Ik geloof de gemeenschap der heiligen
Gedicht
Zijn wij veel in de binnenkamer
Na dagtaak en in 't morgenuur,
Of, als de nood ons bij voortduur
Weer wekt in 't nacht'lijk uur.
Is onze dagelijksche bede
Bevrucht met smeeking aan Gods troon,
Opdat Jeruzalem zij „vrede"
En broeders weer tezamen woon?
Tezamen zoo terneer gebogen,
Een elk voor zijne legerstee,
e harten tot elkaar bewogen,
Tezaam tot God in ééne beê.
Opdat des Heeren Kerk mag bloeien.
Als zoo de harten zijn verneerd,
En jonge spruiten mogen groeien,
Waarachtiglijk tot God bekeerd.
Daar volgt een vrucht op de bekeering
En God geeft aan Zijn Kerk een lied,
En beurt de zielen uit verned'ring,
Ja, doet hen zingen na 't verdriet.
ls wij zoo in de nóoden leven,
En weenen om der zonden nood,
Bekennen God ,hoe wij misdreven,
Onszelven stortten in den dood.
Als wij in eenzaamheden klagen,
Dat wij geen nut zijn voor de Kerk,
Geen zoutend zout, geen steen tot schragen,
Dan zet ons, Heere! aan het werk!
Zijn wij wel in de binnenkamer
Geeft God ons smeeking voor ons volk?
Dan komt er aan den koperen hemel
Drijven een als eens mans hand, kleine wolk.
Dan kon de oogst wel groot eens wezen,
Vermeerd'ren vreemdeling en gast.
n vredestichters, die niet vreezen
Voor oorlog, als Gods Waarheid vast.
V. J. O.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 mei 1939
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 mei 1939
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's