Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het wondergeloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het wondergeloof

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

X. te D. vraagt ons naar een toelichting over het wondergeloof.
Een kort antwoord moge hier volgen.
Laat ik eerst opmerken wat niet als wondergeloof moet worden beschouwd. In het historisch geloof ligt opgesloten, dat wij aanvaarden den ganschen inhoud der Schrift als Gods onfeilbaar Woord. Dit is verstandelijke overtuiging, ook al is het niet juist te zeggen, dat het geen beteekenis heeft voor hart en wilsleven. Dit is zeker wel het geval, anders is het geen historisch geloof. Maar het verandert het hart niet. Dus de historisch geloovige gelooft aan wonderen. Nu zeggen wij echter niet: dat is wondergeloof.
Ook ligt in het zaligmakend geloof het geloof aan wonderen ingesloten. En dat niet alleen, want in het zaligmakend geloof schept de Heere God zijn wonder om wonderen van genade te doen in de zondaarsziel.
Onder wondergeloof echter verstaan wij iets anders: ,,het wondergeloof, zoo kan het worden omschreven, is de overreding, vaststelling en het gewisse vertrouwen van iemand, dat door hem of aan hem op een woord door de kracht Gods een wonder zal geschieden; zoo iets wat naar den gewonen loop der natuur niet mogelijk was en niet van schepselkrachten was te verwachten."
Het gaat dus om wezenlijke wonderen en niet bij wijze van spreken, zooals heden vaak door ongeloovigen wordt gesproken van wonderen in de geneeskunde (b.v. Erwin Lieck: het wonder in de geneeskunde). Het is dan meer het niet verklaarbare, hetgeen aan het onderzoek geheel ontgaat, het onverwachte. Neen, bij het wondergeloof gaat het om buitengewone daden Gods, afwijkend van zijn gewone werken.
Voor den Heere God is het niet grooter, dat Hij water in wijn verandert, dan dat Hij ze bereidt in den wijnstok; maar Hij doet het anders in beide gevallen. Het laatste noemen wij een wonder. Zoo zijn er natuurwonderen en genadewonderen.
Nu kan het echter zijn, dat iemand het wondergeloof heeft — zeker ook door een genadeweldaad Gods, maar dan algemeene genade — dat wil zeggen niet-zaligmakend, en het zaligmakend geloof mist. Dit kwam in de dagen van Jezus' omwandeling op aarde dikwijls voor, zooals wij weten uit de Schrift.
Calvijn teekent op 1 Corinthen 13 vers 1 aan: „Het grijpt niet den geheelen Christus aan, maar slechts zijne macht om wonderen te doen: derhalve kan het soms in den mensch zijn, zonder den Geest der heiligmaking, gelijk het in Judas is geweest."
Dus het wondergeloof heeft slechts de almacht Gods en niet de genade Gods in Christus of juister den Christus zelf tot voorwerp.
De vraag komt meermalen voor: waarmee hebben wij van doen met zaligmakend geloof of met het wondergeloof alleen. Soms is dit moeilijk uit te maken. Ook moeten wij wel er op letten, dat het zaligmakend geloof verbonden kan zijn met het wondergeloof. De apostelen deden wonderen, die niet zonder meer voortvloeiden uit het zaligmakend geloof, maar een bijzondere genade waren.
Het wondergeloof nu, in den zin waarin wij het omschreven, komt vooral voor in tijden waar God wonderen werkt. Denk maar aan den uittocht uit Egypte toen de Heere met een uitgestrekte hand Israël verloste uit Egypte's slavernij.
In Achabs dagen ter handhaving der verdrukte en ten onder gehouden waarheid, onder Elia en Eliza. In de openbare bediening van den Heere Jezus en bij de bevestiging en uitbreiding van het Evangelie in den tijd der apostelen en den eersten christentijd. W i j kunnen dus zeggen: in gewichtige keerpunten der geschiedenis van het Godsrijk ontmoeten wij dit wondergeloof.
Het wondergeloof nu is lijdelijk of dadelijk. Dadelijk (doende, werkende, actief) is het in den wonderdoener, in hem die het wonder als oproept door het aangrijpen van Gods macht. Lijdelijk in hem, aan wien het wonder geschiedt (ondergaande, ontvangende, passief). Zoo lezen wij: Jezus kon aldaar niet vele teekenen doen vanwege hun ongeloof (Matth. 13 : 58). Ook het wondergeloof ontbrak.
Calvijn teekent hierbij aan: „Mattheus wil te kennen geven, dat Christus door de goddeloosheid zijner medeburgers geen gelegenheid had om meer wonderen te doen. Proeven van zijne wondermacht had Hij hun reeds gegeven.
Vrijwillig echter verharden zij zich en willen er niets van bemerken. Zeer juist vergelijkt Augustinus het geloof bij den geopenden mond van een vat; maar het ongeloof is volgens hem gelijk aan het werktuig, waarmede het vat gesloten wordt, zoodat het goddelijk vocht er niet indringen kan. Zonder twijfel terecht; want zoodra de Heere ziet, dat wij zijne wondermacht niet achten, neemt Hij haar van ons weg, en intusschen klagen wij, dat Hij met zijne hulp ver van ons is, terwijl ons ongeloof juist haar ver van zich stoot en van zich afweert.
Door te zeggen, dat Christus niet kon (bij Marcus) stelt Marcus de schuld dergenen, die zijne goedheid aan banden legden, in te helderder licht.
Want zonder twijfel binden de ongeloovigen door hunne wederspannigheid zooveel zij kunnen Gode de handen.
Niet echter omdat God als de minder machtige overwonnen wordt, maar omdat Hem niet toegelaten wordt, Zijne kracht in werking te brengen.
(Lezer, let gij er wel op hoe Calvijn de werkelijkheid ziet?)
Nog moet men opmerken, wat Marcus erbij voegt, dat er toch nog enkele kranken genezen zijn. Hieruit maken wij op, dat Christus' goedheid met hunne boosheid strijd gevoerd heeft ten einde zich boven deze hindernissen te verheffen.
Hetzelfde ervaren wij dagelijks van de zijde Gods, want ofschoon Hij, volgens zijn rechtvaardig oordeel, noodzakelijkerwijze zijne kracht inhoudt, omdat Hem den weg tot ons wordt versperd, zien wij toch, dat Hij zich door onbegaanbare plaatsen een weg baant, om ons zonder ophouden wel te kunnen doen. Wonderbare worsteling: terwijl wij de genade Gods trachten tegen te werken, om haar van ons verwijderd te houden, breekt zij overwinnend door en handhaaft zij hare macht als tegen onzen wil."
(Slot volgt.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 december 1940

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het wondergeloof

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 december 1940

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's