Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. Dr. Hugo Visscher

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Dr. Hugo Visscher

11 minuten leestijd

Den twaalfden October is het D.V. voor onzen zeer gewaardeerden bondsvoorzitter, Prof. Dr. H. Visscher, een bijzondere dag, daar hij dan zijn vijf en zeventigsten verjaardag hoopt te vieren. Wij zijn ervan overtuigd, dat velen, ook uit onzen Mannenbond, hem op dien dag een blijk van waardeering zenden in den vorm van een gelukwensch. En de redactie van uw orgaan wil niet achterblijven. Gaarne maken wij gebruik van de geboden gelegenheid in dit Blad onzen eminenten voorzitter hartelijk geluk te wenschen met de viering van zijn verjaardag en niet alleen hem, maar ook zijn trouwe levensgezellin met hun kinderen en kleinkinderen
Moge bij het klimmen der jaren steeds meer des Heeren gunst zijn deel zijn en ook het deel der zijnen.
Bij deze eenvoudige gelukwensch zou ik het wel willen laten ter wille van den jarige, die mij in een correspondentie met nadruk verzocht van dit feit niet de minste drukte te maken. Zelf schreef hij mij: ,,Het is heel geen kunst op zichzelf om vijf en zeventig jaar te worden. Daarin schuilt geen verdienste. De mate onzer dagen is bij God. En van Hem daalt alle gunst en zegen af, die onverdiend ons toevloeien. Dus Soli Deo gloria!"
Gij gevoelt dus wel, dat deze met nadruk kenbaar gemaakte wensch niet toelaat om met eenige drukte den jarige te complimenteeren. Maar gij zoudt het mij zeker ten kwade duiden, indien aan dit feit heelemaal geen aandacht werd besteed. Wij willen daarom luisteren naar den wensch van onzen voorzitter. Het zou echter een miskenning van Gods gave zijn, indien wij tevens niet iets van zijn leven en werken vertelden, niet om daarin een mensch te verheerlijken, maar om dankbaar te erkennen, wat wij in hem van God ontvangen hebben.
Den twaalfden October 1864 werd Hugo Visscher te Zwolle geboren. Bij het opgroeien ging zijn jongenshart uit naar de zee en naar de techniek. Het was daarom zijn wensch om machinist op zee te worden. Om zich hiervoor practisch te bekwamen, kwam hij op de fabrieken van de Staatsspoorwegen te Zwolle en later in een smidszaak. Tijdens deze voorbereiding werd echter de geestelijke vorming niet vergeten. Daar hij uit een refugéfamilie stamde, deed zijn vader hem op de catechisatie bij Dr. F. E. Daubanton, destijds Waalsch predikant te Zwolle. Deze heeft middellijk in hem de liefde tot het predikambt wakker geroepen, en bereidde hem tot de studie voor door hem les te geven in Fransch, Grieksch, Latijn. Hebreeuwsch en Arabisch. Ook bezocht hij het gymnasium te Zwolle, waarvan hij zelf vroeger de scharnieren heeft gesmeed. Zoo verwisselde hij de smidse voor het schoollokaal en hamer en aambeeld voor boeken.
In 1886 kwam hij als student naar Leiden en studeerde daar theologie, onder leiding van de beroemdste der moderne theologen uit die dagen. Aanvankelijk werd hij tot het modernisme aangetrokken, onder invloed van Kuenen en vooral van Rauwenhoff. Later werd hij er weer van af gestooten door het rationalisme van van Maanen. Er volgde een periode van bange geestelijke worsteling. Maar in die geestelijke worsteling kwam hij door de colleges van Acquoi, die de praedestinatieleer van Calvijn behandelde, tot de ondekking van Gods souvereine majesteit en de nietigheid en zondigheid van den mensch, ook tot kennis van Hem, die als het Lam Gods de zonde der wereld wegneemt. Nog levendig herinner ik mij hoe hij op zijn colleges met een bewogen gemoed op een teere wijze over die periode van geestelijken strijd met zijn studenten sprak. Dat waren heilige oogenblikken, die niet nalieten diepen indruk te maken.
Na volbrachte studie begon hij in 1891 zijn loopbaan als predikant van de Hervormde Gemeente te St. Jansga in Friesland, waar Ds. J. Vermeer te Zwolle, hem in het ambt bevestigde. Met veel liefde spreekt hij nog altijd over die eerste gemeente, waar hij met zegen onder de eenvoudige en arme bevolking heeft gewerkt. En in dien zegen mocht hij zelf ook deelen, daar het geestelijk leven zich voor hem in zijn diepte en rijkdom ontsloot.
Bij het drukke pastorale werk werd echter de wetenschappelijke arbeid niet vergeten. Hierbij kwam de talenstudie op den achtergrond en richtte zijn belangstelling zich meer op de speculatieve vakken, als dogmengeschiedenis, wijsbegeerte en dogmatiek. In deze periode valt ook de voorbereiding voor het halen van den doctoralen graad.
In 1894 vertrok onze voorzitter naar Zegveld. In deze rustige gemeente heeft hij met veel genoegen en met grooten zegen gearbeid. Ook promoveerde hij den vijfden October 1894 aan de Leidsche Universiteit op een academisch proefschrift over Guilielmus Amesius, zijn leven en werken. De wetenschappelijkheid dezer studie werd zelfs door de moderne faculteit gewaardeerd met het praedicaat „cum laude".
Na zijn promotie begon zijn strijd om de achtergebleven gereformeerden in de Ned. Herv. Kerk weer te organiseeren en op te wekken tot een nieuwen strijd. Aanvankelijk zocht hij steun bij de confessioneeelen, maar tevergeefs. Daarom besloot hij zelfstandig te werken en richtte met Dr. de Lind van Wijngaarden ..Het Gereformeerd Weekblad" op. Hiervan is hij jarenlang medewerker geweest, terwijl hij gedurende een zekere periode genoodzaakt zag zich aan medewerking te onttrekken. Sinds een achttal jaren is dit blad weer zijn lijforgaan, waarin hij de dogmatische rubriek verzorgt en oproept tot trouw aan de belijdenis der kerk. Naar veler oordeel zijn de laatste artikelen vaak veel te scherp. Wanneer wij echter de ontwikkeling der dingen zien, dan valt het niet te ontkennen, dat zij menigmaal een profetisch karakter dragen, terwijl zij opwekken met allen ernst terug te keeren tot Schrift en Belijdenis.
De rustige dorpsgemeente Zegveld werd in 1896 verwisseld met de rumoerige stadsgemeente Delft, waar hij als eerste gereformeerde midden in den kerkelijken strijd kwam te staan. Maar hoe onverkwikkelijk die ook was, toch is zijn arbeid daar door God op een bijzondere wijze gezegend. De gemeente ontwaakte, zoodat steeds meerderen zich onder zijn gehoor schaarden, ook in de zoogenaamde bijbellezingen. Nog altijd kan men de ouderen in Delft met veel waardeering over die periode van opleving hooren spreken. De practische arbeid in deze gemeente vorderde echter zooveel van zijn tijd, dat het wetenschappelijke werk wat op den achtergrond kwam te staan. Dit is wel één der oorzaken, dat het beroep naar Ouderkerk aan den IJssel werd aangenomen, waar hij in 1901 zijn intrede deed. Hier vond hij weer meer tijd voor studie.
Met Dr. L. A. van Langenraad bewerkte hij in die dagen het biografisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerdheid, waarvan hij inzonderheid die artikelen verzorgde, die meer speculatieve en dogmatische kennis vereischten.
Als predikant heeft hij ook medegewerkt aan de oprichting van den Gereformeerden Zendingsbond. Voorop stond in dezen Bond het zending drijven, maar tevens zag hij er een verzamelpunt in voor alle Hervormd Gereformeerden, ook al deelden zij dan zijn kerkelijk standpunt niet.
Den één en dertigsten October 1903, dus op hervormingsdag, werd hij benoemd tot hoogleeraar in de Theologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Over deze benoeming brak een storm van verontwaardiging los, zoodat artikelen vol hoon en smaad verschenen in de groote bladen. Het stond van te voren al vast, dat een man van gereformeerde belijdenis niet bekwaam kon zijn tot het verrichten van wetenschappelijken arbeid. Men had hem gewogen en te zwaar bevonden.
Maar reeds vanaf zijn eerste optreden werd duidelijk, dat hij een man was, die voor zijn taak berekend was. En hoewel de atmosfeer geladen was, heeft men toch met ademlooze stilte den vijftienden Februari 1904 geluisterd naar zijn principieele inaugureele oratie, getiteld: ,,De oorsprong der Religie". En gedurende de vele jaren van zijn professoraat heeft hij getoond, dat de gereformeerde beginselen geen belemmering zijn voor de ontplooiing van een wetenschappelijken geest. Allereerst hebben zijn leerlingen hem in dien arbeid van nabij lceren kennen. Verschillende vakken heeft hij gedoceerd en zijn colleges getuigden altijd van gedegen studie. Wat hij zeide, was gefundeerd. Het getuigde van een breede wetenschappelijkheid, waardoor hij de dingen tot op den bodem peilde. En daarbij bezat hij de gave om de meest ingewikkelde problemen op een eenvoudige wijze voor te dragen, zoodat het voor een ieder verstaanbaar was. Zijn leerlingen, inzonderheid de geestverwanten onder hen, denken met groote dankbaarheid aan zijn lessen terug.
Onuitwischbaar is de herinnering aan de liefde, die hij betoonde aan Gods Woord.
Onuitwischbaar is de herinnering aan het vuur, waarmee hij opkwam voor de gereformeerde belijdenis.
Onuitwischbaar is de herinnering aan den eerbied, waarmee hij sprak over de dingen van het Koninkrijk Gods en het geestelijk leven.
Ook in den katheder aan de Universiteit schaamde hij zich nooit een belijder te zijn van Gods souvereine majesteit en te leven van de genade ,die God schonk in den Heere Jezus Christus. Velen leerden door hem de gereformeerde belijdenis weer waardeeren en lief krijgen, tot zegen van de Hervormde Kerk en het Nederlandsche volk. Het is toch onmiskenbaar, dat hij als Hoogleeraar school heeft gemaakt, zoodat de gereformeerde beginselen weer meer worden uitgedragen.
Zijn arbeid bleef echter niet tot de katheder beperkt. Ook op een andere manier heeft hij gewerkt aan de verdediging en verbreiding van de gereformeerde beginselen. En dan denk ik allereerst aan zijn persarbeid. Van zekere zijde kan men telkens weer hooren, dat Prof. Visscher zoo weinig in druk gegeven heeft. Ik vermoed, dat dit praatje zijn oorzaak vindt in het feit, dat men weigert van zijn geschriften kennis te nemen. Want het tegendeel is waar. Naast zijn ontelbare populair dogmatisch artikelen in ,,De
Waarheidsvriend", „Het Gereformeerd Weekblad" en „Refaja" en zijn stichtelijke werken „Stemmen uit de wolk der getuigen" (drie deelen), „in Israël vermaard". „Jona" en „Geloof, Hoop en Liefde", die door de gemeente met graagte gelezen worden, noem ik „Religion und Sociales Leben bei den Naturvölkern" (twee deelen), „Religie en zedelijk leven", „Inleiding op de Godsdienstwetenschap", „Christelijke ethiek", „Het levensprobleem". „Religie en arbeid", „Grijpt als 't rijpt", „Feit of Fictie", „Rechtvaardigmaking en Heiligmaking", „Het Paradijsprobleem", „De Schepping" e.a. Gij ziet dus, een respectabele rij, zoodat gij werkelijk niet altijd naar geschriften van menschen uit andere kerken behoeft te grijpen ter bestudeering van uw onderwerpen. In de geschriften van onzen voorzitter kunt gij veel vinden over allerlei onderwerpen. Al deze dingen laten zien, dat hij als Hoogleeraar zijn plaats met eere heeft ingenomen. Maar toch heeft hij zich niet in zijn studeerkamer teruggetrokken, maar hij is blijven staan in het midden van het leven.
Wij denken aan zijn arbeid tot vrijmaking der kerk en dan noem ik hem als de geestelijke vader van den Modus Vivendi. Hij zag als ideaal de vrijmaking van dat deel, dat aan de belijdenis vasthoudt met in het verschiet een hereeniging op den grondslag der confessie. Velen der gereformeerden in de Ned. Herv. Kerk meenden hem op dit pad niet te mogen volgen met als gevolg een onderlinge verwijdering, die zelfs hier en daar tot verbittering is geworden. Wij constateeren dit met droefheid en hopen altijd nog hartelijk, dat er nog eens een tijd komt, dat men zich zelf verloochent en het eerlijk aandurft om de verschillende dingen aan den eisch van Gods Woord en de belijdenis der kerk te toetsen.
En wat ik zeg met betrekking tot het kerkelijk leven geldt evenzeer het politieke leven. Want op deze wijze worden wij verdeeld en heerschen anderen over ons. En wanneer ik dit schrijf, dan denk ik aan de twaalfde stelling van het academisch proefschrift van prof. Visscher: De verschillende Gereformeerde groepen in ons vaderland moeten, krachtens het gemeenschappelijk beginsel, streven naar hereeniging op één kerkelijk erf.
Zijn belangstelling strekte zich echter nog verder uit.
Jarenlang was hij bestuurslid en voorzitter van de Vereeniging tot Christelijke verzorging van zenuwlijders, de Johannesstichting, de Gereformeerde Bond van stichtingen van barmhartigheid.
Hij mag dus terugzien op een veelzijdig werkzaam leven. En hij blijft werken, zoolang God hem de kracht laat. Dit blijkt wel uit het feit, dat hij den stoot gaf tot de oprichting van den Bond van Ned. Herv. Mannenvereenigingen op Ger. Grondslag, waarvan hij sinds de oprichting de eminente voorzitter is. Nog altijd gaat er van zijn beginselvaste persoonlijkheid een bijzondere kracht uit. En wij zijn dankbaar, dat wij hem nog als voorzitter hebben mogen. Laten wij dan ook die dankbaarheid metterdaad bewijzen door ons naar zijn voorbeeld te werpen op de bestudeering der gereformeerde beginselen, en te werken en zoonoodig te strijden, zoolang het dag is, voor den naam en de zaak des Heeren. Dit is geen weg van voorspoed, maar wel een weg van zegen, waarin God zijn souvereine gunst in den Heere Jezus Christus bewijst aan zondaren. Dat is ook het rustpunt van onzen voorzitter, temidden van alle moeilijkheden en onder de vele teleurstellingen, die hem niet gespaard bleven. Het is heerlijk hem in persoonlijk gesprek en bij zijn toespraken over dat vertrouwen te hooren spreken. De onwrikbare overtuiging, dat het levenslot ligt in Gods trouwe Vaderhand.

Secr.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1939

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Prof. Dr. Hugo Visscher

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1939

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's