Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van den Wil Gods VIII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van den Wil Gods VIII

II. Weerleggend (polemisch-elenchtisch Gedeelte).

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het eerste gedeelte hebben wij getracht eene uiteenzetting te geven van hetgeen de Schrift ons leert van den wil Gods, zoo met betrekking tot zijn eigen wezen als het geschapene. Ons doel was daarbij de richtlijnen, die wij moeten volgen, duidelijk te trekken. Niet de leerstukken werden behandeld waar van den wil Gods sprake is, doch een samenhangend geheel werd ontworpen van de leer van den wil Gods zelf, waardoor de leerstukken worden beheerscht.
Het is ook bij deze waarheid der Schrift dat de ketterij de Kerk gedwongen heeft Gods waarheid in te denken en tot uitdrukking te brengen. De dwaling fungeerde vaak als wetsteen van het geheiligde denken van Gods gemeente in hare leidende personen. Want wij moeten niet meenen, dat hetgeen van den wil Gods werd geleerd in ons eerste gedeelte geen tegenspraak zou vinden.
Integendeel, van twee zijden kwamen en komen de aanvallen op de burcht der goddelijke waarheid. De wijsbegeerte ging haar eigen weg om eene levens- en wereldbeschouwing te ontwerpen die hoofd en hart zou moeten bevredigen, doch daartoe nimmer in staat was of zal zijn. Dit is reeds daarom onmogelijk, omdat zij haar uitgangspunt neemt in de rede. Op dit alles komen wij straks nader terug. En aan de andere zijde was en is het de ketterij, gevoed door de wijsbegeerte, op kerkelijk erf die hare aanvallen richtte op de zuivere leer van den goddelijken wil en de waarheid aanrandde. De dwaling werd zelfs in de Roomsche kerk tot dogma, tot leerstelling, verheven en de banvloek uitgesproken tegen degenen die haar dogma bestreden, als in strijd met de Schrift.
Nu is het de taak van den theoloog de ketterij te bestrijden en de waarheid te stellen tegenover de dwaling, als kostbaar bezit der Kerk, als het pand haar toebetrouwd. De bestrijding der ketterij (haeresiomachie) is een integreerend deel van de taak den godgeleerde opgelegd, die gebonden aan Schrift en belijdenis in gemeenschap met de Kerk der eeuwen, Gods waarheid uitdraagt.
De dienaar des Woords belooft met een eed door zijn ja. ik van ganscher harte, o.a. te weerleggen met de Heilige Schrift alle dwalingen en ketterijen die tegen de zuivere leer strijden.
Deze belofte stelt eischen. De noodzakelijkheid ligt erin opgesloten naar ieders gaven en krachten kennis te nemen van hetgeen de geest der eeuw oplevert, zoowel wat rechtstreeks wordt geleerd in welomschreven vormen als wat in gepopulariseerden vorm wordt ingedragen in de gemeente.
Dit is niet bepaald een aangename taak om ketterijen te bestudeeren; dwalingen op te sporen en te onderkennen, zoowel in hare oude vormen als in nieuwmodisch kleed gestoken. Ons is noodig grondige studie allereerst van de Schrift en de belijdenis en de reformatorische theologie, om tot deze taak bekwaamd te worden.
Het is een levenstaak. Het is geen aangename taak de ketterij te bestudeeren. maar daarom niet minder noodzakelijk. En toch ook weer wel aantrekkelijk in zoover het ons eene eer moet zijn Gods waarheid ongerept te bewaren in het midden van het geslacht waartoe wij behooren. Bovendien leven wij ook niet voor ons gemak, maar om te werken zoo lang het dag is. De lijfspreuk van Baudartius, een onzer Statenvertalers, zij ook de onze: arbeid is voor mij rust (labor mibi quies).
Paulus toonde in staat te zijn met de Grieksche philosofen te redetwisten op de markt van Athene, en bewees zelfs een der weinig bekende hunner dichters te kennen. Daarom is grondige scholing ons noodig bovenal bij klaarheid van inzicht en denken terwijl de vreeze Gods, die het beginsel is der wijsheid en der wetenschap, ons een lichtende toorts moet zijn op ons pad.
Neen, wij begraven onze strijdbijl nog niet, maar begeeren in het strijdperk te treden ook in onze dagen tegen de belagers van Gods waarheid ook op het erf waar wij ons thans op bevinden. Zeker zijn hieraan bijzondere moeielijkheden verbonden, maar die zijn er om overwonnen te worden.
Hoewel de aard van ons Blad — om van andere oorzaken niet te spreken — zich niet leent in den breede in te gaan op de voorstellingen die de wijsbegeerte, voorzoover zij nog met een God rekent, willen wij toch trachten enkele hoofdgedachten van het wijsgeerig denken der eeuwen over den wil Gods aan onze lezers voor te leggen. Dit js ook daarom gewenscht aangezien de theologie in den loop der eeuwen door haar werd beïnvloed en van haar fundament afgevoerd.
Om het wezen der ketterij te onderkennen is eenige wijsgeerige scholing geen overbodige weelde, benevens — dat blijft het voornaamste — leven uit de Schrift en innige verknochtheid aan het leven van Gods Kerk, zooals dit door hare belijdenis wordt vertolkt.
Neem bijvoorbeeld de Roomsche theologie. Zij hangt onlosmakelijk samen met de wijsbegeerte van Aristoteles via Thomas van Aquino naar het heden.
De Roomsche leer is verheidensching van de christelijke waarheid. Rome leeft niet uit de Schrift. Wil ook de rede maken tot kenbron der waarheid. Een eenvoudig voorbeeld. De boekenmarkt stroomt over van Roomsche boeken, die zich op allerlei gebied bewegen. Zoo verscheen nu de tweede druk van: Catechismus voor den ongeloovige (door A. D. Sertillanus, O. P., twee deelen). Dit werk voert naar Roomsch getuigenis, op magistrale wijze en in een klemmend betoog uit de natuurlijke orde ons op tot God, Christus en zijn Kerk en leidt ons aldus binnen in de bovennatuurlijke orde. Zoo wil de schrijver ons langs den weg der redelijkheid overtuigen van de goddelijke waarheid. Het boek is volgens Rome bijzonder geschikt voor den ongeloovige, die redelijk denken en eerlijk zoeken wil. (Een uitstekend boek voor dezen tijd schrijft het Roomsche Schild, apologetisch Maandschrift Oct. 1939).
In het voorbijgaan mag ik wel opmerken, dat wij als theologen ons wel ernstig bezig mogen houden met de Roomsche kerkleer, nu de verroomsching van ons land gestadig voortgang heeft. Dat kan ook ten goede komen aan de catechismusprediking. Want hebben wij uiterst weinig theologen die zelfs maar matig hun dogmatiek kennen en blijven doorwerken, nog minder zijn er die uit de bronnen de Roomsche leer kennen.
Prof. Visscher, geoefend op alle wapens munt ook op dat terrein uit zooals meermalen bleek. Het was goed. dat hij eens een candidaat drie maanden gaf omdat hij niet behoorlijk op de hoogte was van het leerstuk van de mis. Wat wij opmerken wilden is hoe noodzakelijk het is, dat er gewerkt wordt, gestudeerd en... gebeden en recht beleden. Maar deze aanloop werd reeds te lang om te komen tot enkele opmerkingen over de ideeën die in de wijsbegeerte over den wil Gods zijn ten beste gegeven en die aan de Kerk niet zijn voorbijgegaan. Zoo wel de moderne als de Ethische theologie — voorzoover die naam voor hun stelsels niet te mooi is — komen op niet uit de Schrift, maar worden beheerscht door de wijsbegeerte der eeuw. Het moge dan zijn, dat de Ethischen tegenwoordig in het geheel geen theologie hebben, wat ze dan aan de markt brengen is toch wijsgeerig bepaald en steunt niet op Gods onfeilbaar Woord.
Dit echter niet alléén. Hoewel het misschien vreemd in de ooren zal klinken, is het zóó, dat zelfs onder uiterst rechtsche menschen tot onder Oud-Gereformeerden toe, Spinoza nog wel eens een woord meespreekt, om dezen wijsgeer slechts te noemen. Niet dat deze menschen hem gelezen hebben of kunnen lezen, maar zijn invloed is ingedragen door anderen onder het volk.
Zoo gebeurde het nog niet zoo lang geleden, dat ons een oude schrijver werd aangeboden die de man die ons dit boekwerk ten geschenke wilde geven prees om de diepe gedachten ook over den wil Gods. En wat bleek ons? Dat niet alles wat als oude schrijver wordt geprezen tot de rechte schrijvers behoort, want weldra was het ons duidelijk dat Cartesius. Geulinx en Spinoza hem zwaar hadden belast. Ook zware, diep-mystiekklinkende termen behooren gewogen te worden op de weegschaal des heiligdoms. Het gevaar voor besmetting der wereld is niet denkbeeldig, ook in onze kringen.
Dit moet ik ook wel eens denken wanneer mij beschouwingen over de goddelijke verkiezing en „Gods verkorenen" onder oogen komen waar de religie wel wat al te veel uit verdwenen is en meer doen denken aan een schema van denken, een koud begrip, buiten het verband van de waarheid Gods, dan wel aan zuivere bediening des Woords. Dat werkt verdorrend en is feitelijk een verphilosofeering der religie, die noodwendig voert tot afstomping der gemoederen en niet tot opbouw in het geloof naar de Schriften.
De scholastiek is dieper ingedrongen dan menigeen denkt ook onder menschen van Gereformeerde gemeenten enz.
Trouwens, onder ons, vinden wij aan de eene zijde dezelfde verschijnselen en aan den anderen kant een Remonstrantisme, dat nog erger is dan het eerste en eveneens verband houdt met de wijsbegeerte en de verdorvenheid van ons natuurlijk hart en verduisterd verstand.
De wijsbegeerte nu put uit de rede en de natuur, beïnvloed door religieuze grondgevoelens. (Zie P.S.).
Wanneer gehandeld wordt over den wil Gods, waar het hier over gaat, dan blijkt dat wel zeer duidelijk. Men wil een godsbegrip construeeren. Deze poging moet echter reeds daarom altijd mislukken omdat wij van God geen begrip kunnen hebben, maar wel een Gods-voorstelling, wilt ge een Godsidee, een Godsbesef. Daarbij komt dat de rijkdom van Gods wezen zoo groot is dat wij menschen het nooit in een eenheid van denken kunnen omvangen. Daarom is het gevaarlijk een waarheid los te maken van het geheel van Gods bijzondere Openbaring. Zoo verliezen wij de Schrift. In de Godsleer zullen alle gegevens die de Schrift ons biedt tot hun recht moeten komen en blijven wij staan voor de majesteit van den éénen, eeuwigen, oneindigen, onbegrijpelijken, volzaligen God. De uitdrukking ,,Gods verkorenen" kan een gevaarlijk begrip worden, wanneer God daarin wordt beroofd van zijn volheid van zijn en leven en het totaal van Gods waarheid uit het oog wordt verloren.
Zoo wordt nu in de wijsbegeerte op verschillende wijze over den wil Gods gehandeld als een begrip. Doch wij kunnen óók van dien wil geen begrip hebben omdat hij de wil Gods is samenvallend met zijn wezen.
a. Enkele grepen dan uit de wijsbegeerte.
Plato (427—347 v. C.) de dichter-denker, trachtte de zinnelijke wereld af te leiden uit de ideeën, die het waarachtige zijn waren. Die ideeën zijn oertypen van de werkelijkheid, zelfstandigheden van geestelijken aard, van bovenaardsche existentie. De ideeën zijn ongeworden, onveranderlijk, onvergankelijk.
Die wereld der ideeën nu vormt een kosmos, een schoon geheel. Er is samenhang tusschen al die ideeën. De hoogste is die van het goede en deze is de godheid.
Maar hoe komen wij nu tot kennis van die bovenzinnelijke wereld der ideeën, daar wij in onze waarneming beperkt zijn tot de zinlijke wereld? Wel zegt Plato door herinnering. De ziel bestond toch vóór haar zijn in het lichaam. De ziel heeft in haar vroeger bestaan de bovenzinlijke gewesten bewoond en de ideeën geschouwd. Van deze kennis der aanschouwing nu is iets bewaard gebleven. Wanneer nu de ziel door waarneming de werkelijkheidsdingen ziet herinnert zij zich de ideeën, die daarop correspondeeren in de bovenzienlijke wereld.
De zintuiglijke ervaring is dan ook geen bron voor de kennis van het wezen der dingen maar alleen aanleiding. Om de kennis dier ideeën gaat het. Die drang naar kennis der ideeën is de liefde, de liefde naar het onvergankelijke eeuwige zijn.
De goden filosofeeren niet want zij bezitten de wijsheid. De dwazen verlangen er niet naar omdat zij meenen haar te hebben, maar de filosofen die tusschen de goden en de dwazen instaan zoeken naar de kennis van het blijvende onvergankelijke zijn. Hoe nu echter de verhouding tusschen deze twee werelden moet worden gedacht blijft in het duister. Van een schepping door de hoogste idee is geen sprake, noch ontvangen wij licht over de vraag hoe het is met den wil van die hoogste idee de godheid. Zoo blijft er een metaphisisch dualisme van zijn en worden, van zijn in die hoogere wereld en van worden in de beneden-wereld der materie.
Aristoteles, de man van het begrip, die uit de taal de meest abstracte terminologie houwt, de grootste leerling van Plato (384—322 v. C.) laat ons ook in het duister. Hoe groot deze wijsgeer ook mag zijn en hoever zijn invloed strekt, de verhouding van God en wereld blijft ook bij hem geheel in het duister. Daarbij komt dat hij zich de godheid zoodanig denkt dat feitelijk alle willen uitgesloten wordt.
Geen wonder dat dit in de Stoa leidde tot het pantheïsme. God wordt nu de rede, de geest, de ziel der wereld en deze wereld is het lichaam, het kleed, de verschijning Gods.
'Zeno, de hoofdvertegenwoordiger van deze wijsgeerige school (gestr. 264 v. C.) leerde: God is de wereldkracht. De "godheid is vuur, wereldadem die heel het universum doordringt. Toeval bestaat er niet, maar het noodlot, het fatum beheerscht de dingen in hun loop. De logos toch is niet alleen beheerschende kracht, maar ook wereldvrede, wereldorde.
Voor den wil Gods was in dit stelsel dus geen plaats; God of de godheid is een begrip maar geen levende werkelijkheid, nog minder een persoon met verstand en wil, die besluit en met majesteit heerschappij voert.
Doch genoeg van de oude wijsbegeerte voor onze lezers.
De theologie der Middeleeuwen werd beheerscht door de wijsbegeerte van Aristoteles. De groote Roomsche theoloog Thomas Aquinas. die niet ten oprechte de christelijke Aristoteles is genoemd, heeft zijn theologie geborduurd op het stramien van den Stagiriet. (Het kan geen kwaad voor ons theologen een bad te nemen in de Summa van Thomas; hij schrijft helder en heeft groot gezag in de Roomsche Kerk). Het is tegenwoordig in de Roomsche Kerk pauselijk voorschrift, dat theologie en wijsbegeerte moet worden beoefend in aansluiting aan Thomas. Daarom kan hij worden geheeten de wijsgeer van het Romanisme. In hoever hij ook onze Gereformeerde theologie heeft beïnvloed in de 17e eeuw tot heden, blijft hier rusten. Zeker is, dat de reformatorische theologie ook zijn hulpdiensten afwees en zuiver religieus wenschte te blijven.
b. De nieuwe philosophie keerde terug tot het rationalisme van de ouden.
Een greep slechts. Zag Cartesius in het denken het wezen des geestes en den waarborg van het zijn, Hegel ging verder en verklaart het absulute als louter denken, denken zonder meer, zonder inhoud. Geen zijn maar eeuwig worden is dit principe. Hieruit moest nu worden verklaard de wereld. Het kan duidelijk zijn, dat het zijn uit het worden niet kan worden verklaard, want uit het absulute denken zonder wil kan geen existentie worden afgeleid, geen wereld ontstaan.
Geopereerd wordt met een begrip, een gedachtending, waaraan wezen ontbreekt. ,,Er is toch een principieel onderscheid tusschen God en een godsbegrip dat slechts een begripsgod biedt.
De god des begrips is dood en de God dien Gods kinderen ontmoeten in de worstelingen hunner ziel, is de eeuwig Levende, die zich ontfermen kan over niet-ontfermden. Daarom doodt de wijsbegeerte feitelijk de religie. (Dr. H. Visscher, De Schepping I, blz. 78). De pantheïstische wijsbegeerte proclameert de indentiteit, de wezenseenheid, van eindig en oneindig. Zij doet dit in strijd met de religieuse zoowel als logische grondgevoelens der menschheid. In plaats van het probleem der wereldwording op te lossen heft zij het op".
Alleen de scheppende daad Gods kan de wereldwording verklaren, terwijl God als God wordt beleden door den eindigen mensch.
Wie God wil onderwerpen aan de rede des menschen en hem zóó verstaan, zal als een dwaas openbaar worden.
Nu is dit het ontroerende, dat de Westersche volken van den grondslag van het christendom zijn afgevoerd en daarom staan wij eenzaam in deze ontkerstende wereld, die den willenden God niet meer kent in zijne souvereine majesteit.
Wie het wereldleven, het denken en peinzen der leidende geesten, overziet staat ontsteld over de godvergetenheid onzer eeuw. Geen wonder, dat God zijne oordeelen doet komen en zijne geeselroede opheft, zoodat het oordeel zal wederkeeren tot gerechtigheid vol van majesteit.
En nog altijd blijft het woord des Heeren waar: de wijsheid der wereld is dwaasheid bij God. Wie zich niet wil laven aan de reine wateren zijner bijzondere Openbaring zal in den nacht zijner natuurlijke onwetendheid wegsterven in duisternis en verkwijnen van dorst. Alléén het Woord kan ons onderwijzen van den wille Gods en daarom: tot de wet en de getuigenis.

P.S. Zooeven werd opgemerkt dat sommigen (o.a. wijlen Prof. Ritter) het doel der wijsbegeerte omschrijven als het streven om een levens- en wereldbeschouwing te ontwerpen die hoofd en hart bevredigt. Men gaat daarbij uit van de rede des menschen als kenbron der waarheid in samenhang met het gansche scheppingsleven.
Doch bij deze doelstelling wordt de religie gedood en een wijsgeerige levens- en wereldbeschouwing kan noch het hoofd noch het hart bevredigen. Wijsbegeerte kan nooit de religie vervangen.
Bovendien is deze doelstelling niet in overeenstemming met het wezen der wijsbegeerte, want eene religieuse levens- en wereldbeschouwing is geen wijsbegeerte, doch is eene waardering van wereld en leven bij het licht dat de religie er over laat opgaan. De wijsbegeerte stelt zich echter ten doel niet een levens- en wereld waardeering doch hare verklaring in eenheid van systeem. Wijsbegeerte en godgeleerdheid zijn geheel verschillend van aard zoowel wat hare stof als hare doeleinden betreft. (Zie hiervoor het recente artikel van Prof. Visscher in de Vox Theologica van Oct.: Van religieuse en wijsgeerige levens- en wereldbeschouwing).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van den Wil Gods VIII

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's