De waarzegster te Endor II
Zooals wij gezien hebben, kwam Saul ertoe zich te begeven tot een waarzegster, te Endor woonachtig. God antwoordde hem niet meer, noch door gezichten, noch door de profeten. Zij ondervraagt de doodengeesten, zij is tooveres of waarzegster. Iemand die een waarzeggenden geest heeft wordt ook wel duivelskunstenaar genoemd, omdat hij zich in verbinding stelde met de machten der hel.
Laten wij samen de verzen van 1 Samuël 28 nagaan, waarover de vragen zijn gesteld.
Vooraf nog enkele opmerkingen van algemeenen aard.
Het is bekend, dat ten gevolge van heidensche invloeden in het land Kanaan hoogten waren, zoo genoemd, omdat zij in den regel op een berg of heuvel, althans op een hoogte lagen. Dit berust op de gedachte dat de hoogten der aarde de woonplaats der godheid zijn. Daar werd een zekere vorm van godsdienst geoefend, door de profeten bestreden als afgoderij. Men offerde daar dieren en veldvruchten om de godheid te vereeren.
Nu trachtte men echter niet alleen in contact te komen met de godheid boven, maar ook met de doodengeesten beneden. De geesten der afgestorven vaderen, die naar algemeen geloof bij het heidendom sterker waren dan de levenden en vanzelf meer wisten van het hiernamaals en ook van de toekomst.
Nu is het bekend, dat men de doodengeesten gaarne raadpleegde in holen. Men heeft b.v. te Gezer bij de opgravingen holen gevonden, die door middel van een gang, met een scherpe bocht in het midden, waren verbonden. Zoodoende kon wie in het eene hol stond, de gedaante niet zien van iemand, die aan de andere zijde van den gang zich bevond. Wel kon hij zijn stem hooren. Deze holen waren gelegenheden tot het geven van orakels. Ook in de oude Fenicische tempels werden zij aangetroffen.
Nu heeft men in verband hiermede, wat de uitwendige situatie betreft in ons geval, gedacht aan zulke holen of liever vertrekken, die op een of andere wijze waren verbonden. Wij hebben wel geen nadere beschrijving van de plaats, waar de vrouw hare geheime kunsten uitoefende, maar toch blijkt wel, dat Saul niet in hetzelfde vertrek is als zij. Saul ziet niet wat de vrouw ziet (vs. 13).
Ook ziet Saul niet Samuël. Hoe komt hij er dan achter, dat de vrouw inderdaad Samuël heeft opgeroepen? Dit maakt hij op uit de beschrijving van de vrouw. Dan knielt Saul ter aarde en hoort de woorden van Samuël. En wanneer Saul verschrikt ter aarde valt, dan ziet de vrouw dat niet onmiddellijk, maar dan moet ze eerst nog naar Saul toegaan (vs. 21). Blijkbaar bevinden dus de waarzegster en Saul zich in verschillende vertrekken, die zóó zijn verbonden, dat Saul wel de stem kan hooren, maar de gedaante niet ziet. Dit viel bovendien alléén te beurt wie een waarzeggenden geest had. Hoe die echter ook zij, wij hebben hier te doen met het vragen der doodengeesten, zeer bepaald met Samuël.
Saul begaf zich tot de waarzegster in den nacht, aangegrepen door grooten angst, die hem vanzelf reeds vatbaar maakte tot het hooren van stemmen, het aangegrepen worden door schrik. Hij kwam geheel onder de macht van de waarzegster, zoodat hij tusschen waar en valsch niet meer onderscheiden kon.
Bovendien deelde hij blijkbaar in het bijgeloof der heidenen, dat de levenden, die daartoe een bepaalde geestesgesteldheid bezaten, in contact konden komen met de afgestorven geesten, die gedacht werden in de onderwereld te verkeeren en daar een soort schimmenleven te leiden.
Saul had andere kleederen aangetrokken om onherkenbaar te zijn voor de vrouw. Twee mannen gingen met hem mee en zij kwamen des nachts tot de vrouw (vs. 8).
Dan neemt Saul als onbekende het woord en zegt tot de vrouw: Voorzeg mij toch door den waarzeggenden geest en doe mij opkomen dien ik tot u zeggen zal.
De vrouw moet dus medium zijn tusschen den doodengeest en Saul om hem de toekomst te voorspellen. Zelf bezit hij die kunst niet, de vrouw wel, want zij had een waarzeggenden geest. Wat dit precies was, is moeilijk te zeggen. Indien al niet grootendeels bedrog, dan toch zeker onder invloeden van satan, die de vader der leugenen is en de vorst der duisternis. God had dit alles verboden als heidensche practijken.
Saul wil dus, dat een doodengeest zal opkomen uit het doodenrijk, dat hij zich beneden dacht in de aarde of onder de aarde. Zonder te treden in de vragen van het spiritisme van onzen tijd, die ook leeren dat contact met de dooden mogelijk is in bepaalde omstandigheden, kunnen wij toch wel aanstonds dit zeggen, dat de antwoorden, die men zegt te ontvangen, geheel het karakter dragen van de voorstellingen van de vragers en zich beperken tot dingen, die de moeite van het vernemen niet waard zijn, zelfs al zouden ze waar zijri.
Maar de Schrift weet van zulk contact tusschen de levenden en de dooden niet. Daarom is reeds het streven zondig verbinding te zoeken op deze wijze met de dooden. Zij kunnen ons niets meedeelen, omdat er geen omgang is.
In hoever dan toch duivelsche invloeden hier beteekenis hebben, komt straks nog aan de orde. Maar dat inderdaad een oproepen uit de diepte van de geesten der afgestorvenen mogelijk zou zijn, moet op grond van de gegevens der Schrift worden ontkend. God heeft alleen door zijn Woord en Geest een band gelegd tusschen de Kerk in den hemel en de strijdende Kerk op aarde. Niet echter in dezen zin, dat de gestorvenen onze bijzondere nooden zouden kennen, of tot ons kunnen spreken.
Die verkwikking is den verlorene niet gegund, die verontrusting is den zaligen bespaard.
Maar in al die voorstellingen der heidenen is natuurlijk geen sprake van hetgeen de Schrift leert over het hiernamaals.
Maar goed, Saul gelooft, dat hij op deze wijze nog iets te weten kan komen van zijn toekomstig lot.
Omdat hij zich verkleed had, herkende de waarzegster hem niet, maar schrok omdat zij meende met een spion van Saul van doen te hebben, die haar vroeg met het doel haar bij Saul te kunnen aanbrengen. Vandaar dat zij opmerkt: zie, gij weet, wat Saul gedaan heeft, hoe hij de waarzegsters en de duivelskunstenaars uit het land heeft uitgeroeid, waarom stelt gij dan mijne ziel een strik, om mij te dooden?
Saul toont geheel van God vervreemd te zijn en overgegeven aan zichzelf, want hij ontziet zich zelfs niet met een eed bij dien God te zweren, die hem door middel van Samuël had geboden deze lieden uit te roeien.
Hij zweert haar bij den Heere, dat haar geen straf zal overkomen over deze zaak.
De vrouw is nu tot zijn dienst bereid en vraagt: wien zal ik u doen opkomen?
Het antwoord van Saul luidt: doe mij Samuël opkomen.
Wat de vrouw verder doet ter voorbereiding wordt niet gezegd, maar zij zal zich in een toestand van geestvervoering hebben gebracht, die paste bij haar geheime kunsten.
Wat hebben wij nu van dit oproepen ven Samuël uit het rijk der dooden te denken? Is het werkelijkheid, is hij werkelijk als geest verschenen in de gestalte voor de waarzegster waarneembaar? Voor de waarzegster, want Saul ziet niets, hoort alleen de verklaring van de vrouw en leidt daaruit af, dat het inderdaad Samuël is.
Onze Kantteekening deelt met Luther en vele kerkvaders de meening, dat de verschijning van Samuël door de macht des duivels was teweeg gebracht, zoodat het een spooksel des duivels was. Dus niet wezenlijk de geest van Samuël.
Anderen echter meenden en meenen, dat het de wezenlijke Samuël is geweest.
Reeds de kerkvader Theodoretus dacht, dat de afgestorven profeet werkelijk opgekomen was, niet door de kunsten der tooveres, maar door de goddelijke almacht.
Merkwaardig is, dat de oude Grieksche vertaling van het Oude Testament (de Septuaginta) in 1 Kronieken 10 vers 13 de toevoeging leest: en de profeet Samuël antwoordde hem, maar den Heere zocht hij niet. Dus de bedoeling is blijkbaar, dat inderdaad Samuël hem heeft geantwoord, door de buikspreekster, de tooveres. (De Septuaginta heeft het woord buikspreekster: engastrimuthos).
De Hebreeuwsche text leest: Alzoo stierf Saul in zijne overtreding, waarmede hij overtreden had tegen den Heere, tegen het woord des Heeren, hetwelk hij niet gehouden had, en ook omdat hij de waarzegster gevraagd had, haar zoekende, en den Heere niet gezocht had...
De toevoeging van de Septuaginta zal wel, zooals zoo dikwijls het geval is, een toelichting zijn van den vertaler en geen overzetting van den voorhanden text.
Saul is dus ontrouw, breekt zijn gegeven woord en dat tegenover den Heere, die hem vorst had gemaakt over zijn erfdeel (1 Samuël 1 0 : 2 ).
Hij nam het woord des Heeren niet tot richtsnoer zijner daden. En hij vroeg een doodengeest te Endor door middel van de waarzegster.
Deze, zoo geloofde men, had de macht afgestorvenen, die als zoodanig geacht werden deel te hebben aan de meerdere wetenschap, die den goden eigen is, te dwingen antwoord te geven op allerlei hun gestelde vragen, vooral de toekomst te ontsluieren. Dit ontsluieren der toekomst was Sauls zondig begeeren in zijn angst, terwijl de Heere hem had verlaten.
Hij wilde een orakel ontvangen, raad en hulp zoeken door uit te vorschen wat de godheid eigenlijk wilde.
Het bleek ons dus, dat reeds de Septuaginta de opvatting huldigde van een wezenlijke verschijning van Samuël. Ook het apocriefe boek Jezus Sirach denkt er zoo over: En nadat hij (dat is Samuël) ontslapen was, profeteerde hij, en voorzegde den koning (Saul) zijn einde en verhief zijne stem uit de aarde, met eene profetie, dat de ongerechtigheid des volks zou verdelgd worden (Jezus Sirach 46 : 2 2 ).
Nu is deze opvatting zeer verbreid ook tot in den tegenwoordigen tijd toe, al dachten de oude kerkvaders, Luther enz., zooals wij reeds opmerkten, er anders over. De gedachtengang is, wanneer eene wezenlijke verschijning van den geest van Samuël wordt gesteld, de volgende:
Hier is eene werking bij de waarzegster zoo ongeveer als God bij Bileam deed (Num. 2 3 : 4 , 16). God verhinderde dezen zijn eigen gevoelens te spreken en dwong hem Gods gedachten te openbaren, zijns ondanks. Zoo moest de vrouw dingen zeggen, die zij niet uit haar eigen geest kon voortbrengen. Zeker zou zij, als zij vrij was geweest, Saul hebben misleid. Hij wil dat deze een duidelijk antwoord ontvangt, om zijn welbehagen te volvoeren, zoodat Saul den dood zoekt en zich in eigen zwaard stort in zelfmoord, stervende in zijne zonden.
God antwoordde hem niet meer als Saul den Heere vroeg, maar wel door den geest van Samuël zijn profeet. God wilde, dat dezelfde profeet, die hem in zijn leven zijn vonnis heeft bekend gemaakt, het ook na zijn dood bevestige. Daarom laat Hij hem uit de aarde terugkeeren, opkomen uit de diepten van het doodenrijk (den Scheol geheeten in het O. T., de plaats der afgestorven geesten).
Men vergelijkt dan ook wel de verschijning van Mozes en Elia aan Jezus bij de verheerlijking op den berg. Van hen werden gezien Mozes en Elia, die met hem spraken over zijn uitgang te Jeruzalem (Matth. 17 : 1). Ook voert men aan de verschijning der opgestane heiligen bij den kruisdood van den Heere Jezus, die aan velen verschenen na zijne opstanding (Matth. 2 7 : 5 2 ) . In hoever dit alles nu steek houdt, hopen wij de volgende maal te overwegen.
Het is nu alleen onze bedoeling het gevoelen weer te geven van degenen, die aan eene werkelijke verschijning van Samuël gedacht willen hebben door een wonder van Gods almacht, die door de vrouw als medium aan Saul de toekomst en het oordeel Gods voorzegt. Soms beschouwt men het meer onder het gezicht van de toelating Gods, die Samuël aan de vrouw laat verschijnen en hem laat oproepen door de waarzegster. Zoo schrijft Hoedemaker b.v. Door God verworpen, aan zichzelven overgelaten, door een namelooze smart overmeesterd, is Saul de vertwijfeling nabij en neemt zijn toevlucht tot de tooveres te Endor, die onder de toelating Gods Samuël doet opkomen om hem het oordeel aan te kondigen, dat reeds den volgenden dag over hem staat te komen.
Dat Samuël zelf opkwam, blijkt uit de verbazing van de vrouw, alsmede uit den inhoud van zijne rede. Aldus meent Hoedemaker.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juli 1940
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juli 1940
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's