Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1 Corinthe 15 : 19

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1 Corinthe 15 : 19

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

x. te O.A. vraagt naar de beteekenis van 1 Cor. 15:19. Laat ik een korte toelichting geven, dan kunt u zien of uw beschouwingen, die gij er aan verbindt, juist zijn.
De Schriftuurplaats luidt: Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zoo zijn wij de ellendigste van alle menschen.
De apostel handelt over de opstanding der dooden. Hij zegt: als er geen opstanding der dooden is, dan is ook Christus niet opgestaan. Dit is vanzelf sprekend, want als er geen opstanding van dooden is, dan is niemand opgestaan. Nu loochenden sommigen van de Corinthiërs de opstanding der dooden, als gevolg van de inwerking van den Griekschen geest, die het lichaam beschouwen als een kerker der ziel en de dood beschouwden als een bevrijding uit een gevangenis om terug te keeren tot het rijk der vrije geesten.
Maar zegt Paulus: als er geen opstanding der dooden is en dus ook Jezus niet is opgestaan, dan zijn wij valsche getuigen, want wij prediken zijn opstanding en leeren dat daarmee het christen-zijn staat of valt.
Dan was de prediking der apostelen en het geloof der Corinthiërs zonder inhoud, een vroom zelfbedrog op zijn best.
De roeping der apostelen is te getuigen van de opstanding van Jezus, opgewekt door den Vader, overwinnaar van dood en graf. Het geloof zou geen inhoud, maar ook geen vrucht hebben. Dan was er geen zondenvergeving, want een Jezus, die in het graf ware gebleven, kan niemand zalig maken; Gode het schuldrantsoen niet betalen, noch de opstanding en het leven zijn.
En wat dan te denken van de ontslapenen, die heengingen in de hope des eeuwigen levens? Zouden zij niet bedrogen uitkomen aan gene zijde des grafs? Zij waren dan verloren, want hun behoudenis en zaligheid wordt geheel beheerscht door de opstanding van Christus uit de dooden.
In het 19e vers trekt Paulus de laatste conclusie voor de levenden, uit de dwaling der Corinthiërs.
Dan had Jezus dus alléén beteekenis voor dit leven en bij het sterven was zijn waarde teniet gedaan, want er was geen leven na dit leven in heerlijkheid.
Na dit leven ware er dan van Christus niets meer te wachten. Zij konden dan alleen in dit leven hun hoop op hem stellen. Maar dan miste ook die hoop eiken grond, wat bij het sterven op ontstellende wijze zou blijken.
Zoo spreekt Paulus uit de ongerijmd dwaze, ja, goddelooze stelling, dat er geen opstanding der dooden zou zijn en dus ook Christus niet ware opgewekt. Dan waren de christenen de ellendigsten van alle menschen.
Dan hadden zij zich in dit leven gevleid met eene ijdele hoop; zich allerlei ontzegd en veel gedaan, dat toch waardeloos zou blijken. Moeten dan de Corinthiërs niet uitroepen: neen, dat is niet zoo. Het geloof is niet ijdel, de verwachting voor de eeuwigheid zal niet bedriegen. Christus opgestaan, er is eene opstanding der dooden; wij hebben jammerlijk gedwaald en door de wijsheid der wereld de dwaasheid des Evangelies miskend, dat juist in zijn dwaasheid wijsheid leert.
Laat ik nog een paar opmerkingen van Calvijn op deze Schriftuurplaats toevoegen.
Hij wijst er op, dat de lieden van de wereld aan allerlei ellendigheden blootstaan, maar dat de christenen nog andere zwarigheden hebben te doorstaan.
En dus als dat alles tevergeefs is, dan zijn zij nog ellendiger dan de wereldling. De Heere, hoewel Hij de goddeloozen dikwijls met zijn geeselen straft, en zijn oordeelen tegen hen begint te gebruiken, in deze wereld, zoo bezoekt Hij nochtans de zijnen, met menigerlei verdrukking. Ten eerste, omdat Hij kastijdt, dien Hij liefheeft. Ten andere, opdat Hij hen tot lijdzaamheid onderwijze en dat Hij hun gehoorzaamheid beproeve, opdat Hij hen allengskens door het kruis tot waarachtige vernieuwing bereide.

Hoe het zij, zoo wordt dit in de geloovigen toch altijd volbracht: Het is tijd, dat het oordeel van het huis des Heeren beginne. Eveneens: Gij zijt gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Daarentegen is der goddeloozen fortuin gewoonlijk beter, omdat de Heere ze als zwijnen mest tot den dag der slachting. De andere reden is, dat de geloovigen, al is het dat zij rijkdom en allerlei goed overvloedig hebben , zoo zijn zij nochtans niet overdadig, noch stoppen zichzelf vol, gelijk menschen zonder zorg. Eindelijk, zij gebruiken de wereld niet als de ongeloovigen, maar wandelen zorgvuldig, zonder ophouden zuchtende, eensdeels door de kennis hunner zwakheid, anderdeels door begeerte des toekomenden levens. Maar de ongeloovigen staan ganschelijk daarnaar, dat zij zichzelven in de tijdelijke wellusten dronken maken. De derde oorzaak, waarvan ik gezegd heb, dat zij eigen is aan den tijd der apostelen, is, dat de naam der christenen toen zoozeer gehaat was, en schandelijk werd geacht, dat niemand zichzelven tot Christus kon begeven, zonder in onmiddellijk gevaar te komen. Zoo is dan niet zonder oorzaak, dat hij zegt, dat de christenen de allerellendigsten zouden wezen, zoo hun betrouwen in dit leven besloten ware.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 februari 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

1 Corinthe 15 : 19

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 februari 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's