Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Wijzen uit het Oosten III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Wijzen uit het Oosten III.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 2 vers 1—12. Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem. gelegen in Judéa, in de dagen van den koning Herodes. zie eenige Wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen, Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijne ster in het Oosten, en zijn gekomen, om Hem te aanbidden. De koning Herodes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem met hem. En bijeenvergaderd hebbende al de Overpriesters en Schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren worden. En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judéa gelegen; want alzoo is geschreven door den Profeet: En bij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, die Mijn volk Israël weiden zal. Toen heeft Herodes de Wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was; En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en dat aanbidde. En zij, den Koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en zie, de ster, die zij in het Oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeken was. Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer groote vreugde. En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijne moeder; en nedervallende hebben zij het aangebeden; en hunne schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud, en wierook, en mirre. En door Goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeeren tot Herodes, vertrokken zij door eenen anderen weg weder naar hun land.

Een ontroerde koning. Zoo troffen wij Herodes aan op het vernemen van het gerucht der Wijzen, dat de Koning, de heilskoning der Joden was geboren.
Hij ontbood hen bij zich en vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was. De veinsaard is ontroerd, aangegrepen door schrik en nu tracht hij zijn angst te verbergen en zijn haat beide om den weg te banen voor eigen ongestoord koningschap. Hij verneemt naarstiglijk. Ach, dat velen leerden informeeren hoe het met de zaak van Jezus staat niet uit nieuwsgierigheid, maar uit levende belangstelling voor eigen ziel. Het antwoord op al die vragen mag zijn, ondanks alles wat er tegen pleit, dat de zaak van dezen Koning, die Davids troon beklom, er goed voor staat. Zijn macht is onbeperkt en Hij bewerkt nog heden gadelooze wonderen. Indien gij, benauwden van hart, het met dezen Koning, wiens ster gij hebt gezien, wildet wagen, zoo ware uwe ziel gered. Hij heeft gezegd: laat los en gij zult losgelaten worden.
Nog blijft het waar: wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem zijn wegen leeren. Naarstiglijk vernemen. Ja, dan gaat het om Hem, die alleen Borg kan zijn, ons leven te verlossen van het verderf door met zijn rantsoen tusschen te treden bij den Rechter. In Hem wordt de vrije genade verheerlijkt.
Herodes huichelt zelfs aanbidding.
Als gij het gevonden zult hebben, zoo boodschapt het mij, opdat ik ook kome en datzelve aanbidde.
Wat is Herodes geslepen in het verbergen van zijn eigenlijke plannen, die blijkbaar als een bliksemstraal door zijn onreine ziel schieten. Als met het vuur der hel laat de duivel hem spelen om hem er, op Gods tijd, mee te verbranden. De duivel komt hier door Herodes als een engel des lichts tot de argelooze Wijzen, die niet op hun hoede waren. Doch zij staan onder de bescherming van Jehova, die hen zal bewaren voor alle kwaad. En zoo verschijnt Herodes als instrument des satans in zijn haat en vijandschap tegen God en zijn Gezalfde. De duivel gaat soms om als een brieschende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden, dan weer als een engel des lichts. M„ar een duivel, een menschenmoorder en leugenaar blijft hij altijd. Kennen wij niet zijne listige streken en beangstigende vragen? Nu eens zegt hij tot een benauwde, vervaarde ziel: gij zijt een Ezau of Judas en dan weer fluistert hij: die zonde is zoo groot niet, dat moogt ge wel doen, om straks zij mom af te werpen en te brullen: voor u geen vergeving.
Nu leert hij zijne dienaren te loopen in zijn kleeding. Zoo is het dan niets groote, indien ook zijne dienaars zich veranderen als waren zij dienaars der gerechtigheid, van welke het einde zal zijn naar hunne werken (2 Cor. 11 : 15).
Maar meen nu niet, dat Herodes alleen ontmoet wordt buiten ons bestaan. Ach neen, was dat maar zoo, doch die Herodes-natuur zit in ons en de werking van satan door ons vleesch heen houdt niet op, ook al mogen de vormen wisselen.
Het vrome vleesch informeert naar onze geestelijke plannen, naar onze voornemens om Jezus te zoeken om alle hinderpalen ten spijt, Hem te begroeten en te aanbidden. Maar die informaties zijn niet gemeend. Neen, een zucht gaat door ons vleesch, wanneer wij in het leven mogen zeggen: wij hebben zijne ster gezien, Jezus leeft! Hebt gij die zucht des vleesches nooit gehoord? Wanneer het vleesch, de oude mensch, onze standvastigheid in het zoeken, in de begeerte om voor den Heere te leven, opmerkt, dan veinst het soms onderwerping als het met opstand geen winst denkt te behalen. Het vrome vleesch belooft ook den Christus te zullen aanbidden. Wees op uw hoede, luidt steeds het waarschuwingswoord van de sterrewacht des hemels. Bewaar mij als de appel van uw oog, wil mij met uwe vleugelen dekken.
Hoe denkt gij over die beloften van Herodes van binnen in uw hart? Hoe anders was het bij de Wijzen, die oprecht in hun keuze naar Jeruzalem waren gereisd, met opoffering en moeite hun land hadden verlaten. Zoo waar als het is, dat de oude mensch zich nooit aan Christus wil onderwerpen, zoo zeker is het ook, dat het leven, begeerig gemaakt naar Immanuël, zonder Hem niet kan zijn noch groeien en bloeien.
Het leven, de nieuwe mensch, is mistroostig, benauwd als het zijne ster niet ziet en wanneer deze weer verschijnt in het gezicht der ziel, wordt het verlangen om Jezus persoonlijk te ontmoeten, te omhelzen, te mijnen, ja te aanbidden, des te grooter.
Wilt gij ook hierop wel letten?
Van Ephraïm zegt de Heere: Ephraïm die verwart zich met de volken. Ephraïm is een koek, die niet is omgekeerd, vreemden verteeren zijne kracht en hij merkt het niet. Nog altijd zoeken vreemden de kracht der ziel te verteeren, noodig daarom door den Geest de werkingen des vleesches te dooden, opdat de kracht van Christus in ons wone.
Het blijkt toch wel zeer duidelijk, dat wij door de zonde diep zijn gezonken in den poel der ongerechtigheid, dat wij verkeerd en verdraaid van hart zijn geworden, een bittere gal en samenknooping van ongerechtigheid.
Zie maar bij Herodes, terwijl hij een moord voorbereidt, veinst hij aanbidding. De wortel van zijn belangstelling was haat en bitterheid. Ismaël en Ezau zullen voor Gods aangezicht niet kunnen leven, ook al willen ze door God gezegend worden tot grootheid van zichzelven.
Maar wij gaan verder, omdat het heden niet ons doel is uitvoerig bij Herodes stil te staan, doch in het bijzonder de Wijzen te volgen op hun weg naar Bethlehem.
Zij hebben gevraagd: waar is de geboren Koning der Joden? Er kwam beroering in de stad, waar vele Farizeërs en Schriftgeleerden woonden, die zeker door den gaanden en komenden man zijn op de hoogte gebracht van hetgeen er juist voorviel met de Wijzen. Deze zijn ontboden bij den koning Herodes en hebben kennis gemaakt met een kind der hel, zonder het te weten. Maar hoe zullen zij nu te weten komen, waar het hun eigenlijk om te doen is? Waar is de geboren Koning der Joden? Herodes kon hen wel inlichten, want wat had hij gedaan?
,,En bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zoude geboren worden. En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea gelegen, want alzoo is geschreven door den profeet: En gij Bethlehem, gij land Juda, zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda, want uit u zal mij voortkomen de leidsman, die mijn volk Israël weiden zal."
Uit alles blijkt, dat Herodes aanstonds vermoedde, dat het hier ging om den beloofden Messias, daarom werd hij beangst. Trouwens, tyrannen zijn altijd vreesachtig. Hij wil volkomen zekerheid hebben in deze zaak en daarom roept hij de schriftgeleerden bijeen, om van hen precies te vernemen uit de Schrift waar de Messias moest geboren worden.
Herodes weet thans de schriftgeleerden wel te vinden, nu hij hun raad noodig heeft, al is het nog niet zoolang geleden, dat hij al de leden van het Sanhedrin had vermoord.
We leeren hier echter ook iets anders dan de goddeloosheid van een mensch. Het wordt ons hier opnieuw klaar getoond, dat Christus niet gevonden wordt zonder de Schrift, ja, dat de Schrift het beslissende woord spreekt. Zonder de Schrift toch zouden de Wijzen in het Kindeke in Bethlehem niet den Koning der Joden hebben gezien en met de Schrift zonder de bediening van den Geest zouden zij het evenmin hebben kunnen zien, dat deze de nieuwgeboren Koning der Joden was.
Onderzoek de Schriften, want die zijn het, die van Mij getuigen, zou deze Koning spreken en voor zichzelf zou Hij telkens de uitdrukking bezigen: naar de Schriften! Zoo worden de Wijzen in Jeruzalem onderwezen uit de heilige Boeken der Hebreën.
Al de overpriesters en schriftgeleerden laat Herodes bijeenroepen. Tot die overpriesters behoorden de dienstdoende hoogepriester, oud-hoogepriesters en de leden der geslachten, waartoe de hoogepriesters behoorden. De schriftgeleerden zijn de onderzoekers en kenners der wet. Waarschijnlijk heeft Herodes in haast een zitting van het Sanhedrin belegd.
Opvallend is, dat Herodes vraagt, waar de Christus geboren zou worden, want hij gelooft, dat Hij geboren is. Het gaat thans om de vraag: waar? Hij geeft dus zelf eene zekere verklaring van hetgeen de Wijzen hadden gezegd. Maar des te zondiger is zijne vijandschap.
Dat de priesters en schriftgeleerden zich bezighielden met het onderzoek der Schriften was hun zonde niet, integendeel, daar waren zij toe geroepen: Want de lippen des priesters zullen de wetenschap bewaren en men zal uit zijnen mond de wet hooren, want hij is een engel des Heeren. Doch zij stonden zelf afkeerig tegenover de Schrift, al meenden zij, dat die Schrift hun eenig bezit was. En de schare, die de wet niet kende, werd geminacht. Zij mochten nog zoo goed weten waar de Messias zou geboren worden, wat baatte het als haar inhoud hun niet welgevallig is? Dat zullen zij toonen, wanneer Christus het hun lastig maakt met die Schrift. Zoo is het nog. Als het gaat over algemeene beginselen, krijgt men velen nog mee, maar als de waarheid Gods van nabij op hen afkomt, als hun gezegd wordt: gij zijt die man, die vrouw, dat kind, dan werpen zij den zwadder hunner wederspannigheid uit. De vijandschap des menschen groeit naarmate de waarheid Gods meer op hem aandringt. Gij moogt wel zeggen en prediken, dat de mensch een ongeloovig, vijandig schepsel is, wanneer ge maar niet persoonlijk het ongeloof bestraft, want... dan beroept de dwaze mensch in zijn vijandschap zich op de vrije genade, die hij noch kent, noch begeert. Zoo zouden de voorbeelden vermenigvuldigd kunnen worden.
De sanhedristen meenen het bevel des konings te volvoeren en dat doen zij ook, maar dat toch niet alléén. Ze worden door den Heere gebruikt, evenals Herodes, om onzen beminden reizigers tot een wegwijzer te zijn. In knechtelijke dienstbaarheid werden zij door den Heere gebruikt. Zoo maakt de Heere hemel en aarde dienstbaar aan Zijn Raad en welbehagen. Denk aan Farao, die in den nacht Mozes en Aaron riep en zeide: maakt u op en trekt uit het midden van mijn volk, zoo gijlieden als de kinderen Israëls, en gaat henen, dient den Heere, gelijk gijlieden gesproken hebt.
Ach, welk een verschil tusschen deze Wijzen en de sanhedristen. De Wijzen hebben slechts het schemerlicht der goddelijke waarheid en zijn op weg gegaan om Jezus te zoeken. De Joden hadden de woorden Gods, die hun waren toebetrouwd en toen Hij kwam tot de Zijnen, hebben de Zijnen Hem niet aangenomen. Zij waren zeer wel onderwezen in de Schriften, maar zij misbruikten de waarheid tot hun eigen verderf. Men kan wel een en ander weten over Jezus en toch geen lust hebben naar Bethlehem te gaan, de wereld te verlaten en alles schade te achten om de uitnemendheid van de kennis van Christus als het onbevlekte en smettelooze Lam. Niet een iegelijk, die tot mij zegt: Heere. Heere, zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is.
Het zal onzen reizigers wel vreemd te moede zijn geweest met al dat geheimzinnige vergaderen en onderhandelen. Hoe. weet men hier nog niet. dat Christus is geboren? Zijn de Jeruzalemmers juist vreemdelingen in Jeruzalem? Zulke vragen kwamen zeker in hen op. Zoo is het toch nog óók in onze dagen? Behoort gij wellicht tot hun getal? Zij lichten voor anderen en blijven zelf duisternis.
Het antwoord is spoedig gevonden en het staat volkomen vast. Micha toch had uitdrukkelijk geprofeteerd, dat de Messias in Bethlehem zou geboren worden, een Davidstelg zou zijn. Maar deze schriftuurplaats gaan we nu verder stilzwijgend voorbij. (Zie de preek over Micha 5 : 1 , jrg. 1934).
Te Bethlehem in Judea. Zoo gaf deze plaats antwoord op de vraag der Wijzen: waar is de Koning der Joden en op die van Herodes: waar zal de Messias geboren worden?
Herodes ontbiedt de Wijzen en deelt hun mede: in Bethlehem moet ge zijn en wij hoorden reeds, wat hij er aan toevoegde. Zij konden gaan en moesten bescheid wederbrengen als zij het koningskind hadden gevonden in Bethlehem.

Van Jeruzalem naar Bethlehem.
Het oponthoud in Jeruzalem is wel niet aangenaam geweest, want niemand scheen liefde te gevoelen voor dezen Koning, maar toch nuttig. De Wijzen hebben zeker gemerkt de spanning, die hun verzekering had gewekt. Doch onze ernstige zoekers worden niet ontmoedigd. Zij zijn verheugd, dat zij nu weten, waarheen de reis verder zal gaan. Naar Bethlehem. Nog een paar uur en dan... zijn ze aan het oord hunner bestemming gekomen. Hun geloof is gesterkt. Herodes blijft achter, de sanhedristen gaan niet mee. Gemakkelijk had Herodes, die zeer sluw was, een bode mee kunnen zenden om zich te vergewissen van de feiten, maar God slaat hem met uitzinnigheid, omdat Zijn Raad moet worden volvoerd.
Zij het onze keuze en leuze: ik zal Hem zoeken, wie er ook onverschillig voor Hem mag zijn. De wijsheid dezer mannen komt hierin uit, dat zij eenmaal begonnen met zoeken, daarin volhardden, totdat zij gevonden hadden. Zij kunnen zich niet tevreden stellen met op pad te zijn, noch met de verkregen zekerheid, waar Hij is geboren. Neen, het doel der reize is Hem te ontmoeten en te aanbidden.
En zij, den koning gehoord hebbende, zijn henen gereisd en zie, de ster, die zij in het Oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeke was; als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer groote vreugde.
De Wijzen hebben Jeruzalem weer verlaten en nu ademen zij vrijer, want het was er een zware geestelijke atmospheer. Hun hart is verlicht. Wat de weg naar Bethlehem aangaat, die wees zich nu vanzelf. Maar terwijl zij voortwandelden, zien zij op naar den hemel en, o wonder, daar schittert de ster weer, die zij blijkbaar eenigen tijd niet hebben gezien. Die ster was hun wegwijzer naar Jezus geweest; door het zien van die ster waren zij besloten de groote reis te maken, want het was de ster van den geboren Koning der Joden.
In hoelang zij de ster niet hadden gezien, is niet uit te maken. Zij reisden blijkbaar weer in den laten avond, toen aan den Oosterschen hemel de sterren zichtbaar werden en hun oog, door onzichtbare kracht getrokken naar omhoog, op eenmaal die ster weer mocht zien. De Kerk klaagt: wij zien onze teekenen niet. Doch als dan weer in de ziel de liefde Gods wordt gesmaakt of de kracht der waarheid ons hart inneemt, dan wordt het geloof gesterkt en spoedt de voet voort op het verlichte pad, naar Hem heen. Het is een goed teeken, wanneer iemand zich verblijdt over een duidelijke aanwijzing van Christus. Het doet ons goed, dat een hoogmoedig mensch van zijn voetstuk komt en kinderlijk verbroken wordt bij het hooren van het getuigenis van Immanuël. Als de menschen wisten wat het Evangelie is, zij zouden zich meer verblijden in één prediker van het Getuigenis Gods, dan over allen rijkdom. Hier is de stemvork des hemels, hier is de magneet Gods.
Zij verheugden zich met groote vreugde als zij de ster zagen.
Deze Wijzen verblijdden zich op het zien der ster, maar blijven niet stilstaan. Zij wandelen voort naar Bethlehem om den Koning te zien, wiens ster hen verblijdde.
Hoe weinigen wandelen naar Bethlehem; liever worden de wegen der zonde betreden en de paden der ongerechtigheid gezocht. Zij wandelen op een weg, die niet goed is en het kwaad verwerpen zij niet. Van nature houden onze treden de hel vast en neigen onze wegen naar de binnenkameren des doods.
De weg naar Bethlehem is zeer oud. Adam en Eva hebben er op gewandeld en de belofte omhelsd van den komenden Christus, die den weg der hel zou versperren. De wereld moge de pelgrims naar het „Broodhuis" bespotten en vervolgen, geen nood, ze zijn in goed gezelschap, want David en Jezaia, Daniël en Miseal hebben hun schreden gericht op dit pad. Ze mogen al eens moedeloos neerzitten of moeizaam voorthinken, beter hinkende naar den hemel dan dansende naar de hel.
Maar wat geschiedt? De ster staat stil boven Bethlehem. Na de Schrift sprak weer de ster. Tot zóóver, wil de Heere zeggen. Hier is de haven uwer begeerte, de plaats Mijner rust, en uwer zaligheid. Zoo brengt de Heere zelf hen bij Christus. Hier is de plaats van aanbidding en vereering. Hier zullen de vermoeide pelgrims rust vinden voor hunne zielen. Hier op de knieën voor dezen Koning-Priester-Profeet. De eenige Middelaar Gods en der menschen. Al of niet navraag doende naar het huis waar Maria met het Kindeke vertoefde, hebben zij gevonden waar de Koning der Joden was.
Zij gaan binnen en ze hebben de ster nu niet meer noodig. Zij hebben het doel der reize bereikt. Daar is God geopenbaard in het vleesch. Nu zien wij Hem niet meer naar het vleesch, doch aanschouwen Hem in het geloof alleen. Hij zou tot Thomas zeggen: Thomas, zalig zijn zij, die niet gezien en nochtans zullen geloofd hebben. De ster deed haar werk en verdween. Jezus leeft en wie aanbidt in geest en waarheid, zal leven door Hem, zelfs al ware hij gestorven. Ja, wie in Hem gelooft, sterft niet in der eeuwigheid. Zalig binnentreden in het huis, waar Jezus is. Hier is een paradijshof.

De aanbidding.
En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeke met Maria zijne moeder en nedervallende, hebben zij hetzelve aangebeden.
Zij vonden het Kindeke met Maria zijne moeder. Over Jozef wordt niet gesproken in dit verband, omdat hij hier geen taak had. Straks zal hij als echtgenoot van Maria geroepen worden het Kindeke met zijne moeder in veiligheid te brengen door de vlucht naar Egypte. Wie mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere.
Daar is het Kindeke. Is dat nu de toekomstige Koning der Joden, is dat nu de beloofde Messias? Vleesch en bloed kunnen hier zeker geen Koningskind in zien, maar het geloof herkent Hem. Hij zou van zichzelf spreken: de vossen hebben holen en de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Zoon des menschen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge. Hij verscheen in ons vleesch, nam onze natuur aan, opdat Hij vloekdrager zou kunnen zijn. In die gestalte van een dienstknecht is Hij zeer dierbaar voor het gewonde hart, door de zonde, voor de verbrijzelde ziel door het oordeel. Anders toch kunnen wij geen gedaante noch heerlijkheid in Hem vinden. Maar juist voor het verbroken gemoed, dat hongert en dorst naar de gerechtigheid, is Hij zoo dierbaar. Zulk een Zaligmaker hebben wij noodig om verlost te kunnen worden van vloek en doem. Een lijdende in dienstknechtsgestalte verschijnende Borg, die evenwel geen roof behoefde te achten Gode evengelijk te zijn. Daar is nu het Kindeke, de vrucht van Gods eeuwige liefde, geschenk van Zijn alvermogen. Wij laten nu in het midden in hoever de Wijzen dit alles reeds konden opmerken, maar bedoelen hoe wij, na Zijne verhooging en uitstorting des Heiligen Geestes. Hem mogen en kunnen zien in de kribbe en aan het kruis en op den troon. Want Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen. Hij is nu gezeten aan des Vaders rechterhand.
De Wijzen vallen op de knieën en aanbidden. Bij het zien van dit Kindeke worden zij overweldigd en zinken neer ter aarde. Dan mag zaligheid de ziel vervullen en vrede glanst op het aangezicht. Zalig, wiens levensscheepje mag schipbreuk lijden en op de kust van Bethlehem stranden. Zalig, het Kindeke in den geest door het geloof te mogen omhelzen, en uit te roepen: Gij zijt onze Verlosser, Gij zijt het, dien mijne ziel liefheeft; U kiest mijn hart, onder ramp en smart, voor eeuwig tot zijn Koning. Zoo moet de Koning eeuwig leven. Dan is kribbe, nedere woning en kruis, geen aanstoot meer, maar rijkdom en eere. Zoo verstonden Gods kinderen het alle eeuwen door. In zijne schande is eere, in zijn dood leven en in zijne nederdaling ter helle opvaart ten hemel. Als onze ziel is vernederd, nemen wij aan het kruis geen aanstoot meer. Want gij weet de genade onzes Heeren Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door zijne armoede zoudt rijk worden. Aanbidden is „eigen niet" kennen en zoo God verheerlijken. Sions Vorst erkennen voor zijn Heere, en Hem verheerlijken, gebogen in het stof. Dan wordt de goddelijke liefde gesmaakt en vrede vloeit door het hart als een kabbelende beek.
Abraham aanbad, toen hij uitriep: ik ben geringer dan al deze weldadigheid en al deze trouw, die Gij aan uwen knecht bewezen hebt. Zoo aanbidt Gods kind als hij in den geest voor de majesteit des Heeren ligt neergeknield. Zalig, zich in dezen Christus als te mogen verliezen, in Hem als onder te gaan en zijne deugden te roemen. U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan. Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave.
Wij laten nu de Wijzen buiten bespreking en staan nader stil bij het ware aanbidden van Gods Kerk ook in het heden. Dan gaan wij uit van het Woord des Heeren: Den Heere uwen God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. En dat Kindeke nu is de waarachtige God en het eeuwige leven. De aanbiddenswaardige. Hij heeft niet slechts de woorden des eeuwigen levens, maar is God te prijzen in der eeuwigheid. Alle knie zal zich voor Hem buigen en alle tong Hem belijden tot heerlijkheid Gods des Vaders.
Eenige bewondering bij krib en kruis is nog geen aanbidding; geen eedzweren bij de banier des kruises. Velen hebben dit Kindeke gezien in Bethlehem na den Kerstnacht, maar hoe weinigen hebben Hem aangebeden, Hem hulde gebracht in den geest. Alleen het geloof kan in Jezus den Zaligmaker zien en eeren door Hem te omhelzen; door Hem te mijnen als Goël der ziel. Zou Maria niet gedacht hebben aan het woord, dat Simeon sprak: Deze wordt gezet tot een val en tot eene opstanding voor velen in Israël en... tot een licht der heidenen.
Hier is de Vorst des vredes. Hier vergeet Sions dochter volkomen haar land en haars vaders huis. Ontbloot van allen eigenwaan is Hij het sieraad der ziel. De vrucht der aarde zal tot voortreffelijkheid zijn. Hier ontspringen de bornputten der genade en des levens. Hier lang te toeven zou ons aardsch bestaan vernielen, hier is alle zonde de dood. Hier is leven, eeuwig leven! Hier is vrede, en zaligheid!
Hier ligt de oude mensch in het vuur. Aanbidden is sterven; dood zijn voor de wereld en eigen bestaan.
In de ware aanbidding wordt de stervende liefde geproefd. Hier worden zijn koninklijke rechten erkend, want door zijn nederbuigende genade wordt zijn gezag niet verminderd, maar versterkt. De man is het hoofd der vrouw. Wat kan ze hem minder voorstellen dan geheel en al de zijne te zijn. Geheel in hem op te gaan en zich te geven zooals zij is.
Dewijl Hij uw Heere is, zoo buig u voor Hem neder.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Wijzen uit het Oosten III.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's