Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opstandingsleven IV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opstandingsleven IV

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Petrus 1 vss. 3~9. Geloofd zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, die naar Zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot eene levende hoop. door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden. tot eene onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, die gij in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof, tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd. In welken gij u verheugt, nu een weinig tijds (zoo het noodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen; opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan des gouds, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus; denwelke gij niet gezien hebt en nochtans lief hebt; in denwelke gij nu. hoewel Hem niet ziende, maar geloovende, u verheugt met eene onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid uwer zielen.

De goederen zijn in veilige haven. De erfenis is bewaard in de hemelen. Maar... wat zou mij dit baten als ik nu eens op zee schipbreuk leed en de haven nooit binnenvoer? Hoe bedoelt ge dat? W i l t gij zeggen, dat gij moogt gelooven in de vaart te zijn op weg naar het Rijk der heerlijkheid?
Nu, dan mogen wij u geluk wenschen want... schipbreuk lijden onderweg is uitgesloten. Indien wij namelijk het zaligmakend geloof deelachtig zijn en van dood zijn levend geworden, van verloren gevonden.
Zeker kunnen de golven bruisen, de zee hoog en bol staan, zoodat wij zijn als de zeelieden van wie psalm 107 verhaalt: Zij rijzen op naar den hemel, zij dalen neder tot in de afgronden, hunne ziel versmelt van angst; zij dansen en waggelen, als een dronken man, en al hunne wijsheid wordt verslonden. Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid die zij hadden, zoo voerde hij ze uit hunne angsten: Hij doet den storm stilstaan zoodat hunne golven stilzwijgen. Zij naderen toch steeds nader de haven der eeuwigheid. Nog eens onverwacht loopt hun levensschip binnen! De bewaarde erfenis. Neen, die zal niemand rooven noch vernielen. Het is waar, duivel en wereld doen een geweldigen aanval op het schip der Kerk; zoeken de erfgenamen des levens te vervreemden van hun God. Maar het zal niet gelukken. Niet slechts de erfenis wordt bewaard doch evenzeer de erfgenamen. Die bewaring gaan wij nu overdenken.
De erfgenamen bewaard voor de erfenis.
Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid. Dus de erfenis is in de hemelen bewaard voor hen die op hun beurt bewaard worden voor de erfenis. Die gij wil zeggen: terwijl gij bewaard wordt; inmiddels neemt de Heere hen volkomen voor Zijne rekening. De vorm van het werkwoord bewaren wijst op het voortdurende der bewaring. Geen oogenblik laat de Heere de Zijnen los, verliest ze evenmin uit het oog. Hij heeft de erfgenamen des hemels steeds onder nauwkeurig opzicht en Zijne bewarende en beschermende hand is immer over hen uitgestrekt. Ja. Hij heeft zelf gezegd: Ziet. Ik heb u in Mijne beide handpalmen gegraveerd en uwe muren zijn steeds voor Mij. Zou ook een vrouw haren zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den zoon van haren schoot. Schoon deze vergaten, zoo zal Ik toch u niet vergeten. Bewaren zal Hij hen, bewaren als de appel Zijner oogen, bewaren als Zijn kroonjuweel.
Het woord wijst op eene bewaking door bezetting met een wacht of door insluiting. Zoo zegt de apostel Paulus in Galaten 3: Doch eer het geloof kwam waren wij onder de wet in bewaring gesteld en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.
Daar is het dus eene insluiting, in bewaring stellen, totdat de vrijheid kwam. Die bewaring, insluiting, wijst op beperking van vrijheid. Zoo is het hier natuurlijk niet. Ja, toch ook weer wel, want wie door God bewaard wordt staat onder opzicht en is een geinterneerde Gods. Die bewaring is niet alleen ee-ne beveiliging voor wereld en satan maar ook voor zichzelf, want de verwoester van eigen levensgeluk woont van binnen. Er ligt eene bezetting van troepen des hemels rondom en binnen de stad menschenziel. In Filippensen 4 gebruikt Paulus het woord aldus: En de vrede Gods die alle verstand te boven gaat, zal uwe harten en uwe zinnen bewaren in Christus Jezus. Zalige bewaring, vol levensgenot en altijddurende bescherming.
Zoo veel is aanstonds duidelijk, dat het eene bewaring is met bijzondere zorg en toewijding. De erfgenamen vormen het bijzondere voorwerp van Gods liefde en trouw. Neen, dat hebben zij niet verdiend, want zij waren van nature kinderen des toorns gelijk ook de anderen. Zij waren niet beminlijk maar hatelijk. En toch heeft de Heere hen bemind van voor de grondlegging der wereld in Zijnen Zoon in wien Hij hen verkoos. Van eeuwigheid verkoren, van eeuwigheid bemind... van God een kind!
Zou Hij hen dan niet bewaren? Zeker Zal Hij dit doen want het gaat hierbij om Zijn naam en Zijn eer. Ik de Heere zal hun zijn een vurige muur van rondom.
De vijanden loopen storm tegen de stad menschenziel. Maar... zij zullen moeten terugdeinzen, aftrekken in smadelijke vlucht ondanks al hun pochen. De aanvallen zijn verwoed en worden herhaald. Het schijnt, dat zij het zullen winnen. De spionnen sluipen binnen door de oogpoort en de oorpoort, en meenen. als zij maar in de stad zijn, dat hun kansen grooter worden. Inmiddels worden helsche projectielen geworpen in de stad. Geen wonder, dat de erfgenamen des hemels vaak verschrikt zijn en soms in ongeloof twijfelmoedig klagen met David den gezalfde des Heeren: ik zal dezer dagen omkomen door de handen van Saul. Zij zouden ons reeds lang levend hebben vernield zoo de Heere der heirscharen niet met ons ware geweest. Die gij bewaard wordt...
Telkens moet de vijand aftrekken en bewaarheid wordt het lied van den dichter:

Daar heeft de vijand boog en schild,
En vuur'ge pijlen op verspild.
God brak het zwaard, bedwong den krijg.
Dat vrij het roofgebergt' zwijg,
Uw roem, o groot en heerlijk Opperwezen,
Is tot veel hooger top gerezen.

Juist zóó toont de Heere hoe lief Hij hen heeft, hoe trouw Hij hen bewaart. Zij hadden mij omringd als bijen maar zijn als een doornenvuur vergaan. Daarom belijden zij met verwonderd gemoed: De Heere is mijne sterkte en psalm, want Hij is mij tot heil geweest.
In de tenten der rechtvaardigen is eene stem des gejuichs en des heils, de rechterhand des Heeren doet krachtige daden. Deze bewaring stelt hen zeker en veilig, ook al hebben de vijanden hen dikwijls benauwd van hunne jeugd af aan. Het ware verloren als zij zichzelven moesten bewaren. Het gebed om die bewaring moge gedurig opklimmen tot den troon der genade, want de Heere wil van den huize Jacobs gebeden zijn, dat Hij het hun doe. Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen.
Op de belofte des Heeren mogen, ja moeten, zij pleiten. Daarin wordt Sions Koning verheerlijkt. Luister naar den geloofsroem van den dichter: met mijn God dring ik door een bende, met mijn God spring ik over een muur. Adam heeft noch den hof noch zijne ziel bewaard. Zoo lag de zaak in het werkverbond: de mensch moest zichzelf bewaren, en de Heere had hem daartoe de kracht verleend. In het genadeverbond geeft de Heere wat Hij beveelt en staat zelf in voor erfenis en erfgenamen. Petrus zeide in dwazen overmoed: Ik zal nimmermeer aan u geërgerd worden; ik zal met U gaan in den dood en zie... hij verloochende den Heere. Maar omdat de Heere gebeden had, dat zijn geloof niet zou ophouden is hij niet afgevallen van het geloof. De roeping en verkiezing Gods zijn onberouwelijk.
Hier ligt de troost voor den zwakken erfgenaam des hemels. Zoo lang de arm des Heeren niet is verkort en Zijn hand nog groot vermogen heeft mag ons hart gerust zijn in den Heere. die niet zal begeven noch verlaten. Nu moet ge dit niet verkeerd verstaan, alsof Gods kinderen zorgeloos mochten zijn omdat de Heere hen toch wel zal bewaren. Meent gij dan, dat God zorgelooze menschen maakt? En wat is het geloof anders, gewerkt door den Heiligen Geest, dan het instrument om op den Heere neer te zinken. Op U verlaat zich de arme en die geenen helper heeft. De plicht van den bondeling maakt de Heere tot gebed om langs dien weg zich hun bewaarder te betoonen. Kinderkens, bewaart uzelven van de afgoden. Of dit woord: bewaar uw hart boven alles wat te bewaren is want daaruit zijn de uitgangen des levens. Slordige christenen zijn onvrnuchtbaar en zullen met smart hun afhoereeren moeten beweenen en wederkeeren tot den Heere. Daartoe gebruikt de Heere ook dikwijls de benauwenis der vijanden. Ik zal wederkeeren tot mijn vorigen Man, want toen was mij beter dan nu. Bewaart uzelven in de vreeze Gods, vermaant de apostel. Daartoe hebben zij den Heere noodig; en die begeerte wekt Hij zelf in hunne harten door Zijnen Geest.
Zonder die bewaring zouden zij zeker omkomen en nimmer erven, al is de erfenis nog zoo veilig geborgen. Maar de Heere zorgt voor alles. Vanaf den mesthoop van ons verderf tot binnen de paarlen poorten is genade de alpha en de omega. Ik ben de eerste en de laatste, zegt Immanuël tot den banneling op Patmos.
Wanneer zij terug zien, belijden zij met het oude bondsvolk Israël: De Heere is onze God, en heeft ons bewaard op al den weg, door welken wij getogen zijn, en onder alle volkeren door welker midden wij getrokken zijn. Gelijk Hij de Zijnen heeft lief gehad tot den einde zal Hij hen ook ten einde toe bewaren en Zijn verbond bevestigen van geslacht tot geslacht.
Deze bewaring nu geschiedt in de kracht Gods. Wat moeten wij onder de kracht Gods verstaan in dit verband? Zijn alvermogen als God. Door Zijn alvermogen heeft Hij Hij hemel en aarde voortgebracht. Hoe dikwijls wekt de Heere Zijn volk op Zijne scheppersalmacht te overpeinzen. Hij maakt de hemelen tot een spiegel, waarin zij de mogendheden des Heeren moeten aanschouwen, opdat zij weten, dat die God voor hen zorgt en hen bewaart. Heft uwe oogen op omhoog en ziet wie deze dingen geschapen heeft, die in getal hun heir voortbrengt; die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten en omdat Hij sterk van vermogen is: daar wordt er niet één gemist.
Hij is de Hooge en Verhevene, die in de eeuwigheid woont. Hij doet al wat Hem behaagt. Hij roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren. Zou voor den Heere iets te wonderlijk zijn? Doch, die kracht Gods heeft zich niet minder ten toon gespreid in het werk der verlossing. De Zone Gods droeg den last van Gods toorn, bewees zich krachtiglijk Gods Zoon te zijn door de opstanding uit de dooden.
Zeer groot is onze Heere, vol krachten en onpeilbaar diep zijn Zijne gedachten. Heeft Hij Zijne kracht niet menigwerf betoond aan het volk, waarbij Hij gunstrijk woont? Hij baande door de breede stroomen hun een pad. Hij versloeg den kop van de oude slang. Wij hebben een almachtigen Zaligmaker. Zijn naam is sterke God.
Doch het gaat hier niet alleen om de kracht van Christus, doch van den drieëenigen God. Zij worden bewaard in de kracht Gods. Zou er ook niet kunnengezegd worden: Zij worden bewaard door den almachtigen God? Zeker, dat is ook waar. Eigenlijk is de bedoeling van deze woorden in de kracht Gods: God bewaart hen in Zijne kracht. Die kracht omringt hen, die kracht ommuurt hen. en... God is nooit gescheiden van Zijn kracht, wanneer Hij Zijne Kerk bewaart. Die kracht omringt en doordringt hen. Hij kan wonderlijk handelen, want terwijl Hij de wereld door haar doet beven, houdt Hij Zijn volk erdoor in stand. De kracht van onzen genadigen God in Christus. Zoo het aan de kracht komt, zie Hij is sterk. Meent ge dan, dat het niet dwaas is u tegen Hem te verzetten? Verdoolde stervelingen, durft gij bestaan te twisten met Zijn macht? Het zou den Heere geen moeite kosten ons van voor Zijn aangezicht te verdoen. Bedenk dat, terwijl gij nog in opstand leeft tegen uwen Maker, die van af uwen oorsprong u weldeed, zich met u inliet en u laat bidden op uwe keuze tegen Hem terug te komen.
Hij liet het teeken des verbonds aanbrengen op onze voorhoofden, toen wij nog niet wisten van goed noch kwaad, maar toch reeds door de zonde waren besmet en lagen onder den vloek. En dagelijks laat Hij in Zijn goedheid en ontferming arbeiden aan uwe zielen. Hoe vreeselijk zal het zijn die kracht te ontmoeten ten verderve. De deur der genade staat nog open! Evenwel is het niet bekend hoe lang nog. Wie heeft zich tegen Hem verhard en vrede gehad? Daarom, kust den Zoon Gods, opdat Hij niet toorne. Hoe donker ooit Gods weg moge wezen, het donkerste Gods is klaarder dan de middagzon der wereld, die ondergaat in eeuwigen nacht. Vliedt den toekomenden toorn.
De kracht Gods. ziedaar de hoogste oorzaak onzer zekerheid; de kracht van den God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, die ons zoo uitnemend heeft lief gehad. Bewaard in de kracht Gods. En we zien in den geest Petrus uitgaan naar buiten, bitterlijk weenend; wij hooren Paulus en Silas zingen in den kerker. De Heere is mijn levenskracht, voor wien zou ik vervaard zijn?
Ja, zij gaan van kracht tot kracht steeds voort. Elk hunner zal in 't zalig oordvan Sion haast voor God verschijnen.
Hoor de erfgenamen des hemels bidden met dankzegging: want Uwe is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in der eeuwigheid. Amen.
Zij hebben ervaren, dat het Evangelie eene kracht Gods is tot zaligheid. Door alvermogen vernieuwd, worden zij er ook door en in bewaard. Dat verhoogt de zaligheid: De Heere is bij mij, ik zal niet vreezen.
Maar hoe zijn zij zich dat nu bewust; op welke wijze ervaren zij die genadige bewaring? Door het geloof, zegt onze text.
Het woordje door wijst niet op de werkende oorzaak der bewaring, doch doelt op het middel, het instrument. Een onherboren mensch als zoodanig kan niet worden bewaard tot de zaligheid. God kan hem niet in gunst naderen. Zij worden ten oordeel bewaart, zegt het Woord onzes Gods. Gunstrijke bewaring valt alléén den geloovigen te beurt. In het geloof ligt de verbindingsschakel van den erfgenaam met den bewarenden God. De kracht Gods verwekt het geloof door het Evangelie en vereenigt met Christus in Zijne kracht. En het geloof klemt zich vast, als ziende den Onzienlijke, aan den Heere in Zijne kracht. Alléén het geloof kan schuilen in de kracht Gods. Gij zijt mij, o Heere, ter schuilplaats in gevaren. Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren. Nu is het echter niet het geloof, dat ons bewaart, maar wij worden door het geloof bewaard in de kracht Gods. Neem het geloof weg en wij zijn gescheiden van den genadigen God in Zijne bewaring. Door het geloof is er ervaring van die genade, gelijk zij haar ook verwacht. Door het geloof mogen wij gemeenschap smaken met den Heere in Zijnen Christus. De Heere legert zich rondom degenen, die Hem vreezen en rukt hen uit. Hij doet zich kennen als een bewarend God.
Soms worden wij bewaard zonder geloofsoefening, maar dan ontbreekt het genot. Dan weer is er geheime onrust in ons hart. De geestelijke boosheden in de lucht woeden en wij hebben een gevoel, zooals bij een naderend onweer, als de lucht zwaar en zwoel is. Dan wordt het eene worsteling des geloofs om in den Heere tot rust te komen om in onze schuilplaats in te gaan. Ik stap op, zegt de landman. Waarom, vraagt de ander. Het wordt onweer, een bui breekt los en mijn huis is een heel eind weg. Het zal nog wel gaan, zegt de ander, ik werk door. Neen, ik ga! Ga mee, kijk eens naar de lucht. Hij gaat en bergt zich. Het begon juist te waaien en te regenen, toen hij in zijn woning inging.
Het is waar, hij is hier maar zeer ten deele veilig, want een bliksemstraal kan zijn toevlucht in brand zetten en hem dooden. Maar wie zich mag bergen in den Heere, is wel bewaard. Het verderf kan hem niet treffen. Geen blikseminslag zet zijn verberging in vlam, geen tornado rukt het dak weg boven zijn hoofd. De erfgenaam des hemels is volkomen veilig in den Heere. Hij verbergt mij ten dage des kwaads, Hij versteekt mij in het verborgene Zijner tent.
Heere, bij U schuil ik. Gij zijt mij eene verberging ten dage des kwaads. Gelijk zij door het geloof worden bewaard, putten zij er ook kracht uit. Al wat uit God geboren is, overwint de wereld en dit is de overwinning, die de wereld overwint namelijk ons geloof. In den Heere zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hem zal men komen.
Het is duidelijk, dat het eene andere werkzaamheid des geloofs is in den Heere Christus te rusten als onze gerechtigheid en ons leven, iets anders door het geloof telkens in te gaan in Gods kracht, als onze verberging. Toch is het 't ééne en zelfde geloof, schepping des Geestes in de ziel der erfgenamen, waardoor zij gelooven tot zaligheid en bewaard worden in de kracht Gods.
Maar waartoe worden zij nu bewaard? Voor de erfenis, of zooals onze text zegt: tot de zaligheid.
De zaligheid, dat is de volheid van het Messiaansche heil. Wat in vers 4 dus de erfenis werd genoemd, heet hier de zaligheid. De erfgenamen ontkomen aan den heilloozen ondergang en komen tot de genieting van de zalige gemeenschap Gods. Men zal Zijn naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden.
Deze woorden wijzen ons dus op de uiteindelijke verlossing van alle kwaad en de toebrenging van het hoogste goed. In rechten hebben de erfgenamen des hemels de toekomst! De zachtmoedigen zullen God bezitten en de aarde erfelijk bewonen. Zij worden bevrijd van alle zonde, gebrek, lijden, ellende, zuchten, tranen, armoede, gebrek en van het sterfelijke lichaam. Zij worden verlost van alle kwaad. Zij worden in het bezit gesteld van volheid van genade, volkomen heiligmaking en gelukzaligheid. En dat alles zal zijn middelpunt vinden in dien God, van wien de dichter zingt: Hij is onze zaligheid. De Heere is mijn deel, zegt mijne ziel.
De erfenis zal alle verwachtingen overtreffen, de zaligheid overweldigend zijn. Indien de gemeenschap des geloofs het hart zóó kan vervullen, dat de wanden dreigen te barsten, dan zal wel een verruimde ziel noodig zijn om door aanschouwing God te zien in het aangezicht van Christus en te worden vervuld tot al de volheid Gods. Kinderkens, het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen, doch als Hij zal geopenbaard zijn, die ons leven is, zullen wij ook met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. Bewaard in de kracht Gods door het geloof tot de zaligheid...
Gevoelt gij de spanning door deze woorden uitgedrukt in het leven der Kerk Gods? Ingewikkeld in Gods kracht. Hem omhelzend door het geloof, wordt ons een ruim uitzicht geopend in de toekomst. Blij vooruitzicht, dat mij streelt, zoo zong de dichter. Over het heden hebben wij niet te klagen en de blijde toekomst wenkt. Hoe groot is toch het verschil tusschen wereld en volk Gods. Alle vreugde der aarde is vergald en de toekomst is in nevelen gehuld niet alleen, maar zij baart een eeuwigen nacht. Geen wonder, dat de mensch, die zich buiten Christus leert kennen en den afgrond moet inblikken, die ons scheidt van onzen Maker, met angst wordt aangegrepen, zoodat het naderend oordeel de zielen vervaart. Kent gij dat terugdeinzen voor de toekomst? De waarheid toch vordert, dat gij met uzelven eerlijk handelt en u niet misleidt of wel weigert er op in te gaan als de vraag: mijn ziel, doorziet gij uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God, u ook heden wordt voorgelegd.
Zaligheid heeft tot tegenstelling: rampzaligheid, vol van ramp en oordeel. Een tusschenstaat is er niet. Daarom staan wij ter linker- of ter rechterzijde.
En alsdan... in de eeuwigheid, bij het oordeel, zult gij wederom zien het onderscheid tusschen dien die God dient en die Hem niet dient.
Doch wij gaan verder en laten u met de vraag alleen: hebt gij deel aan het heil door Christus verworven in Zijn zoenen kruisdood?
De erfgenamen des hemels zijn kinderen der hope, temidden van het tranendal, waar zij hun tocht door moeten vervolgen van dag tot dag. Maar... het zal zoo niet blijven. God zal eenmaal alle tranen van hunne oogen afwisschen. Luister maar verder.

De erfenis geopenbaard.
tot de zaligheid „die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd", zoo vervolgt onze text. De keten wordt telkens een schakel verlengd, hecht verbonden met den voorafgaanden; door de kracht Gods saamgesmeed. De gulden keten der zaligheid. Gods werk is ordelijk, gelijk Zijn raadsplan.
Dus die erfenis, die zaligheid, is bereid. Dat is: klaar gemaakt om geopenbaard te worden. Zij is bereid. Daarvan sprak de grijze Simeon met het Kindeke Jezus in zijne armen. Mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken. Het Woord is vleesch geworden, daarin is Gods zaligheid geopenbaard. Gods reddingsmiddel is Christus, God in het vleesch.
Maar dan altijd zóó, dat zij nochtans omsluierd bleef en alleen door het geloof kon worden aanschouwd. Zij mogen reeds nu genieten van die zaligheid, doch zij eten, om zoo te zeggen, nog binnenshuis. Christus zit in heerlijkheid aan de rechterhand des Vaders. Wij zien Hem niet naar het vleesch. Veel is nog bezit in geloof en wordt verwacht in hope. De zaligheid is in Christus geopenbaard, daargesteld, geschonken, doch als onder een deksel verborgen. Welnu, dat deksel zal worden weggenomen. Denk u een schilderij, die door een doek is omhuld. Het is er, maar het moet onthuld worden; het doek weggetrokken en... daar is het schilderstuk.
Zoo spreekt de Schrift van de openbaring van de heerlijkheid van Christus. Hij zal worden geopenbaard in heerlijkheid. Heden spot de wereld en zucht vaak de Kerk, maar dat blijft niet zoo. Neen, hun lachen zal in smart en weedom veranderen en het treuren van dezen zal in blijdschap veranderen.
Christus zal Zijne Bruid zichtbaar ten toon stellen, overgoten met de liefde Gods en de stralende heerlijkheid, waarin Hij zelf is gehuld. Kom herwaarts op en ik zal u toonen de Bruid, de vrouw des Lams. En wat aanschouwt dan de Ziener van Patmos? De Bruid met de zon boven haar hoofd en de maan onder hare voeten.
Petrus mag zien over dood en graf tot den jongsten dag. Want onze text voegt immers toe: in den laatsten tijd.
Wanneer zal de zaligheid worden geopenbaard? In den laatsten tijd. De uitdrukking wijst er op, dat de bestemde en geschikte tijd zal aanbreken. De christenen uit de dagen van den apostel werden soms ongeduldig omdat wereldgericht en zaligheidsbezit op zich lieten wachten. Broeder Petrus vermaant hen te bedenken, dat zij het voor zaligheid moeten achten, dat de tijd nog toeft.
Maar God vertraagt de 'belofte niet, gelijk sommigen dat traagheid achten. Neen, eerst moet Zijn Rijk vol worden, gelijk de Heere reeds aan den Vader der geloovigen toonde, toen Hij hem in het nachtelijk uur uitleidde naar buiten en hem opwekte te zien naar den hemel met zijn ontelbaar starrenheir. Zóó zal uw zaad zijn. Als de sterren aan den hemel en als het zand aan den oever der zee in menigte.
De nieuwe bedeeling, die aanvangt met de verschijning van het Woord geopenbaard in het vleesch, verloopt in perioden van onderscheiden aard en bestemming. De laatste van deze is die vóór het wereldgericht als Jezus komt op de wolken. Zouden wij zoo langzamerhand dezen eindtijd niet gaan naderen, begint de oogst der aarde niet rijp te worden? Wij weten het niet, maar zeker is, dat de goddeloosheid geweldig wordt op de aarde. Wij kunnen echter niet berekenen den dag Zijner toekomst en dat behoeft ook niet, indien wij slechts de lendenen opgeschort en de kaarsen brandende hebben als die op hunnen Heere wachten.
Zijn Rijk moet vol worden en dat zal het zijn, wanneer de antichrist in vol ornaat verschijnt. Verwachten wij, gij en ik, Hem tot zaligheid? Kunnen wij Hem zóó verwachten? Onze tijd vertoont van dat verwachten weinig. Het schijnt, dat niet alleen de dwaze, maar ook de wijze maagden in slaap zijn gevallen. Kinderkens, zoo zegt vader Johannes, het is de laatste ure en dan bedoelt hij de eenheid van den tijd, die verloopt van Bethlehem tot Jezus' verschijning op de wolken. Doch deze laatste ure heeft nu zijn laatsten tijd.
Deze zaligheid is het groote werk Gods, dat Hij van eeuwigheid heeft beraamd en daarstelt in den tijd. Wel is waar zullen de zielen van Gods gekenden aanstonds na hun inslapen de zaligheid beërven, maar zij wordt dan nog niet geopenbaard naar buiten. Deze toeft tot den jongsten dag, gelijk ook de verrijzenis der lichamen plaats grijpt met dien dag als de dooden, groot en klein, zullen staan voor den rechterstoel van Christus. De lichamen, die Jezus mede kocht tot den prijs van Zijn bloed, moeten aan den dood en het verderf worden ontrukt, vrijgemaakt van de dienstbaarheid der verderfenis. Wanneer het lichaam van Christus in alle Zijne leden verheerlijkt zal zijn, wanneer al de kinderen van dit welgelukzalig huisgezin vereenigd zullen zijn, en aanzitten aan het Avondmaal van de bruiloft des Lams, aan de tafel des Vaders, dan zal hun blijdschap volkomen zijn, hunne zaligheid ten volle geopenbaard. Alle toonen in het groote lofaccoord zullen weerklinken. Niet één ontbreekt er aan. Dan zal Christus verheerlijkt zijn in alle Zijne heiligen en wonderbaar in allen die gelooven.
Geopenbaard in den laatsten tijd. De toekomst is Godes en van Zijn volk. Op hunne voorhoofden zal dan geschreven staan de naam des Vaders en het gansche lichaam van de Christus zal tezamen verstaan welke de lengte en de breedte en de diepte en de hoogte is van de liefde Gods, die de kennis te boven gaat.
Zoo dan, vertroost elkander met deze woorden, indien gij van dat lichaam een levend lidmaat moogt zijn.

Leidsman van mijn hart en mijn leven,
Lieve Vader, eind loos groot,
Nog een weinig lijden, strijden,
'k Mag dan rusten in Uw schoot.

O, mijn hart haakt naar die tijden,
Dat ik eeuwig voor Uw troon
Met al Uw volk, verlost van lijden,
Voor U nederwerp de kroon.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 mei 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Opstandingsleven IV

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 mei 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's