Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Cl

Zondag 13 vraag 33-34

HET ANDERE DEEL Van God den Zoon

Zoo worden dan aan den Heere Jezus Goddelijk namen en goddelijke deugden of volmaaktheden toegekend. Wij wezen reeds op Zijn alwetendheid en alomtegenwoordigheid. Deze Goddelijke eigenschappen wijzen dus op zijn God-zijn.

Daar is verder Zijn almacht. Hij kon zeggen: alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijnen Vader. En Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook; dat wil zeggen, op gelijke wijze, met alvermogen. Wij denken ook aan dat andere woord: Mij js gegeven alle macht in den hemel en op aarde. Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er. Een almachtige Zaligmaker is Jezus omdat Hij God is en omdat Hij almachtig is, is Hij waarlijk God, want almacht valt niet in het schepsel.

Gelukkig, dat Hij almachtig is, zegt de christen, want anders kon Hij mij niet zalig maken. Almacht is noodig om mijn hart om te zetten om mij te houden bij de verkregene verlossing.

En wij zien zijn uitgangen terug gaan in de eeuwigheid, zooals de profeet Micha van Hem getuigde. Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.

Hij kon zeggen: eer Abraham was, ben Ik. Hij is de zijnde, de Weezenaar. Het Lam toch is geslacht van voor de grondlegging der wereld, ook al komt het pas tot de vleeschwording in de volheid des tijds. In het Hoogepriesterlijke gebed ficht Hij zich met de bede tot den Vader: Vader, verheerlijk Mij met de heerlijkheid die Ik bij U had eer de wereld was. Jezus is Gods eeniggeboren Zoon.

Onveranderlijk is Jezus. Gisteren en heden dezelfde en tot in der eeuwigheid.

Hem worden goddelijke werken toegeschreven, schepping en onderhouding der wereld. Hij was mede betrokken in de verkiezing, als Gods Zoon mèt den Heiligen Geest. Ik heb u uitverkoren en gesteld, dat gij heengaat en veel vrucht draagt.

Maar Hij deed niets, óók daarin dan wat Hij den Vader zag doen. Van Saulus zegt Hij tot Ananias: eze is Mij een uitverkoren vat om Mijn naam te dragen onder de heidenen. Ook in het geestelijk leven is Hij als God werkzaam. — Voorwaar voorwaar, zeg Ik u, die in Mij gelooft heeft het eeuwige leven (Joh. 6 : 47).

En gelooven in, doet de mensch alleen in God. Wij gelooven nooit in een mensch, dat ware afgoderij.

Hij had de macht om de zonden te vergeven, die alleen aan God toekomt. Wie

heeft macht, zoo vroegen de Joden, om de zonden te vergeven, dan alleen God? (Mare. 2 : 7, 10).

En dan antwoordt Jezus: opdat gij weten moogt. dat de Zoon des menschen macht heeft op de aarde de zonden te vergeven, zeide Hij tot den geraakte: neem uw beddeken op en wandel.

Hij heeft de macht van Zichzelven de dooden op te wekken, anders dus dan de menschen, aan wien door de macht Gods dit wel een enkele maal is geschonken. Gelijk de Vader de dooden opwekt en levend maakt, alzoo maakt ook de Zoon levend, die Hij wil. Ja de ure komt, dat allen die in de graven zijn, zullen hooren de stem van den Zoon des menschen en zullen opstaan (Joh. 5).

Een stroom van bewijzen dus van de Godheid van Jezus.

Hij zal het wereldgericht voltrekken. Hij is van God verordend tot een Rechter van levenden en van dooden. Zeker, dit recht was Hem geschonken als Messias, maar kon Hem toch alleen worden geschonken omdat Hij de Zoon Gods was in het vleesch. De Vader heeft al het oordeel den Zoon gegeven (Joh. 5:22).

En Hij is van God verordend tot een Rechter van levenden en dooden (Hand. 10). Aan Jezus komt Goddelijke eere toe. Opdat zij allen den Zoon eeren, gelijk zij den Vader eeren. Wie den Zoon niet eert, eert ook den Vader niet. Dus de Gode alleen toekomende eere in gebed en aanbidding komt óók den Zoon toe, in den Persoon van onzen Heere Jezus Christus. En zij aanbaden Hem! (Luc. 24).

Stephanus riep uit: Heere Jezus, ontvang mijnen geest.

Zij vielen neder voor het Lam. En alle engelen Gods aanbaden Hem.

Heerlijke Jezus, God te prijzen in der eeuwigheid. Wij hebben thans grooten nadruk gelegd op de Godheid van Jezus omdat dit aan de orde was. Natuurlijk is dit geen terugdringing van de waarachtige menschelijke natuur. Het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond en wij Jiebben Zijne heerlijkheid aanschouwd, eene heerlijkheid als des eeniggeborenen van den Vader vol van genade en waarheid.

Kennen wij dezen Jezus aldus tot zaligheid onzer zielen? Kostelijk is deze belijdenis en wanneer in onzen tijd allen nadruk wordt gelegd op het Heere zijn van Jezus en de Godheid van Christus wordt teruggedrongen, mogen wij wel dubbel op onze hoede zijn en de wacht betrekken bij de belijdenis.

Bovendien, * dit Heer-zijn-van-Christus wordt allerminst begrepen zooals de Catechismus dit uitlegt. Het is wel verdrietig altijd maar weer op onze hoede te moeten zijn. En het is te begrijpen, dat meerderen zeggen, ik werk maar rustig voort en trek mij van die heele beweging niets aan. Maar wat te begrijpen is, is niet goed te keuren, want terwijl men aan de muren bouwt, worden de fundamenten ondergraven.

Daarom staan wij ook in den breede stil bij het schriftuurlijk getuigenis van de Godheid van den Heere Jezus. Een stuk levensbrood der Kerk.

Wanneer de Heere Christus zegt in Joh. 14 : 28: ijn Vader is meerde^ dan allen, èn van dien dag en die ure weet niemand, ook de Zoon niet, maar alleen de Vader, dan is geen wezensonderscheid bedoeld. Maar dit is zóó te verstaan, dat de Zone Gods in Zijn menschwording zich heeft ontledigd en vrijwillig tot bediening van Zijn Middelaarschap gehoorzaam geworden is en Zich heeft gesteld onder den Vader. Toch belijden wij, dat óók die ontlediging een verborgenheid is.

De Alwetende komt in den hof van Gethsémané als een onwetende voor den Vader. Vader, indien het mogelijk is... Hij heeft gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden. Slechts schijnbaar spreekt Joh. 5:19 van ondergeschiktheid van den Zoon, als Hij zegt: e Zoon kan niets van Zichzelven doen, maar wat Hij den Vader ziet doen, dat doet Hij. Deze woorden gewagen juist van eenheid in Wezen en wil, van den onderlingen band der volmaaktheid tusschen Vader en Zoon. Want alles wat de Vader doet, doet óók de Zoon. Zoo wordt in vers 21 gesproken van de zelfstandigheid van dien gezamenlijken wil, die in het Wezen is gegrond. Gelijk de Vader de dooden opwekt en levend maakt, alzoo ook maakt de Zoon levend dien Hij wil. Vader en Zoon hebben als Persoon een eigen wil. en zijn toch één in wil, omdat zij deszelfden Wezens deetechtig zijn.

Zoo is dan Jezus de Zone Gods in het vleesch.

Zóó is Hij de gepaste Middelaar Gods en der menschen. Hij is degene, die eens voor goed de zaak des zondaars in het reine brengt bij God. In die beslissing blijft de eere Gods in de handhaving des rechts het hoogste, terwijl Hij blijft geschenk van Gods liefde. Liefde en recht mogen niet worden gescheiden.

Doch, zoo vraagt de Onderwijzer: als wij nu ook kinderen Gods zijn, kan dan Christus de eeniggeboren Zoon des Vaders zijn?

Is Hij de eenige als de christenen ook kinderen, zonen Gods zijn?

Zijn er dan niet vele zonen. Maar, zooals wij gezien hebben, is dit Zoonschap gansch eenig van karakter. Het kindschap Gods der geloovigen, zelfs van Adam voor den val is andersoortig. Christus is eeuwige en natuurlijke Zoon. De Vader deelt van eeuwigheid tot eeuwigheid Zijn volle wezen mee aan den Zoon. Heden heb Ik U gegenereerd. Gij zijt Mijn Zoon. Hij is de natuurlijke of eigen Zoon, dat wil zeggen: eszelfden wezens deelachtig (Rom. 8:32). Niet voortgebracht door den wil des Vaders, maar uit het Wezen des Vaders, in de bewuste wetenschap des Vaders, gegenereerd. Hij is niet tot Zoon verklaard. Geloof Mij, dat Ik in den Vader ben, en de Vader in Mij is.

Wij hebben een vader en eene moeder en wanneer wij voldragen zijn, krijgen wij een zelfstandig wezen buiten onze moeder. Doch de Zoon blijft in het Wezen des Vaders. Er is geen afscheiding noch deeling in het goddelijke Wezen.

Jezus is de eeniggeboren, eeuwige, natuurlijke Zoon des Vaders.

Vele en oud zijn de dwalingen tegen deze schriftuurlijke voorstelling van de Godheid van den Heere Jezus. Arius meende, dat de Zoon een geschapen wezen was. Een zeer hooge, ja, de hoogste hemelling, doch... een schepsel tenslotte.

De Socinianen uit den tijd der Reformatie loochenden het eeuwig vóór-bestaan van den Zoon en meenen, datj~lij om Zijn werk, tot Zoon Gods is aangenomen. Zoo was Jezus de hoogste van alle ambtsdragers.

En het oudere en jongere modernisme ontkent de Godheid van Jezus. Zeker. Christus is de Zoon Gods, maar in welken zin? De mensch is naar Gods be^ld geschapen. Dit is het echte oorspronkelijke kindschap. Nu gelijkt Christus, de mensch zonder zonde, het meest op God, heeft dat beeld het meest volledig, is dan ook in den hoogsten zin kind, Zoon Gods. In dien zin heet Hij de eeniggeboren zoon. Maar Hij is toch niet God, eens~wezens met den Vader en den Heiligen Geest. De oudere Ethischen erkenden (en erkennen) wel de godheid van Jezus, maar wilden toch over het algemeen niet weten van de eeuwige generatie, onafhankelijk van de schepping van den mensch. Als menschen zijn wij aan God verwant, zijn wij van Gods geslacht en nu was die mensch zoo aangelegd, dat de menschheid als een geheel, afgezien van de zonde, Christus tot Hoofd had. Deze mensch aller menschen kwam en in Hem ontving het menschelijke geslacht zijn voleinding. Christus is dan een zekere vergoddelijking van den mensch. Zoo was Hij door de innigheid van zijn betrekking tot God, krachtens natuur Zoon Gods. Dr. Riemens b.v. zegt: De Zoon is niet op dezelfde wijze en ih dezelfde mate'God als de Vader. De menschwording des Zoons is geen vernedering maar verrijking. Zoo wordt de grens tusschen Schepper en schepsel verdoezeld en het God-zijn van Jezus betrekkelijk gemaakt. Maar de vraag is deze: is Jezus nu God, ja* of neen? Halfgoden kennen wij niet. Dr. Berkhof schrijft in zijn toelichting op de Doornsche stellinggen (blz. 9-10) dat God zich ter redding heeft geopenbaard in den persoon en het werk van Jezus Christus. Deze dingen zijn in de kerk indiscutabel (onbetwistbaar) en daarover mogen wij de wereld niet in het onzekere laten. Of dit tevens een prae-existentie (vóór-bestaan) van Christus inhoudt en zoo ja, in welken zin, dat kan onderwerp van kerkelijk gespreet zijn. —-

Dus met andere woorden: of Jezus de eeuwige Zoon van God is, van eeuwigheid voorbestond, dat wordt niet als indiscutabel gesteld, daarover valt te praten.

Maar Schrift en belijdenis handhaven dit vóór-bestaan des Zoons ten volle. Wij hebben er uitvoerig bij stil gestaan, met opzet, omdat hieraan getornd wordt. De vraag raakt dus in den diepsten grond de wezenstriniteit Gods, van Vader, Zoon en Heiligen Geest. Maar de drieëenheid is grondzuil der Kerk Gods. Moet dat nog eens nader worden bediscussieerd? Wel een bewijs hoever men is afgezakt van den grondslag van het christendom.

Maar genoeg in dit verband. De stof voor het kerkelijk gesprek is wel zeer veel

omvattend en de vraag rijst: wat nu eigenlijk wel vaststaat! *

Tenslotte nog dit.

De Heere Jezus gebruikt den Vadernaam in gansch bijzonderen zin en stelt Zijn Zoonschap nooit op één lijn met dat Zijner discipelen. Zijn kindschap is geen vergrootende trap van het hunne, maar anders in wezen. De discipelen moeten bidden: Onze Vader, die in de hemelen zijt... maar nooit sluit Jezus Zich daarbij in. Hij zegt altijd: Mijn Vader en uw Vader. Ik vaar op tot Mijnen Vader en tot uwen Vader, tot uwen God en tot Mijnen God.

Zijn Zoonschap bestaat geheel onafhankelijk van mensch en schepping. Het Woord was bij God en was God, dit was in den beginne bij God.

Hij is het uitgedrukte beeld van Gods zelfstandigheid. x

Christus is alleen de natuurlijke en eeuwige Zoon Gods.

Wij hebben beleden, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 april 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 april 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's