
Het brengt u geen gewin,
Wij gaan den hemel in
En erven Koninkrijken.

Zoo zong de Hervormer, die ook dichter was bij de gratie Gods.
Het was acht honderd jaren geleden sedert Bonifacius het Evangelie had gebracht in Duitschland, de held van God verkoren, die de bijl heeft gelegd aan den voet van den trotschen eik te Geismar in het Thüringerwoud in tegenwoordigheid eener geweldige menigte heidenen, die in groote spanning wachtten op het oordeel der goden tegen dezen verwaten man. Maar de goden zwegen en God ging spreken door Zijn Woord. Luther is meer dan Bonifacius, omdat hij meer Gods Woord en minder de Kerk liet spreken. Ook omdat hij de vrije genade verheerlijkte.
Hij is de held door God verkoren, hoewel hij het zoo niet bedoelde, om het Woord weer in al zijn luister te doen schitteren onder het volk, dat was vervreemd van de Schrift. Door Rome was zij begraven en in vergetelheid gebracht door hare vele inzettingen, die geboden van menschen zijn en door hare leeringen, die den schat der Kerk, Gods Woord, miskenden. De harten der natiën waren bewogen als de zee in den orkaan, Gods weg was in storm en onweer. Temidden van groote politieke en sociale beroeringen vond de Reformatie haar weg en weldra werden de harten gegrepen door het Woord van den levenden God, die Zijne gezanten uitstootte, opdat zij het reine, onvervalschce Woord weer zouden uitdragen onder de schare en de Geest wrocht mede.
Luther keerde zich tegen den aflaat en kwam tot het besef, dat door de werken der wet geen vleesch gerechtvaardigd wordt voor God. Die waarheid had hij gevonden in de Schrift, die waarheid der Schrift had hem gegrepen in de ziel, zoodat hij leerde kermen om genade. Door het geloof alleen is zijn strijdleuze en de Schrift zijn wapen en zijn arsenaal. In de 62ste stelling stond: de rechte waarachtige schat der Kerk is het heilig Evangelie der heerlijkheid en genade Gods.
De grondzuilen der reformatie stonden onwrikbaar, gefundeerd in het Woord Gods. Vast stond zoowel voor Luther als Zwingli en straks Calvijn de volstrekte zondestaat des menschen bij het licht van Gods heilige wet. De volkomen genoegdoening van het offer van Christus zonder eenig werk der wet van de zijde des menschen. En het volstrekte gezag der Heilige Schrift voor leer en leven, zijnde Gods onfeilbaar Woord. Daarbij gingen zij allen uit van de volstrekte souvereiniteit Gods.
Laten wij ditmaal onze overdenking toespitsen op één punt. De kracht van Gods Woord in den strijd met alle machten, die Gods waarheid belagen, ook in onzen tijd. Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.
De apostel Paulus schrijft over de geestelijke wapenrusting, nadat hij talrijke vermaningen heeft gegeven aan ouders en kinderen, dienstbaren en vrijen. Alle levensverhoudingen toch staan onder het gezag van Gods Woord en in het houden van Gods geboden is grooten loon op elk terrein des levens. Hij wekt de Kerk Gods te Ephese op: doet aan de geheele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. Uwe lendenen omgord hebbende met de waarheid, aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid. De voeten geschoeid met de bereidheid van het Evangelie des vredes. Aangenomen hebbende het schild des geloofs. En neemt den helm der zaligheid... en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord.
De ware christen is een krijgsman. David, de man naar Gods hart, had reeds van dezen heiligen oorlog gesproken en den Heere lof toegebracht, dat Hij Zijne vingeren leerde ten oorlog. Gods volk is een vreedzaam volk en toch een krijgsvolk, geroepen ten oorlog.
Neen, wij spiegelen ons niet voor, dat hier het land der ruste zou zijn. Zeg den kinderen Israëls, dat zij voorttrekken. De inlandsche en uitlandsche oorlog kent geen wapenstilstand, al zijn er tijden, dat Israël is gelegerd in zijne tenten en de krijgsbazuin een wijle zwijgt. Wij mogen telkens adem halen na bangen tegenspoed en zwaren strijd. Maar de Heere der heeren doet ons triumpheeren. Hij is geducht in macht en zal voor eeuwig regeeren. Aan de heiligen der hooge plaatsen heeft Hij het eeuwig Koninkrijk gegeven onder Sions Vorst. Zalig, die Hem erkennen voor hun Heere en in Hem, naar Gods reine leer, hun hoogst geluk hebben gevonden, terwijl zij vast op Hem betrouwen. Reken niet, jeugdige medestrijder, dat gij zult rusten, maar wees welkom in den strijd. Zelfs het overeind blijven bij de aanvallen van den vijand zal groote bezwaren ondervinden, want de apostel maant niet om niet: staat dan.
De wijze prediker zegt: wij hebben geen geweer in dezen strijd. Gelukkig daarom, wie het zwaard kent, waarvan Paulus hier spreekt, die zelf te Ephese tegen de beesten had gevochten en zich bewust was, dat de vriendschap der wereld vijandschap is tegen God. Hij kende de geestelijke boosheden in de lucht, gelijk hij ook gestreden heeft tegen de ketters zijner dagen. Sta dan... sta dan...! Door de genade sta ik tot op dezen dag, zoo mocht hij schrijven. In het gewoel van den krijg wordt men licht onder den voet geloopen en neergestormd door de aandringende benden van den vijand. Zij moeten zich niet slechts verdedigen, maar ook weten aan te vallen op tijd. Zij mogen soms den leeuw opzoeken in zijn hol. Daar wagen zich maar weinigen in onze dagen. Toch mag de strijd niet ontweken worden.
We hebben een zwaard noodig, dat aan een ander toebehoort en dat we slechts in bruikleen ontvangen. Ja, zonder den Eigenaar kunnen wij het niet eens hanteeren in den strijd.
Vele zijn de tegenpartijders, tegen wie wij ons moeten aangorden ten krijg. De duivel met al zijn handlangers, de wereld en hare machten; zij, die ketterijen in de Kerk willen invoeren of leugen en waarheid willen vermengen, zooals ook in onze dagen geschiedt.
Geen vredesverdrag mag worden gesloten, zelfs geen onderhandelingen dienaangaande worden gevoerd. Op ten strijde tegen alle belagers der goddelijke waarheid, ten strijde met het zwaard des Geestes. In het paradijs kwam de oorlogsverklaring af: Ik zal vijandschap zetten tusschen u en tusschen deze vrouw, tusschen uw zaad en tusschen haar zaad.
Geven wij maar een weinig toe, dan wil de wereld of het naam-christendom van haar kant ook wel wat toegeven. Niet te eng. niet te streng. Dan mag, om een voorbeeld te noemen, nog wel een half-gereformeerde stadspredikant worden als ze maar zeker zijn, dat hij als broeder zich gedraagt van de ethischen. Vijanden van Gods volk en waarheid als zij steeds meer blijken te zijp, kan het niet anders of zij zijn bij Gods arme volk in discrediet en zullen dat steeds meer komen.
Wij mogen niet onzijdig blijven in den strijd, noch ons aangenaam zoeken te maken bij de vijanden der waarheid. Door zorgeloosheid kan geweldig veel kwaad worden aangericht. Als wij Gods water over Gods akker laten loopen, kan dat water ons een weg worden ter helle. Wij hebben orders ontvangen tot den heiligen oorlog, wij mogen zijn lieden des krakeels en toch vreedzaam als Gods duive, doch tegelijk gesproten uit den Leeuw van Juda's stam, die glorie won.
Nog één algemeene opmerking moeten wij maken om onzen text nader te gaan ontvouwen. Het is opmerkelijk, dat bij vele stukken wapentuig ter verdediging er maar één wordt genoemd tot den aanval. De oude Romeinsche krijgers waren gewoonlijk voorzien van speer èn zwaard. Hier wordt alleen het zwaard vermeld:
En neem het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord.
Zoo is dit wapen van edelen oorsprong. Onze wapens toch zijn niet vleeschelijk, maar geestelijk, die krachtig zijn door God tot nederwerping der sterkten.
Het Woord is zwaard gemaakt door den Geest. Het was aan de Kerk toebetrouwd als een pand, maar tevens geschonken als een zwaard. De reformatie keerde terug tot Gods Woord. Luther vond een ouden bijbel in het klooster te Erfurt. Zij wierpen zich op het Woord om het te doorzoeken en te mogen verstaan en om er dan dapper mee te strijden tegen Rome, Wederdoopers en Libertijnen en in eigen kring. De gestage bede was: maak in Uw Woord mijn gang en treden vast. Rome had de Heilige Schrift begraven onder hare overleveringen en stelde het gezag des Woords onder dat der Kerk, die geen dienares des Woords, maar heerscheres zich achtte. Rome had de Schrift begraven en de Humanisten dier dagen hadden genoeg aan de rede des menschen. Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt als op een licht, schijnende in eene duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de morgenster opga in uwe harten. Zoo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben. Tot de wet en tot de getuigenis. Hoe kunnen wij dan ooit eenig heil verwachten van samengaan met degenen, die de Schrift aan de critiek der menschelijke rede onderwerpen, zooals ook de ethischen doen, die in hun Schriftbeschouwing puur modern zijn? Ook daarom moet in het licht der reformatorische beginselen het streven onzer dagen om in compromis samen te werken tot reorganisatie der diep gezonken Vaderlandsche Kerk, radicaal worden afgewezen. Het ware een slag in het aangezicht der goddelijke waarheid, een prijs geven van het standpunt der Reformatie, een bezoedelen van onze banier, het strijken der vlag.
Gods Woord is de schat der Kerk. En het is... een zwaard. De Heilige Geest is kalm als de dauw, zacht als de olie ter zalving, liefelijk als de avondkoelte, vreedzaam als een duive entoch ook als een zwaard zóó scherp. De Geest voert een doodelijk wapen. Hij is ook de Geest des oordeels en der uitbranding. De Heere is een krijgsman. Heere der heirscharen is Zijn naam. Het Woord Gods in de hand des Geestes brengt diepe wonden toe, en doet het hart des menschen bloeden. Het zwaard stak u in het hart, ook al wildet gij doen alsof het u niet had geraakt! Weet ge het nog, hoe het u wondde? En dat gij moest beluisteren Gods sprake tot uwe ziel, hoe gij laagt onder het oordeel Gods? Werd ge er niet door ontstemd? Maar, gij moest buigen en bukken. Den strijd eindelijk opgeven, want dat zwaard hieuw uw ik in stukken.
De Geest Gods heeft een doodelijk wapen. De zonden in het hart worden aan stukken gehouwen, het ik wordt doodelijk getroffen.
Onze ziel moet een slagveld des Heiligen Geestes worden. Want het Woord kan geen middel zijn om ons te genezen als het ons niet eerst heeft verslagen.
Zalig, wie wordt gedood door dit zwaard, zijn wapens uitlevert en nu wordt bekleed met het borstwapen der gerechtigheid. Gemonsterd voor het ware leger des heils, aangenomen in den heiligen krijg, om te overwinnen door het bloed des Lams.
De reformatie hechtte daarom zoo groote waarde aan Gods Woord, omdat het Gode behaagt door de dwaasheid der prediking zalig te maken degenen, die gelooven. Zij stelt het boven de Kerk tegenover Rome en onderwerpt het geestelijke leven aan den toets des Woords tegen de Wederdoopers, die droomden van het inwendig licht, zonder het Woord. Nog moet deze plaats aan het Woord toekomen ook heden. Wij hooren van liturgische diensten, waarin de prediking des Woords wordt teruggedrongen, blijkbaar omdat men niet leeft bij en uit het Woord en meesterachtig het onderwerpt aan het oordeel onzer verdorven rede. Het Woord Gods is de schat der Kerk en de Geest leidt haar in de waarheid naar Gods belofte. Ook vernemen wij van overgeestelijkheid, die vreemd is aan het Woord of het door „vergeestelijken" pasklaar maakt voor eigen zonderlinge ideeën. Daar zijn verder zeer velen, die roemen op het Woord, maar gram zijn aan het werk des Geestes. Met het zwaard des Woords keeren wij ons ook hiertegen.
De Geest Gods is in oorlog met den Amelekiet des kwaads en der dwaling van geslacht tot geslacht. Het moge ons eene eere zijn te deelen in den smaad des Woords, dat deelt in het lot van Christus, die werd genageld aan het kruis, doch daar zijn hoogste overwinning behaalt. De Heilige Geest nu verheerlijkt Christus niet alleen in hetgeen Hij openbaart, maar evenzeer in hetgeen Hij verwoest. Gods Woord is duidelijk, noodzakelijk, genoegzaam en van goddelijk gezag. Door het getuigenis des Geestes heeft Gods Kerk van alle eeuwen de Schrift aldus erkent. Met die waardeering des Woords trad de reformatie uit in het strijdperk. Alzóó zegt de Heere; daar staat geschreven...!
Waar zijn de trouwe zonen der reformatie? Men kan het hooren en lezen ook nu: de reformatie bracht vrijheid van geweten... maar men vergeet, dat zij het geweten bond aan het Woord, dat gezag heeft over ons geweten. Van het Woord zullen zij afblijven, zeide Luther. en er niet aan tornen. God, die den mensch den mond heeft gemaakt, heeft zelf gesproken. God voortijds vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon. Immers de Schrift is de neerslag des Woords op het bewustzijnsleven der Kerk. En de Geest in het hart getuigt, dat de Geest in het Woord de waarheid is. Hij heeft gesproken door profeten en apostelen, de heilige mannen Gods, gedreven door den Heiligen Geest. Zoo werd het gesproken Woord Gods, geschreven Woord Gods. Daarom, zoo schrijft Paulus, danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het woord der prediking Gods van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet als des menschen woord, maar gelijk het waarlijk is, als Gods Woord.
Zoo kampt de Kerk met het Woord binnen en buiten eigen muren. Tusschen het zaad der vrouw en der slang, zegt Luther, kan geen vrede zijn: „Want dit is onze roem, het getuigenis van ons geweten, dat wij bevonden worden te staan en te strijden aan de zijde van het vrouwenzaad, tegen het zaad der slang. Laat hij ons maar in de hielen bijten en daarmede niet ophouden. W i j zullen aan onze zijde niet ophouden zijn kop te verpletteren door Christus, dien Vorst, die hem verpletterd heeft, welke eeuwig geloofd zij. Amen."
In het protest der vorsten tegen de besluiten van Worms, — waaraan de naam protestanten is ontleend — lezen wij: „Wij protesteeren mits dezen, voor God onzen eenigen schepper, bewaarder, verlosser en zaligmaker, die eenmaal onze rechter zal zijn, zoowel als voor alle menschen en alle schepselen, betuigende, dat wij voor onszelven en voor ons volk op geenerlei wijze in stemmen, nóch ons nederleggen bij het vastgestelde besluit, in iets wat zich aankant tegen God, tegen Zijn heilig Woord, tegen ons zuivere geweten, tegen de redding onzer zielen en tegen het laatst genomen besluit van Spiers."
En neemt het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord. Zelfs het stalen harnas onzer eigengerechtigheid is niet bestand tegen een houw met dit zwaard. Neem Gods Woord weg en wij zijn onze wapens kwijt. De Schriften kunnen ons wijs maken tot zaligheid, bekend makende de kracht en de toekomst onzes Heeren Jezus Christus. Alle vleesch is als gras, maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.
Het Woord Gods is levend en krachtig en scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard en gaat door tot de verdeeling der ziel en des geestes, der samenvoegselen en des mergs en is een oordeelaar der gedachten en der overleggingen des harten.
Het zwaard des Geestes. De Geest zelf heeft het gemaakt. Het is niet vervaardigd door menschelijk vernuft; het is de dienaar van Christus en daarom wil men ook Zijn Woord aan het kruis slaan. In die grondgesteldheid van het verdorven hart en verduisterd verstand neemt de Schriftcritiek haar oorsprong. Terwijl men Jezus roemt met de lippen en hooggestemde gezangen aanheft, bestrijdt men Gods Woord en den weg der zaligheid, van vrije genade, ons in dat Woord bekend gemaakt.
De Geest is de opperste auteur der Schrift. Een krijgsman moet wel toezien op de fabricage van zijn zwaard, wil het hem niet teleurstellen in den strijd.
De Geest heeft het gemaakt en ook zelf gewet. Ik geloof de ingeving, de onfeilbare ingeving der Schrift, daarom ben ik mede een zoon der reformatie. Het zwaard heeft mij gedood en nu hanteer ik het in den krijg. De Geest werkt in, door en met het Woord. Het zwaard des Geestes, genoemd óók hierom, daar alléén de Geest dit wapen ons kan leeren hanteeren. Gods Kerk heeft het Woord tot wapen en arsenaal, het is hun geestelijk tuighuis. Ieder lam in het veld zoekt zijn eigen moeder. De schapen van Christus hooren Zijne stem in Zijn Woord door Zijn Geest, daarom zullen zij een vreemden herder geenszins volgen.
Hoort wat de Geest tot de gemeente zegt. Alleen op de school des Heiligen Geestes leeren wij het rechte en wettige gebruik des Woords. Het wordt vastgehouden door de hand des geloofs en bestiert door Gods kracht. Steeds moet het de toeleg zijn den strijd over te brengen in des vijands eigen land, dan kan hij eigen ruïne s herstellen, als hij kan. Indien Gods Kerk niet zulk een uitnemenden Leermeester had, zouden zij nooit tot het gebruik van dit zwaard komen en werden getroffen door nederlaag op nederlaag. Hier, zegt de Geest, neem dit zwaard. Ik heb er groote wonderen mee verricht, doe gij desgelijks. Indien het uw hoogmoed en eigen wil heeft verslagen, dan kan het dit ook bij een ander. Het zwaard des Geestes.
Zooveel is wel duidelijk uit deze benaming des Woords, dat de strijd der Kerk en van Gods kind geen kinderspel is. Wij hebben te doen met vaak woeste en wreede vijanden, hoe schoon zij zich ook mogen voordoen. Met vuistslagen kan niet worden volstaan, onze rede is volkomen ongenoegzaam. Gij kunt wel vreedzaam van aard zijn, maar zij zijn het niet. Het is geen spiegelgevecht als men de machten der duisternis tegentreedt, alleen ons verderf kan hun voldoening schenken en daarom, wees op uw hoede. Het Woord is niet slechts eene banier om te ontplooien, een bazuin om te blazen, maar een zwaard om te wonden en te dooden. Maar is het Woord als pijl niet genoeg? Neen, want de strijd gaat meermalen man tegen man. Ik vind bovendien een vijand van binnen, die altijd nabij is en ik kom niet van hem af zonder worsteling en als hij wordt verwond, herstelt hij zich weer met medicijn uit de apotheek der hel.
Wij zeggen met den kleinen David, na wat hij sprak van het zwaard van Goliath: er is zijns gelijke niet, geef het mij. Dit zwaard heeft zoowel de jeugdige krijger noodig als de grijs geworden strijder. John Knox lag op zijn sterfbed in zwaren strijd. Op de vraag wat hem zoo benauwde, was zijn antwoord: ik lijd onder zware aanvallen des duivels en grijp naar het zwaard, want hij wil mij wijs maken, dat ik een verdienstelijk man ben geweest en mijn hoogmoed prikkelen. Toen sloeg hij hem met het zwaard: uit genade zijt gij zalig geworden, niet uit u, het is Gods gave. O, wij moeten maar al te dikwijls ondervinden, dat wij, al kenden wij den bijbel van buiten, toch geen enkel gepast woord als zwaard kunnen hanteeren zonder den Geest in onze ziel. Daarom is de Kerk in dezen strijd afhankelijk van den Geest des Heeren. Ik mocht hen in 's Heeren kracht bestrijden, in 's Heeren naam verslaan.
Door de krachtige bediening des Geestes was de reformatie sterk in het gebruik van dit zwaard. Lees maar de boeken der martelaren en ge staat verwonderd, hoe raak de slagen waren, die zij toebrachten aan Rome en den duivel tegelijk. Daaraan deed het vuur van den brandstapel niets af. Integendeel werden zij door dat vuur dichter gebracht tot Hem, die gezegd heeft: indien iemand wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begeere, die mildelijk geeft en niet verwijt.
Dit zwaard moet worden genomen. Afleggen mogen zij het niet. De eisch is eene blijvende taak. Het moet ook niet worden opgehangen als voor eene tentoonstelling. Ge behoeft geen fraai gebonden bijbel in uw salon op tafel te leggen, waar de kinderen niet mogen aankomen om zonder Gods Woord op te groeien, zooals wij pas nog hebben ontmoet.
Menigeen omwindt het, om de scherpte der snede weg te nemen. Van oordeel en verdoemenis wordt nauwelijks gerept. Men breekt de punt der gerechtigheid van het zwaard en leeft in vrede met de vijanden der gerechtigheid Gods, terwijl men het ware volk Gods, dat leeft en teert op vrije genade, veracht of verdenkt... en het hun toch kwalijk neemt, dat zij niet onder het gehoor komen.
In prediking en gesprek — als men er dan nog over spreekt — oversmeert men het met menschelijke waandenkbeelden van goddelijke liefde.
Neemt het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord. Dit nemen is allereerst erkennen voor hetgeen het is: Gods Woord, zwaard des Geestes. Het woord ..nemen" wordt soms vertaald door aannemen: „gij naamt mij aan als een engel Gods. Dan zijn wij begeerig naar de rechte bediening des Woords, waar wapenschouw wordt gehouden en de troepen gemonsterd. Daar kan het zwaard fonkelen en ons hart lust krijgen aan den krijg, als wij zien hoe Immanuël heeft gestreden en geleden om onze ziel vrij te koopen. Hebt gij, lezer, met zachtmoedigheid ontvangen het Woord, dat in ons geplant wordt en onze zielen kan zalig maken? Daarom mogen wij geen text nemen om haar te bewerken in eigen smidse, maar naar de meening des Geestes leeren vragen en in het onderzoek van Zijne bevelen waken. De zaak staat zóó, dat wij het alléén kunnen gebruiken tot datgene, waartoe de Geest in ons het heeft gebezigd.
In onze dagen worden weer oude ketterijen bedektelijk ingevoerd en wij zien voor onze oogen, dat velen, die zich Gereformeerd noemen, heulen met den remonstrant. Neem het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord, strijdende voor het geloof, dat den heiligen overgeleverd is.
In eigen hart moet het geducht huishouden dit zwaard, want indien gij naar het vleesch leeft, zoo zult gij sterven, maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zoo zult gij leven.
Paulus mocht het zwaard zwaaien, toen hij roemde: wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, die rechtvaardig maakt, wie is het, die verdoemt!
Dit gebruik is allerminst de gevatheid van den debater, maar van den held Gods in het levende geloof. W a t is de onkunde van den rechten zin der Schriften groot bij jong en oud: Tot wien zal ik spreken en betuigen, dat zij hooren, ziet, hun oor is onbesneden, dat zij niet kunnen toeluisteren, zie, het Woord des Heeren is hun tot een smaad, zij hebben geen lust daartoe. Van anderen moet gezegd: daar zij leeraars behoorden te zijn van wege den tijd hebben zij wederom van noode, dat men hen leere, welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods. Is het zoo niet in de prediking? W a a r is de levende kennis van de rechtvaardigmaking des zondaars en het leven der heiligmaking, zoodat de volle raad Gods wordt verkondigd? Zalig, die leest en die hoort de woorden dezer profetie en dezelve bewaart. Ja, van de heiligen, die nu den strijd te boven zijn in het land van Immanuëls bergen lezen wij: zij hebben overwonnen door het bloed des lams en door het woord hunner getuigenis.
Zoo is dan dit nemen een eigen werkzaamheid des geloofs en geen spiegelgevecht des verstands met eenige texten.
Hoe moet nu deze vermaning werken in het midden der Kerk Gods? Het moet een opwekking zijn tot gebed om bediening van den Geest, die het zwaard heeft gemaakt. Voor onze woorden, zelfs al zijn het schriftwoorden, is de duivel niet vervaard. Dan meesmuilt hij slechts en verdubbelt zijn aanval. Ook is het noodzakelijk het zwaard ontbloot te houden in eigen grondgebied. Dat wij de wacht mogen houden met dit zwaard bij de oog- en oorpoort onzer ziel om toe te houwen als de vijanden willen binnendringen. Een man des Woords is een mensch Gods. Jezus ging voor in den heiligen krijg tegen den Farizeër en Sadduceër: hebt gij niet gelezen in de Schriften?
Kinderen der reformatie zijn zonen des Woords. Aan zulke mannen heeft de Kerk behoefte, ook in onze dagen. Wilt gij een prediker, zoo zei men in de dagen van Calvijn, die goed is voor het vuur, haal er dan een in Genève.
Dit zwaard moet ook gehanteerd in het midden der Kerk tot alles, waartoe de Heere het gaf. Tegen kerkisten en vrijbuiters, tegen eigengerechtigheid. Zalig, als wij van de lippen van den verheerlijkten Immanuël tot vertroosting onzer ziel mogen hooren: Gij hebt Mijn Woord bewaard en hebt Mijnen naam niet verloochend. Met dit zwaard moet gestreden tegen de hoovaardij van Efraïm en de gerusten te Sion en de inbeelding van Ruben. De strijdende Kerk op aarde heeft maar één wapen, doch dit is ook genoeg.
De tijd komt, dat zij het mogen afleggen en ingaan in de rust, in het land des vredes, waar het zwaard niet meer wordt gehanteerd, want de vijand is daar voor immer buiten gesloten. Houdt wat gij hebt. opdat niemand uwe kroon neme.
Die deze dingen getuigt zegt: Ik kom haastelijk. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 oktober 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het zwaard des Geestes

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 oktober 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's