Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

Mogen Proponenten of Candidaten tot den Heiligen Dienst doopen?

Het gevoelen was over het algemeen, dat een proponent het sacrament niet mag bedienen omdat hij niet in het ambt staat, zoolang hij niet aan een gemeente is verbonden. Wel werd geoorloofd geacht, dat hij een bijbeloefening houdt.

Op de Dordtsche Synode is over deze kwestie een breed en diep debat gehouden. De synode besloot, dat studenten en proponenten niet mochten doopen, terwijl het preeken aan de vrijheid der kerken werd overgelaten.

Hieraan werd streng de hand gehouden. In Zuid-Holland was zelfs aan proponenten verboden het lezen van het Formulier op den kansel. In Gelderland werd een proponent, die het waagde de sacramenten te bedienen, voor een tijd van allen kerkedienst geremoveerd. In Groningen gecensureerd voor een jaar en zes weken. De Friesche kerken dachten hierover een weinig anders. Zij waren van oordeel, dat een proponent, die dus was toegelaten tot den dienst des Woords en der sacramenten mocht prediken en de sacramenten bedienen ook al was hij nog niet aan een gemeente verbonden. Hij had een algemeene zending. Zóó stelde men de zaak, en hij mocht in alle kerken het Woord en de sacramenten bedienen, ook al had hij nog geen eigen gemeente.

De opvatting der Friesche kerken is echter wel bedenkelijk, want juist de roeping der gemeente en de verbinding aan een bepaalde gemeente stelt ons in het ambt. Hoe dit geschil verder verliep kan blijven rusten, genoeg er op te wijzen, dat tot 1806 de regel bleef, dat een Friesch proponent in Friesland mocht preeken en de sacramenten bedienen.

Hoe het was in Engeland en Hongarije enz. gaan wij stilzwijgend voorbij, v -

Het beginsel is dus, dat alleen wie wettig het Woord mag bedienen ook de sacramenten mag uitrichten.

- - Het kwam echter herhaaldelijk voor, vooral in Gelderland, dat een schoolmeester of koster zich verstoutte om te prediken en te doopen. De classis Amsterdam vernam in 1599 en 1600 dat geordende personen, door-de reeders op hun schepen geplaatst, op hun reis enkele personen hadden gedoopt.

Dit gaf natuurlijk aanleiding tot kerkelijke vermaning. Toen ging de classis er maar toe over de ziekentroosters te autoriseeren, dat zij mochten vermanen en doopen. Maar de synoden van Noord-Holland kwamen hiertegen in verzet (1643-'44) en verklaarden dat men dien doop „voor geenen weerde" zou rekenen.

Het staat dan ook vast, dat het algemeen gevoelen was, dat de doop van personen die door de Kerk daartoe niet gemachtigd zijn geen doop is, niet als doop mag worden erkend.

Mag een doop, door vrouwen erkend worden? bediend,

De Roomschen en de Lutherschen erkennen hem in geval van nood bediend. Wij wezen er reeds op, dat hij ongeoorloofd moet worden geacht voor onze kerken.

Maar een andere vraag is deze: kunnen zij, die in de Roomsche en de Luthersche kerk door vrouwen of leeken gedoopt zijn, door ons wel als gedoopt worden beschouwd?

Neem aan, dat zoo'n kind niet sterft en opgroeit en zich voegt bij de Geréformeer-

de religie, terwijl het bekend is, dat de nooddoop is toegediend door een vrouw of een andere leek. Moet het kind dan als gedoopt worden beschouwd? Dan is het niet alleen een theoretische, maar ook een practische vraag.

Beza en Cartwright achtten zulk een doop van nul en geener waarde. Cartwright zeide in zijn vermaning aan het Engelsche parlement, dat , , de doop (afwassching) der vrouw volstrekt niet meer bij den doop doet, dan eenige andere en gewone dagelijksche wassching".

Maar onze Voetius dacht daar anders over. Want, zoo zegt hij: de vrouwen in de Roomsche en Luthersche kerken hebben een opdracht van de kerk om in geval van noodzakelijkheid te doopen. Dus zijn die vrouwen daar in geval van nood geroepen te doopen, en moet die doop worden erkend voor die kerk en staat zij dus voor ons op één lijn met eiken doop in die kerk, omdat die kerk zelf hem sanctioneert.

Voetius wijst nog op den rechtsregel: vele dingen moeten niet geschieden, die echter, als zij geschied zijn van kracht zijn. (Multa fieri non debent, quae tamen facta valent.) Het was b.v. onrecht, dat Laban zijn oudste dochter aan Jacob tot vrouw gaf, daar anders was overeen gekomen, maar toen Jacob met Lea was getrouwd, was dat huwelijk wettig.

Daarom, zoo zegt Voetius, moet die vrouwendoop in de Roomsche en Luthersche kerk anders worden beoordeeld dan in de Gereformeerde kerk, want bij de Gereformeerden hebben de vrouwen evenmin als andere leeken, die geen ambtelijke aanstelling hebben, een opdracht. En daarom kan hun doop niet gelden.

Mag een Gereformeerd arts of verpleegster wel een Roomschen nooddoop bedienen?

Zonder eenige reserve moet het antwoord op deze vraag ontkennend luiden.

Dat mag niet. Immers, zij wetèn dat een man of vfouw, die geenerlei opdracht van Christus heeft, door middel van de gemeente, geen christelijken doop kan bedienen. Het is voor hen slechts een schijnvertooning. naar eigen overtuiging. En comedie spelen terwille van Rome mag hij of zij zeker niet.

Wanneer zij toch gehoor geven aan den aandrang van Roomsche zijde, tegenwoordig bij de geboorte, zouden zij de heiligheid van het sacrament aanranden en hun eigen belijdenis verloochenen, door voet te geven aan de Roomsche leer, dat de doop tot de zaligheid noodzakelijk is.

Rome moet dan zelf maar zorgen, dat iemand, die zelf Roomsch is, of iemand die geen bezwaar heeft, den nooddoop toedient.

De Gereformeerde kerken leeren toch eenstemmig, dat de doop alleen mag worden bediend door hen, die van Christus' wege een zending hebben om het Woord en de sacramenten te bedienen. Aan de zen regel houde men zich en verloochene eigen belijdenis niet, ook al is men tot alle diensten bereid, die geen verloochening van eigen geloof vorderen.

Mogen ouders hun kinderen door andersdenkenden laten doopen?

Deze vraag is al oud en is nog aan de orde.

Toen b.v. in Frankfort door den magistraat aan de Gereformeerde vluchtelingen alle openlijke dienst van Woord en sacrament verboden was, kwam de vraag op, of de kinderen der Gereformeerden aldaar ongedoopt moesten blijven. Mocht men den doop vragen bij de Lutherschen?

Een gedeelte der Gereformeerden onder leiding van Gaspar van der Heyden, achtte het ongeoorloofd, den doop en het avondmaal uit hun handen aan te nemen, daar zij hen als scheurmakers beschouwden. Petrus Datheen en anderen zagen het zóó, dat de Luthersche kerk een zusterkerk was, en dat het daarom in bepaalde gevallen wel geoorloofd was den doop bij de Lutherschen te vragen.

Men vroeg Calvijn om advies. Deze antwoordde in een brief van 27 October 1562 dat het geoorloofd was, indien de Gereformeerde ouders een openlijke en volledige belijdenis afleggen, dat zij het met de dwalingen der Lutherschen niet .eens zijn. Dan, zoo schrijft hij: zie ik niet in, waarom men hen moet veroordeelen, die gedwongen zijn hunne kinderen van de daartoe geordende en gestelde predikanten te laten doopen, hoewel zij niet met hen overeenstemmen. Een andere zaak is het met het Avondmaal, dat niemand uit hun hand mag ontvangen, zonder de heilige leer smadelijk te verloochenen.

Voetius zeide, dat het wel geoorloofd is als namelijk de Luthersche wil nalaten de superstutieuze gebruiken bij den doop. Willen zij aan den doop woorden en gebruiken toevoegen in strijd met de Gereformeerde belijdenis, dan is het beter den doop uit te stellen, tot men in eigen k^Jc dien kan laten bedienen.

Een andere vraag, die vóór ons nog beteekenis heeft en reeds door Voetius is beantwoord, is deze: Mag men den doop vragen bij Remonstrantsche predikers?

Voetius achtte dit zeer bedenkelijk, daar zij van kwaad tot erger vervallen waren. Immers, hoewel hun doop van kracht is en als doop moet worden erkend, zoolang zij door de kerk worden gehandhaafd, kan men onder hun prediking niet verkeeren met een goed geweten, en mitsdien is de weg afgesneden om het sacrament te ontvangen.

Bij een Roomschen pastoor zal mén als Protestant uit den aard der zaak den doop niet vragen, zooals dit in den reformatietijd vaak voorkwam. Immers men acht daardoor de hierarchie dragelijk, en de Roomsche houdt het kind voor Roomsch.

Bij de dwaalleeraars, die het fundament van de christelijke religie loochenen, en van de oorspronkelijke wijze van doopen naar inhoud en vorm zijn afgeweken, mag men zijn kind volstrekt niet laten doopen.

In alle bovengenoemde gevallen, zoo was het eenparig getuigenis onzer ouden, is het gewenscht den doop tot nader gelegenheid uit te stellen.

Stierf een kind intusschen ongedoopt, . dan behoefden de ouders niet ongerust te zijn, want niet het gemis, maar de verachting van den doop maakt den mensch een verbondsbreker.

Vragen als: mag iemand, die de rechterhand mist met dé linkerhand doopen, mag een vader in geval van ndodzakelijkheid zijn eigen kind doopen, kan een stomme den doop bedienen, enz. mag ik wel passeeren.

Nu iets anders. '

De Gereformeerden waren tegenstanders van den herdoop. Indien vaststond dat de „vorm" en de substantieele dingen des doops behouden waren, namelijk het doopen met water in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. mocht de doop niet herhaald worden.

De godgeleerde faculteit van Groningen gaf in 1658 op een vraag betreffende de toediening van den doop door Wederdoopers aan de synode van Bolsward dit antwoord: „Indien hij gedoopt is onder de zoodanigen, welke althans de Heilige Drieëenheid of de Godheid en menschheid van Christus, Zijne voldoening en weldaden niet ontkennen of bestrijden en derhalve tot dusverre wezenlijke bestanddeelen bewaren en eenige schaduw van roeping hebben, zoo schijnt zijn doop verdragen te moeten worden en mag hij niet worden herhaald."

Zelfs vond de synode van Groningen in 1685 geen vrijmoedigheid, den doop, door den Sociniaan Ukowallist bediend, die leerde dat de doop eene tijdelijke instelling is, en de kinderdoop een niets beteekenende handeling, te herhalen.

En de Kerkelijke Wetten van - Friesland bevatten een bepaling: „Een persoon, bij de Mennonieten gedoopt, en zich begevende tot de Gereformeerde Gemeente zal men volgens oud gebruik der kerken niet herdoopen."

Ook deden zich gevallen voor, dat iemand niet kon te weten komen of hij gedoopt was, in dat geval kon zijn verzoek om gedoopt te worden, toegestaan worden.

Weer ga ik eenige vragen voorbij: Mag iemand in geval van nood zichzelf doopen; mag de doop bediend worden door twee personen; is de doop, door een dronken predikant bediend, geldig. Bij de volgende vraag echter staan we nader stil.

Is de doop in kettersche bediend, geldig? gemeenschap

Hoe dacht de oude kerk daarover? Toen in Klein-Azië de Montanisten vele aanhangers kregen, waren er tal van bisschoppen, die twijfelden aan de echtheid van den Montanistendoop. De synode van Iconium en Synnada in Phrygië besloot, dat elke doop buiten de katholieke kerk volstrekt ongeldig moest worden geacht.

In Rome echter werden de ketters, die tot de kerk overkwamen, alleen door handoplegging in haar schoot opgenomen en dit gebruik gold daar voor apostolisch.

De Westersche en Noord-Afrikaansche kerken, die van Rome uit waren gesticht, stemden hierin met Rome overeen.

Toen nu het Montanisme ingang vond in Noord-Afrika gingen ook daar stem-

men op tegen den ketterdoop. Zoo leerde Tertullianus, dat de ketters geen gemeenschap hebben met den eenen God en den eenen Christus, en daarom ook niet met den eenen doop. Daarom kan men bij hen den doop niet ontvangen..

Een synode te Carthago gehouden omstreeks 200 en 220 verklaarde den doop in de gemeenschap der ketters voor ongeldig.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 april 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 april 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's