Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de opstanding der dooden III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de opstanding der dooden III

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De opstanding is tweeledig.
De bedoeling van het opschrift boven deze paragraaf zal aanstonds duidelijk zijn. Opstaan zullen alle gestorvenen zonder onderscheid. Gelijk niemand ontkomt aan den lichamelijken dood van de kinderen Adams, zoo zal ook niemand ontgaan aan den oproep, aan het machtwoord des Heeren, om op te staan uit de dooden. Alle dooden van ons geslacht, zonder onderscheid van leeftijd, tijd of plaats van sterven, beide rechtvaardigen en onrechtvaardigen. De opstanding der dooden zal algemeen zijn, maar tweeledig, want in dit leven gaan de menschen in tweeën uiteen, al naar gelang zij in of buiten Christus zijn.
De scheiding voltrekt zich door de bijzondere genade, die herschept ten leven. Er zijn tweeërlei menschen niet naar de natuur, maar door de genade. Buiten Christus zijn en blijven wij in Adam onder den vloek van het werkverbond, dat wij hebben verbroken. In het sterven gaan de zielen uiteen, gelijk zij innerlijk reeds in dit leven waren gescheiden, maar toch nog met elkander verkeerden en geloovigen en ongeloovigen onder elkander waren vermengd. Dit geldt tot in de kerken toe. Koren en kaf zijn vermengd op den dorschvloer des Heeren.
Maar tusschen den schoot van Abraham, het paradijs, en de hel is een ondempbare klove, zonder communicatie tusschen beiden.
De zielen scheiden bij het sterven en gaan ieder naar hunne eigene plaats.
De lichamen echter rusten in denzelfden schoot der aarde, vergaan tot stof, zoodat zelfs dit stof is vermengd in de graven.
De scheiding begint van binnen uit in de wedergeboorte en zal zich doorzetten ook in het lichaam als de bazuin zal blazen. Opstanding van alle dooden, doch van tweeërlei dooden, en daarom eene tweeledige opstanding, ten leven en ten doode.
Deze waarheid leert ons de Schrift met nadruk. Alsdan zult gij wederom zien het onderscheid tusschen dien die God dient en die hem niet dient.
Enkele schriftuurplaatsen willen wij nu bespreken om hiervan rekenschap te geven. Want alleen de Schrift is ook hier kenbron der waarheid.
Daniël 12 : 2. En velen van degenen, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden en eeuwige afgrijzing. Hier is een aankondiging van de tweeledige opstanding ten jongsten dage. Daniël zelf mag hooren uit den mond des Heeren:
Maar gij, ga henen tot het einde, want gij zult rusten, en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen. Zijn levenseinde is aanstaande. Dan zal hij rusten in hope in het graf en in den dag der opstanding verrijzen tot zijne eeuwige bestemming naar ziel en lichaam. Maar velen zullen niet deelen in het lot van Daniël, dien zeer gewenschten man, want van de kinderen der menschen zullen een groot getal buiten Gods Koninkrijk staan en bij hunne opstanding, aan de linkerhand van den Zoon des menschen.
In het tweede vers toch is een aankondiging van de opstanding als tweeledig. Het verband met het voorafgaande moet worden vastgehouden. Daar was sprake van de wreede helsche vervolging onder Antiochus Epiphanes. Velen zullen als martelaar sterven, doch geen nood, want hunne verminkte tot stof vergane lichamen zullen opstaan. Vandaar dat hier van velen wordt gesproken, omdat het in een bepaald verband handelt over de opstanding. Doch dit velen sluit het allen niet uit. Alleen die den geest gaven in de hope des eeuwigen levens zullen zalig verrijzen. Maar hier staat tegenover een opstaan tot smaadheid, tot eeuwige afgrijzing.
Allen, die in den stof-bodem slapen, zullen eens weer worden opgewekt.
Sommigen tot eeuwig leven. In het voorbijgaan merken wij op, dat deze woordverbinding -— eeuwig leven — alléén hier in het Oude Testament wordt gebruikt, al wordt van de zaak natuurlijk dikwijls gesproken in andere woorden.
Opstaan tot eeuwig leven, tot zaligheid, om naar lichaam en ziel te genieten van het leven in de gemeenschap Gods en hem in beide glorie te geven en aanbidding. De anderen staan op tot eeuwige smaadheden. Dit meervoud heeft de bedoeling het begrip der smaadheid te verdiepen (plur. intensivus).
Een toestand van afgrijzen en diepste schande wordt hun deel. Dit woord afgrijzen treffen wij alleen nog maar aan in Jezaia 66 : 24. En zij zullen henen uitgaan en zij zullen de doode lichamen der lieden zien, die tegen mij overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven en hun vuur zal niet uitgebluscht worden en zij zullen allen vleesche eene afgrijzing wezen.
Het eeuwige heil werd in vers 23 beschreven in de tijdelijke vormen van den ouden dag. De geloovigen zullen aanschouwen het ontzettende lot der goddeloozen. Zij zullen bevrediging vinden niet bij wijze van leedvermaak, maar om den triomph der goddelijke gerechtigheid. De aanbidders des Heeren zullen de doode lichamen der goddeloozen aanschouwen. liggend in het dal nabij Jeruzalem. Gè-Hinnom. Zij zullen ten prooi zijn aan eeuwige pijniging.
In dat woord afgrijzing wordt ons dus geteekend het afschuwwekkende der verlorenen. Beider lot wordt als eeuwig gesteld.
Wanneer wij deze dingen elkander voorleggen mag toch wel de vraag met diepen ernst worden overwogen aan welke zijde wij heden staan. Want het is noodzakelijk, dat wij de waarheid naar de Schriften belijden, maar het komt er bovenal op aan dat wij uit de waarheid zijn, dan hooren wij Jezus' stem en zullen door den tweeden dood niet beschadigd worden. Laat dan ook bij het lezen van deze uiteenzetting de vraag der toepassing, het zelfonderzoek, niet ontbreken, want de mensch gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers zullen omgaan in de straat.
Ook wij, gij en ik, zullen in dien dag opstaan en met ons sterven is ons lot voor eeuwig beslist.
Spreken Job 19 en vele psalmen meer van het geloof in eigen zalige opstanding — die er natuurlijk niet zou zijn als er geen algemeene opstanding was, — andere plaatsen handelen over de collectieve verrijzenis uit de dooden.
Zoo wordt daarvan in Jezaia 26 vers 19 uitdrukkelijk gewag gemaakt: Uwe dooden zullen leven, óók mijn dood lichaam; zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij die in het stof woont, want uw dauw zal zijn als de dauw der moeskruiden en het land zal de overledenen uitwerpen.
In dat vers gaat het over de opstanding der ware vromen. De bidder spreekt den Heere toe en zegt: uwe dooden, die U o Heere toebehooren; de gestorven rechtvaardigen zullen herleven. Hij richt zich in den geest tot de ontslapen godvruchtigen en roept verzekerd van het goddelijke voornemen, hun toe, op te waken, opdat ook zij den lof des Heeren jubelend verkondigen.
Uw dauw, zoo zegt hij, zich weer richtend tot den Heere, zal zijn als een dauw der moeskruiden. De dauw is het symbool der verkwikkende levenwekkende kracht over het dorre veld uitgegoten. Door dezen hemelschen dauw zal de aarde nieuw leven voortbrengen en de dooden het levenslicht aanschouwen.
Andere Schriftuurplaatsen in het Oude Testament spreken van de volksopstanding van Israël, zooals Hozea 6 : 2 en 13 : 14, benevens Ezechiël 37, het visioen der dorre doodsbeenderen. Maar in die volksopstanding ligt toch opgesloten de gedachte der opstanding ten jongsten dage. of liever wordt erdoor vóór-afgebeeld, gepraefigureerd.
Zooals wij reeds zagen, spreekt Daniël 12 van de opstanding van goddeloozen èn rechtvaardigen.
Het mag onze aandacht niet ontgaan, dat de Heere Jezus bij zijn omwandeling op aarde deze waarheid dikwijls heeft uitgesproken als van het grootste gewicht. Hij spreekt zeer dikwijls van de eeuwige straf; van hel en verderf, en besluit daaronder allen die hem niet kennen tot zaligheid.
Niemand heeft dieper gekend den gruwel der zonde dan Hij, die haar droeg op het hout en tot zonde is gemaakt.
Mattheus 5 : 29, 30. Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga en niet uw geheele lichaam in de hel geworpen worde. En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af en werpt ze van u; want het is u nut dat een uwer leden verga en niet uw geheele lichaam in de hel geworpen worde.
En in Mattheus 10 : 28 lezen wij: Vreest niet voor degenen, die het lichaam dooden, en de ziel niet kunnen dooden; maar vreest veel meer hem, die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel.
Zoo waarschuwt de Heere Jezus en leert ons, dat God beide ziel en lichaam kan verderven in de hel, in de plaats der buitenste duisternis.
Voor den Heere Christus is dit alles werkelijkheid, onomstootelijke werkelijkheid. Hij was zich als de Messias bewust zijn volk te redden van den eeuwigen dood naar ziel en lichaam. Hij verlost niet slechts van de vrees voor een mogelijk oordeel, maar van een werkelijk oordeel. De Heilige Geest bedriegt ons niet, als Hij ons ontdekt aan onze verlorenheid in misdaad en zonde, ons voor oogen stellende het gericht Gods, ons bepalende bij dood en oordeel, bij opstanding en eeuwig leven. W i e door dien Geest is ontdekt en gebracht tot den Middelaar, gelooft pas recht hetgeen God in zijn Woord ons heeft geopenbaard. Anders komen wij met allerlei menschelijke uitvluchten; onderwerpen hetgeen God moet doen aan ons oordeel en zoeken hem zijn rechten te ontwringen om den mensch te vleien met eene ijdele hoop. buiten het strenge recht en de verlossende genade. Daarvan is onze tijd vol.
Johannes 5 : 27—29. En heeft hem macht gegeven ook gericht te houden, omdat Hij des menschen Zoon is.
Verwondert u daarover niet, want de ure komt, in welken allen die in de graven zijn zijne stem zullen hooren.
En zullen uitgaan: die het goede gedaan hebben tot de opstanding des levens en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis.
De opwekking der dooden wordt onmiddellijk verbonden met het eindgericht als daartoe noodzakelijk. Jezus wekt de dooden op naar des Vaders bevel. Zoo predikt Jezus de tweeledige opstanding ten leven en ten doode. Allen zullen uitgaan uit de graven, doch tot onderscheiden lot. En dat lot zal samenhangen, worden bepaald door hetgeen in het lichaam is geschied. Opstanding ten eeuwigen leven, dat is om Volkomen te leven als mensch, met God. Dit is vrucht van den arbeid van Jezus' ziel van krib tot kruis en zijne opstanding ten derden dage.
De opstanding ter verdoemenis, dat wil zeggen: om eeuwig gericht te worden, te verkeeren onder Gods toorn, eeuwig van God gescheiden in het gezelschap van duivelen en verlorenen.
De opstanding der dooden wordt dus zonder meer niet beheerscht door het geloof in Christus, maar strekt zich uit over alle tijden en personen, over alle menschen, zoowel die het geklank des Evangelies hoorden als degenen, die hiervan waren verstoken.
Het aanvankelijk oordeel is voltrokken in den val van Adam, ons aller hondshoofd.
Wij zijn van nature kinderen des toorns gelijk ook de anderen en in Adam der verdoemenis onderworpen. Zeker zal het oordeel over degenen, die onder het Woord leefden, opgenomen in den schoot der kerk in het verbond, zwaarder zijn dan voor de anderen indien wij het bloed des Nieuwen Testaments hebben onrein geacht, maar de eisch der opstanding is geen gevolg van het werk van Christus.
W i e niet geloofd zal hebben, die zal verdoemd worden, ziedaar het oordeel in al zijn strengheid over de verwerpers van het Evangelie. Doch die zonder de wet geleefd hebben zullen zonder wet verloren gaan, zegt Paulus.
Alleen wie in Christus is, die is een nieuw schepsel; in hem is een wortel van het goede. Zijne gekenden worden herboren tot nieuwe menschen en van slaaf der zonde dienstknechten der gerechtigheid. De gansche loop van zijn voorgaand leven komt niet in aanmerking bij den Heere, want Hij is een vergevend God in Christus. Én de zonden, die de geloovigen nog dagelijks doen, worden niet toegerekend.
De Heere Jezus sluit zijn onderwijs aan bij hetgeen in wet en profeten was geleerd en ontvouwt het nader, licht het toe en vult het aan.
Zoo deed óók de apostel Paulus. Toen hij stond voor Felix den Stadhouder ter verantwoording geroepen, sprak hij van de flope die in hem was.
Hij brengt geen nieuwe leer, maar gelooft alles wat in de Schrift was gegeven. De eenheid van Oud en Nieuw Verbond is uitgangspunt zoowel voor Jezus als de apostelen.
Handelingen 24 : 15. Maar dit beken ik u, dat ik, naar dien weg welken zij sekte noemen den God der vaderen alzoo diene, geloovende alles wat in de wet en in de profeten geschreven is.
Hebbende hoop op God, welke dezen ook verwachten, dat er eene opstanding der dooden wezen zal, beide der rechtvaardigen en der onrechtvaardigen.
De apostel belijdt dus, dat hij de Schrift gelooft zonder eenig voorbehoud in alles wat staat geschreven. De eerbied voor de Schrift moet dus voorafgaan, zoodat wij door haar gezag gebonden zijn en zij het beginsel van ons geloof is. Daarna volgt de kennis van hetgeen God daarin heeft geopenbaard. Overigens getuigt hij van deze algemeene opstanding tegenover sommige dwepers, die haar tot de leden van Christus beperken.
Ook de opstanding der onrechtvaardigen is voorwerp des geloofs èn der hope van de vromen. Ook voorwerp der hope? Zeker, want het oordeel volgt er op, waarin God wordt verheerlijkt en dit is het leven der Kerk.
Openbaringen 20 : 12, 13. Ook hier wordt ons de algemeene opstanding gepredikt aan het einde der dagen, waarmee de geschiedenis der menschheid wordt afgesloten.
En de zee gaf de dooden die in haar waren; en de dood en de hel gaven de dooden die in hen waren, en zij werden geoordeeld een iegelijk naar zijne werken.
En zoo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs.
Alle gestorvenen kwamen op uit zee en aarde, waar zij ook waren en werden vergaderd voor den rechterstoel om geoordeeld te worden.
Zij werden weer levend. Daarom wordt gezegd, dat de (lood overgaf de dooden in hem. Zij herrezen uit hunne graven. Het doodenrijk neemt een einde, begraven houdt op. Het verzinken in den poel, die brandt van vuur en sulpher, dat is de tweede dood, volgt. En dien dood zal sterven een iegelijk, die niet geschreven staat in het boek des levens. Zoo wordt de eeuwige scheiding voltrokken naar het rechtvaardig oordeel Gods, waarvan geen appèl mogelijk is.
Algemeene opstanding ten laatsten dage, zoo leert ons de Schrift. Zwijg daarom, alle vleesch, voor het aangezicht des Heeren.
In Adam of Christus begrepen gaan de menschen reeds in dit leven uiteen naar hun innerlijke zijn; na dit leven naar hunne zielen, bij de opstanding naar lichaam en ziel.
De bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegifte Gods is het eeuwige leven door Jezus Christus onzen Heere.
Onze belijdenis zegt het zoo eenvoudig in artikel 37: Al degenen, die gestorven zijn, zullen uit de aarde herrijzen, de zielen tezamen gevoegd zijnde en vereenigd met haar eigen lichaam in hetwelk zij zullen geleefd hebben.

Uitzonderingen.
Alle gestorvenen zullen opstaan. Toch zal de opstanding des vleesches niet algemeen zijn in zoover niet allen zullen sterven.
Op Henoch en Elia hebben wij reeds gewezen. Zij hebben den dood niet gezien. Beide voorbeelden waren bewijzen der goddelijke almacht om te toonen, dat God ook zonder den schakel van den lichamelijken dood en de opstanding den mensch kan overbrengen in zijne heerlijkheid.
Het is mogelijk, hoewel niet zeker, dat van die algemeene opstanding ook uitgezonderd moeten worden degenen die zijn opgewekt bij het sterven van Jezus aan het kruis, nadat Hij had uitgeroepen: het is volbracht.
Mattheus verhaalt ons daarvan: en de graven werden geopend en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt;
En uit de graven uitgegaan zijnde na zijne opstanding kwamen zij in de heilige stad en zijn velen verschenen. (Matth. 27 : 52, 53).
De vraag, die zich hier voordoet is deze of zij naderhand weer zijn gestorven of wel in de heerlijkheid zijn opgenomen. Zekerheid hebben wij hier niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de opstanding der dooden III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's