Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ontzondiging III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ontzondiging III

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Numeri 19. Wijders sprak de Ht-ere tot Mozes en Aaron, zeggende: Dit is de inzetting van de wet, die de Heere geboden heeft, zeggende: Spreek tot de kinderen Israëls, dat zij tot u brengen eene roode volkomene vaars, in dewelke geen gebrek is, op dewelke geen juk gekomen is. En gij zult die geven aan Eleazar den priester: en hij zal ze uitbrengen tot buiten het leger, en men zal ze voor zijn aangezicht slachten, enz.

Rijke troost.
Zoo hebben wij mogen stilstaan bij de slachting der vaars als zondoffer, bij het verbranden en de verzameling der asch. Dit alles zag op hetgeen in Christus werkelijkheid zou zijn in wien alle offers hun vervulling vinden.
Maar deze, één slachtoffer voor de zonde geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand Gods. Hij is tot zonde gemaakt en leed buiten de poort als een gevloekte. Hij is heengeleid naar het kruis van Golgotha na veroordeeld te zijn door Jood en heiden. Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden.
Hij nam de plaats in van verworpenen uit de gemeenschap Gods. Die vaars had geen verstand, maar Jezus doorleefde volkomen het gericht, dat aan hem werd voltrokken. Hij klaagde in den psalm: Ik ben een worm en geen man, een smaad van menschen. Zoo ging Hij naar het kruis, nadat Hij had gekropen in den hof. Naar het Kruis, naar Golgotha.
Van die plaats klinkt ons in de ooren: het is volbracht. Alleen wie zich als een verworpene, uitgestootene vanwege de zonde kent kan hier muziek des hemels in beluisteren. Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom dan de schatten van Egypte. Is uw leven in zijn dood, uw vrijspraak in zijn veroordeeling gelegen? Zie nu eens welk een volkomen werk Hij heeft opgeleverd voor den Vader. Wel, dan kunt ook gij nog zalig worden, die steeds meer moet ervaren in uwe ziel, hoe vijandig gij zijt, hoe onmogelijk het voor u wordt om zalig te worden. Gij kunt Gode het rantsoen niet betalen. Het behoeft ook niet: toen hij niet had om te betalen, schold hij hem alles kwijt. Een algenoegzame Zaligmaker past zeer goed bij een gansch ontledigde zondaar, die het leven zijner hand verliest. Als er iets, ook maar iets, van ons bij moest, dan ware het verloren. Verloren voor eeuwig. Nu kan het, zonder krenking van Gods deugden, tot glorie van zijn naam. De Vader zorgde voor een algenoegzaam offer en de Zoon bracht het in gemeenschap met den eeuwigen Geest.
Wij ontdekken het oordeel over de zonde in de slachting dezer vaars; in hare verbranding wordt het oordeel en de zonde als verteerd. Die zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij oiis trekken zou uit de tegenwoordige booze wereld naar den wil van onzen God en Vader.
Hier zijn twee dingen door God vereenigd. Het eene reinigt het geweten van de schuld der zonde en het andere breekt den band die het hart en de wereld aan elkander bonden. Zeker is het waar. dat ook de smet der zonde door toerekening is verzoend, doch dit maakt de reiniging van het hart niet overbodig van dag tot dag in de afsterving van den ouden mensch. Die zichzelven gegeven heeft voor onze zonden.
De bloedsprenging moet de vaste grondslag zijn van onzen vrede met God. toegepast op onze harten door den Heiligen Geest. Dan hebben wij een recht op het eeuwige leven en mogen weten: zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid. Ik zal leven en niet sterven.
De besprenging zeven maal is de volmaakte voorstelling en aanvaarding van het offer door den Vader, die een welgevallen heeft in zijn geslachte lam, waarop Hij de zonden zijns volks deed aanloopen. Dit is de eenige grond waarop God en mensch in vrede elkander kunnen ontmoeten. Hier is nu ook de vaste grondslag van alle ware reiniging. God had geen welgevallen in den eindeloozen cirkel der offers onder de wet. Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: slachtoffer en offeranden hebt gij niet gewild. Zie, Ik kom, in de rol des boeks is van mij geschreven. Ik heb lust o mijn God om uw welbehagen te doen. Uwe wet is in het midden mijns ingewands.
Nooit behoeft Jezus zijn werk te verbeteren of aan te vullen.
Zoo worden wij dan verzoend door gemeenschap met dit bloed. Dit brengt een diepen vrede met God, die bestand is tegen de wet en den duivel. Evenwel blijft de zonde in ons. Daarom leeren wij de klacht van Paulus beamen: ik weet, dat in mij, dat is in mijn vleesch, geen goed woont. Aanraking met den dood in ons en buiten ons bezoedelt ons altijd weer. Daarom is noodig voortgaande reiniging door de gemeenschap met Christus om in hem te naderen tot God.
Daartoe diende nu zinnebeeldig het water der ontzondiging, verkregen door de asch van de roode vaars te vermengen met levend water en dit te sprengen op den verontreinigde. Zoo alleen werd hij rein. Er is geen loog, dat onze zonde kan wegnemen naar de smet dan het water der ontzondiging.
De Geest van Christus past de kracht van Christus' dood toe op de zielen door middel van het Woord Gods, dat deze zielen reinigt. Dit zal ons nog nader moeten bezig houden, wanneer wij handelen over de toepassing van het middel.
Zonder toepassing toch kan ons alles wat Christus is en deed niet baten. Daarom wordt het hart levend aangedaan door de behoefte naar verzoening en reiniging der zonde. Anders kunnen wij voor een heilig en rechtvaardig God niet bestaan, die den schuldige geenszins onschuldig houdt en den onreine niet kan gedoogen voor zijne oogen, zonder te toornen en hem te verdelgen. Mijn lezer, is dit reeds werkelijkheid geworden in uw leven? Weet toch, dat de Heere een ijverig God is en niet met u van doen kan hebben buiten den Zaligmaker.
De Heere wil, dat wij rein zijne voorhoven zullen betreden, in zijn heiligdom ingaan. Rein van hart en niet aan ijdelheid verpand. Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zoo hebben wij gemeenschap met elkander en het bloed van Jezus Christus zijnen Zoon reinigt ons van alle zonde.
Hoe weinigen kennen toch die aanneming als kind in Christus door den Geest der aanneming door welken wij roepen Abba, Vader. Waar is het vredesleven met God? Verzoend door zijn dood, behouden door zijn leven? Aan de andere zijde moeten wij wel bedenken, dat het niet genoeg is te rusten in het kruis als de grond onzer bevrijding van de schuld en gevolgen der zonde en van onze volkomene aanneming bij God. Want het moet tevens zijn de grond onzer scheiding van wereld en zonde. Het kruis is meer dan de vaste grond onzer bevrijding van schuld en vloek en aanneming tot kinderen.
Het is ook het middel onzer dagelijksche reiniging in afsterving van den ouden mensch en opstanding van den nieuwen mensch. Zoo mogen Gods kinderen toegaan tot den troon der genade langs den verschen en levenden weg van Christus' bloed om geholpen te worden te bekwamer tijd. Ja, zij mogen toegaan in volle verzekerdheid des geloofs met een waarachtig hart niet twijfelende. Daar mogen zij werkzaam zijn in het geloof op het offer van Christus tot reiniging hunner zielen, tot het smaken van vrede. Het is een zeer ernstige zaak te naderen tot een heilig God om voor zijn aangezicht te dienen in het Heiligdom en priesterwerk te verrichten.
Temidden eener onreine wereld, in ons omdragend een bezoedeld hart, is ons noodig dat Christus ons alles is en steeds meer wordt, tot al datgene waartoe Hij van den Vader is geschonken.
God kan vergeven en uitdelgen. Hij kan genezen en herstellen maar Hij kan geen ongeoordeeld kwaad op zijn volk zien, noch het billijken.
Zoo nu verstaan wij hoe in ons het gevoelen moet zijn hetwelk in Christus Jezus was. Uw leven is met Christus verborgen in God. Wie zal ons verlossen van het lichaam dezes doods? Ik danke God door Jezus Christus onzen Heere. Indien de Heere den onboetvaardige genadig was in zijn toegaan tot den troon der genade, zoo zou Hij de zonde vergoelijken, die Hij zoo zwaar heeft gestraft in zijn eigen lieven Zoon. Daarom is de ware boetvaardigheid niet het middel der reiniging maar wel de door den Geest gewerkte gesteldheid om Gode betamelijk tot het bloed te naderen in ware zielsverbrijzeling. Maar ook dit is ons noodig: door het bloed tot het bloed te naderen. Dan is er de vrijmoedigheid des geloofs. Verstaat gij dat? Door het bloed, anders hebben wij geen vrijmoedigheid tot God, en tot het bloed, anders bleven wij onrein.
Gods tegenwoordigheid eischt en verzekert heiligheid. Het leven der heiligmaking, waarvan sprake is bij het offer der ontzondiging, is een leven van zelfverloochening van overgave in den dood met Christus. Daarom kunnen wij den vrede der rechtvaardigmaking niet genieten indien wij zouden leven in de zonde al is het dan tijdelijk.
De onbeleden zonden en het verderf onzer natuur weeren het goede van ons, zoodat wij den weg des bloeds tot de asch niet kunnen vinden. Wie zijn ongerechtigheid bekent en laat, die zal barmhartigheid verkrijgen. Zoo rust dan het leven der heiligmaking op den grondslag der rechtvaardigmaking. Hier is het leven van het arm en ellendig volk dat op den Heere vertrouwt. Daarom zijn blijdschap en droefheid metgezellen in hun leven totdat zij van het lichaam der zonde worden verlost voor immer.

2. De verontreinigden.

In de verzen 11 en 13 tot 16 wordt over de gevallen gesproken van verontreinigingen waarvoor het water der ontzondiging moest dienen.
Wie een doode, eenig dood lichaam van een mensch, aanroert, die zal zeven dagen onrein zijn.
Al wie een doode, het doode lichaam eens menschen die gestorven zal zijn, aanroert, en zich niet ontzondigd zal hebben, die verontreinigt den tabernakel des Heeren, daarom die ziel zal uitgeroeid worden uit Israël; omdat het water der afzondering op hem niet gesprengd is, zal hij onrein zijn: zijne onreinheid is nog in hem.
Dit is de wet wanneer eene mensch zal gestorven zijn in eene tent; al wie in die tent ingaat, en al wie in die tent is, zal zeven dagen onrein zijn.
Ook alle open gereedschap, waarop geen deksel gebonden is, dat is onrein.
En al wie in het open veld eenen die met het zwaard verslagen is, of eenen doode of het gebeente eens menschen, of een graf aangeroerd zal hebben, zal zeven dagen onrein zijn.
Ziehier hetgeen de Heere voorschreef in zijn wet voor zijn bondsvolk Israël. In al die gevallen van verontreiniging moest de onreine besprengd worden met water der ontzondiging van de roode vaars, verbrand tot asch, vermengd met levend water.
Dit moest op bedreiging van uitroeiing uit het bondsvolk. Zoo zeer verplichtte Isrels God tot reinheid naar de wet. Het volk werd dus opgevoed in de verbondseischen des Heeren, die zij niet straffeloos konden schenden.
Mozes heeft van mij geschreven, zegt de Heere Jezus. Deze is de eenige sleutel om de raadselen van den schaduwendienst te openen. Voor den Israëliet waren zij niet minder tot oefening van de gehoorzaamheid des geloofs dan tot onderwijzing. Deze was er zonder de profetische toelichting zwaar uit af te lezen. Hoe konden zij verstaan wat de roode vaars beduidde en het zondoffer, de asch en het levend water en de besprenging daarmede? Ook al verstonden zij dit alles maar in de verte, dit ontsloeg hen niet te voldoen aan hetgeen de Heere door Mozes geboden had. De schaduwen hadden iets duisters ook al waren zij niet verstoken van het noodige licht om den zin der schaduw te verstaan voor zoover het den Heere behaagde.
Voor ons, bij het licht van den uitgestorten Geest, die beide den Vader en den Zoon verheerlijkt en in alle waarheid leidt, zoodat wij ook Mozes beter kunnen verstaan zijn de typen geen donkere verborgenheden om ons geloof te verwarren, doch een open blik om onze oogen en harten te vermaken.
Behoort gij nu ook tot die wij? Is uw vermaak in Gods inzettingen waartoe ook de schaduwen behooren? Dan zien wij terug op de ceremoniën der wet als voorbeelden van hemelsche dingen. Zoo worden, bij het licht van de opgang uit de hoogte, de schaduwen hulpmiddelen om de schoonheden, voortreffelijkheden, algenoegzaamheden van Jezus te bewonderen. Gegeven nu de grondslag der verzoening in de besprenging des bloeds wordt de bijzondere aandacht gevraagd voor de asch der vaars in het werk van Christus tot heiligmaking des levens, in de dagelijksche reiniging.
De beteekenis der verontreiniging.
Gaan wij dan nu de vermelde gevallen na, die besprenging vereischten.
Wie een doode aanraakte, die was zeven dagen onrein.
Van welk geslacht of leeftijd hij ook mocht zijn deed er niet toe; aanraking met het lijk van een mensch maakt onherroepelijk onrein voor de wet. Met het heiligdom en de heilige dingen mocht hij in geen geval in aanraking komen.
Nooit kunnen wij hierop te nauwlettend acht geven, nooit het te nauw nemen met de zonde.
Zeven dagen was de man of vrouw die eenig dood lichaam van een mensch aanroert, onrein voor de wet. Deze aanraking kon natuurlijk noodzakelijk zijn, want gij kunt een doode niet gereed maken voor de begrafenis zonder hem aan te raken.
Al was het dus, dat van geen bepaalde zonde sprake was, toch werden zij wettelijk onrein.
Dit mogen wij niet voorbijzien willen wij de beteekenis der handelingen niet mis verstaan. De Israëliet ontving hier onderwijs over de onreinheid van den dood en het contact daarmede. Het zag op geestelijke zaken.
Verder wordt door den Heere voorgeschreven, dat ieder die door aanraking met een doode verontreinigd is zich moet ontzondigen met het middel c ! a t de Heere zelf verordende. Liet men dit na en ging toch tot den tabernakel des Heeren dan verontreinigde hij dien en moest uitgeroeid worden uit Israël. Immers, zijne onreinigheid was niet weggenomen door ontzondiging, doch was nog in hem.
Het Heiligdom representeert de heiligheid Gods, daar woont de Heere als de Heilige temidden zijns volks. Daar sprak Hij met Mozes in de deur der Tent in eene wolk als teeken zijner tegenwoordigheid. Zelfs verontreinigt zoo iemand, die zich niet laat ontzondigen, het leger Israëls. Wordt een ban waardoor de toorn des Heeren ontstoken wordt over het volk, dat moet waken voor de reinheid van zijn Huis.
Als bondsvolk was het volk een eenheid mitsdien solidair. In geestelijken zin is het nog zóó, dat een onreine die leeft in de zonde moet worden afgezonderd en onder tucht gesteld, wanneer hij in zijne zonden voortleeft Zulk een mensch moet worden aangebracht bij den Heere, vermaand en ten slotte uitgeworpen bij volharding in de zonde, uit de gemeente des Heeren.
Wat was nu het geval met een Israëliet, die verzuimde zich te laten ontzondigen en toch opging ten Huize des Heeren? Deze achtte des Heeren gebod licht en verwierp het door God aangewezen middel. Zoo kwam het, dat zijne ceremonieele onreinheid hem zeer bepaald tot schuld werd die op zijne ziel lag vanwege de ongehoorzaamheid en eigenwilligheid. Op zichzelf kan het aanraken van een doode niet als zonde worden aangemerkt al maakt het wettisch onrein naar het lichaam, doch wanneer nu deze wettische onreinheid niet wordt geacht, op het water der reiniging geen acht wordt geslagen, wordt Gods gebod veracht en komt zonde over die ziel die schuld is voor God, die het nauw neemt met zijn inzettingen.
Opgemerkt werd, dat het aanraken van een doode op zichzelf geen zonde is. Dit kan het wel zijn indien dit aanraken verboden was zooals voor den priester. Dan ware dus reeds het aanraken eene daad der ongehoorzaamheid die schuldig stelt voor God. Maar die aanraking was als zoodanig den Israëliet niet verboden, want de dooden moesten bezorgd worden.
En toch wilde de Heere zijn bondsvolk leeren dat de dood onrein is, inzoover hij altijd met de zonde in verband staat. De Israëliet nu, die moedwillig de onreinheid op zich hield en zoo het Heiligdom betrad tergde den Heere. Want de zonde verjaart niet zooals alle aardsche schuld, doch wordt alleen weggenomen door het zoenmiddel.
Zonde werd het in de wettische onreinheid te leven zonder behoefte naar ontzondiging.
Dit was verachting van het middel door den Heere geboden. met zooveel zorg aangebracht, bewaard op eene reine plaats, terwijl de persoon om te besprengen aanwezig was. Daarom moest zulk een overtreder uitgeroeid worden uit Israël.
Deze mensch werd dus getroffen door den ban. die in voltrekking van de doodstraf bestond. Op verschillende misdrijven stond deze straf van uitroeiing. Wij noemen slechts afgodendienaars, godslasteraars, toovenaars, waarzeggers en duivelskunstenaars, doodslagers, bloedschenders, verzuim van het Pascha, van verschillende reinigingswetten, bij echtbreuk met een gehuwde vrouw, allerlei soorten van ontucht, op het namaken van de heilige zalfolie.
Wanneer Israël de doodstraf niet voltrok in zijn daartoe bevoegde instantie's dan verviel zulk een mensch toch aan het oordeel Gods.
In de dagen van Ezra werd een nieuwe vorm van den ban genoemd. De ban bestaat hier (Ezra 1 0 : 8 ) in de confiskatie, de opvordering, van het bezit ten bate van den tempel, en in het buitenstooten van den betrokkene uit het midden der gemeente.
Dus de mensch, die in zijn onreinheid bleef rondloopen door aanraking met een dood lichaam eens menschen, moest worden gedood, op des Heeren bevel.
De verontreiniging toch des lichaams was zinnebeeld van de verontreiniging der ziel. De Heere wilde zijn volk leeren, dat geen ziel. die niet gereinigd werd, door 't door hem verordende middel, in of bij zijn Heiligdom mocht verkeeren. Vooral dus omdat het geheel een geestelijke strekking had was de straf zoo zwaar. Want dit zondoffer en het reinigingswater, bereid uit de asch der vaars, zag op Christus en zijn werk. Daarom was het veronachtzamen van dit middel een aanranden van Christus in zijn diepste wezen, een verachten van de genade Gods, een verwerpen van het middel dat Hij schonk, een vorm van rebellie, van opstand tegen den God des verbonds. Wij zullen hierop nog nader terugkomen bij de toepassing van het middel en de geestelijke beteekenis daarvan. Dan zal er sprake zijn van het vertreden van het bloed des Nieuwen Testaments, het niet kunnen ontvlieden aan den toorn Gods wanneer op zoo groote zaligheid geen acht wordt geslagen.

Verschillende vormen van verontreiniging.

De verontreiniging kwam echter niet alleen tot stand bij het aanraken van een menschenlijk, doch ook door het verkeeren in een tent waar een doode was. Ook hij was zeven dagen onrein. Wie in de tent is bij het overlijden, of daar een bezoek brengt tijdens het boven-aarde-staan van het lijk wordt onrein ook al raakt hij den doode niet aan. Het leven van den Israëliet was omtuind met vele voorschriften der wet, die hem moesten nopen tot groote behoedzaamheid. Het is nauwelijks mogelijk alle wetten en inzettingen en rechten des Heeren in den dienst der schaduwen te overzien. Daarom was er aan den dienst der schaduwen eene zekere dienstbaarheid verbonden. Maar toch is het ook waar, dat men nog gemakkelijker de bepalingen van den dienst der schaduwen kon in acht nemen dan hetgeen er door werd beduidt in geestelijken zin. Het gaat nog beter zich te bewaren voorallerlei verontreinigingen des lichaams dan der ziel. Want de zonde, de machten des doods omringen ons niet slechts van buiten maar allereerst en allermeest van binnen. Er is altijd een doode in huis.
Daarom klaagde de hoogbegenadigde apostel Paulus: ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? Hij mocht aanstonds toevoegen: Ik dank God door Jezus Christus onzen Heere.
De inzettingen inzake verontreinigingen met een doode gingen echter nog verder. Ook alle open gereedschap waarop geen deksel gebonden was, moest als onrein worden aangemerkt. Een aanraking verontreinigde den Israëliet.
Waarom? Zeker omdat de lijklucht binnen drong in het niet gesloten vaatwerk. Daarom mag het of in het geheel niet meer gebruikt worden of op nauwkeurige wijze moet het worden gereinigd. (Lev. 11 : 32—35.)
Verder kon men in het open veld onverwacht met een doode in aanraking komen, of stuiten op menschenbeenderen, of een graf aanroeren. Ook hij was zeven dagen onrein. Hij was met den dood en het verderf in aanraking geweest. Ook graven waren onrein. Zij getuigden van de ontbinding des doods. Hoevele graven waren in de woestijn gedolven en hoe gemakkelijk kwam men zonder het te vermoeden ermee in aanraking.
Wanneer wij nu het geheel overzien dan blijkt ons dat alle verontreinigingen waarvoor het water der ontzondiging was bestemd betrekking hadden op ééne hoofdzaak, namelijk de aanraking van een doode, zijn gebeente, of een graf.
Laat ik nu een aanteekening van Calvijn inlasschen over de algemeene betcekenis van dezen ritus: De dood komt hier in aanmerking als een bewijs van Gods vloek. Let dus op de oorzaak en oorsprong des doods, hoe in ieder gestorven mensch de bedorven natuur in welke het beeld Gods was gefundeerd, zich vertoont, dewijl, indien wij niet geheel bedorven waren, wij niet zouden geboren worden om te sterven.
Maar ook om nog iets anders aan te wijzen heeft God het volk geleerd, namelijk dat zij zich eene besmetting op den hals halen, wanneer zij gemeenschap hebben met de onvruchtbare werken der duisternis.
Zonden noemt de apostel de doode werken, of vanwege hare gevolgen, of dewijl, zooals het geloof het leven is der ziel, het ongeloof alzoo haar in den dood gevangen houdt.
Wanneer derhalve een lijk, een geraamte, of een graf aanwijst dat wij uit den moederschoot meebrengen; dewijl wij, totdat wij wedergeboren zijn en God ons door zijn Geest en het geloof heeft levend gemaakt, levend dood zijn, is het niet twijfelachtig, of de kinderen Israëls werden gewaarschuwd, opdat zij zich rein voor God bewaarden, om zich van alle bederf verwijderd te houden.
Kortom op niets anders ziet deze ceremonie, dan opdat zij vrij van alle besmetting des vleesches God rein dienen zouden en zich aanhoudend zouden oefenen in overdenking van waar berouw. Bijaldien zij van de reinheid waren afgeweken, moesten zij zich beijveren, met God, door de ingestelde offeranden en de reiniging weder in verzoende betrekking te geraken."
Het is inderdaad een zeer ernstige zaak met God te doen te hebben, met hem te verkeeren temidden eener verontreinigde wereld met een bezoedeld hart, waarin de fontein der onreinheid zijne wateren opstuwt altijd door.
God toch kan geen onreinheid dulden in degenen met wie Hij wil verkeeren en wandelen. Weest heilig want Ik ben heilig, zoo prent Hij aldoor zijn volk in. Doch Hij is getrouw en rechtvaardig dat Hij ons de zonden vergeve wanneer wij die van harte belijden. Bij hem is vergeving opdat Hij gevreesd worde.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juli 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De ontzondiging III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juli 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's