De claechlieden Ieremiae
Gedicht
Achtste Clachte.
Op de wyse vanden 2 Psalm.
1. Wat Coninck had' aen sulcken val gedocht
Jerusalem, als ghy nu syt gevallen? |
Wie had' gedroomt dat in u het gedrocht
Der heydens vuyl, o Sion, soude stallen?
Verwytet u afvallige Propheten,
En geeft de schuit u Priesters even vals
Die 't blinde volck verscheurden en verbeten,
En traden haer geweldigh op den hals.
2 Sy goten wt soo veel onschuldig bloet
Dat noch ter tijd haer slippen daer van cleven:
En niemant cost versetten schier een voet
Diens' haren schuim met een niet aen en wreven,
Noch riepen sy: „wyckt, wyckt al ghy onreine
Ons heiligh tuych wacht u te raken aen".
Helaes! sy sijn geweken, so ick meyne,
En vanden wech, ja wtet lant gegaen.
3. De heydens self voorseyden dat het lant
Dit snoo geboeft niet langer dragen soude.
Des Hemels Heer met syner oogen brant
Verstroytse nu de jonge met de oude.
Hij heeft verschoont noch priesters noch Raetsheeren.
En wy, met haer, opt wterste gebracht
Na vremde hulp ons moede ogen keren
En smeken hem die onser niet en acht.
4. Ons vijant loert met onverdroten vlyt
Dat wy noch wech noch steeg' en derren bruyken.
Ons eynde maekt, w' en hebben dach noch tyt
Ons glas2) is wt, wy moeten onderduyken.
Veel sneller als den arent rept syn vlercken
Waes hare comst, geen so bedeckten wout
Geen clip so steyl daer sy ons niet ompercken3)
En sporen na om ons te macken kout.
5. Ons Coninck. ah! dat schoon gesalfde hooft
Ons beuckelaer4), den adem onser neusen
Is inder hacht5) van staet en lant berooft.
Daer is geen macht zijn banden op te leusen. 6)
Wel Edoms kint7), in wellust moet dy groeyen!
Ghy dochter Uz8 ) verheucht u in myn leet!
Maer dat my rypt, dat mach u bey wel bloeyen.9)
Ja uwen druck sal comen eer ghyt weet.
6. Den seuren kelck dien ick nu heb gesmaeckt
Daer sult ghy doch den gront-sop haest wt drincken.
Ghy moet, ghy moet noch liggen moeder-naeckt
En in u quyl voor aller neusen stincken.
U ballinckshap, o Sion, neemt een ende.
De Heer niet meer wil dencken uwer daet.
Maer Edom sal ontvangen van elende
Na haer verdienst' een welgevulde maet.
1 ) ter tijd: thans: 2) glas: uurglas, zandlooper, dus: ons laatste uur is geslagen: 3) ompercken: omsingelen: 4) beuckelaar: schild; 5) hacht: gevangenschap: ö) leusen: verbreken; 7) Edom: vijanden van Israël; 8) Uz: Z.O. van Palestina: ") bloyen: Het leed, dat voor mij nu rijp is, staat voor u wellicht in bloei.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1939
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1939
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's