Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PASCHEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PASCHEN

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

Lucas 24 vers 5 en 6a: En als zij zeer bevreesd werden en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij de dooden? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan.

Paaschdroefheid en Paaschontsteltenis, daarover sprake wij mei elkander en volg - den de bedroefde vrouwen naar het graf, dat ledig werd bevonden tot hun ontsteltenis. Maria Magdalena was snel teruggeloopen naar Jeruzalem om het Petrus en Johannes mee te deelen, die haastig op pad gaan om zich op de hoogte te stellen. De andere vrouwen zijn gebleven en gingen in de grafspelonk.

Wij hebben gelet op hun droefheid en vreeze. De majesteit Gods heeft voor ons menschen altijd iets neerslaands, wanneer wij haar niet beleven in de tegenwoordigheid en gemeenschap met Christus, den verheerlijkten Zaligmaker.

Engelen in de graven; licht des hemels in de donkerheid der groeve. Getuigenis van hetgeen Jezus heeft gedaan, profetie tevens van het blazen der bazuinen in den jongsten dag.

De vrouwen staan daar, diep-bewogen zeer verschrikt. Wat is de mensch, wat is in hem te prijzen, dat God hem gunsten wil bewijzen! Niets is in hem te prijzen, maar alles te laken wat niet uit de genade stamt. Wij bederven het in alles en altijd, niet het minst op Paaschmorgen. Hoe hooger de lof moet rijzen, vanwege de heerlijkheid van Christus, hoe meer het ongeloof en de twijfel en de vreeze ons moeten beschamen. Daarom kan de bestraffing niet ontbreken. Want de Heere is de God der waarheid en al verzoent Hij onze overtredingen, Hij verschoont ze niet.

Paaschbestraffing.

Wat zoekt gij den Levende bij de doodden?

Toen zij echter bevreesd geworden waren en hare aangezichten ter aarde neigden, zeiden zij tot haar: wat zoekt gij den Levende bij de dooden?

Deze hemelboden hadden voor de vrouwen een blijde tijding en waren allerminst gekomen om hen te verschrikken. Toen zij echter... toen was het de tijd, dat de boden van het hemelhof ingrepen om hun boodschap te brengen. Zeker, de vrouwen worden bestraft, maar dan toch met het doel om den weg van den troost te openen. Uit de andere Evangelieën weten wij, dat ook is gezegd tot de vrouwen: Zijt niet verbaasd. Gij zoekt Jezus den Nazarener, die gekruist was!

De engelen wisten dus met welke vrouwen zij te doen hadden. En zij konden mitsdien volstrekt spreken. Zij zeiden niet: als gij Jezus zoekt, maar Gij zoekt Jezus...

Deze aanspraak dringt in het hart der vrouwen, door de verlichting des Geestes.

Wat zoekt gij den Levende bij de dooden? Dat was eene bestraffing en een verblijdende boodschap tevens. Dat woord zeide haar, dat de Heere leefde, en het berispte haar vanwege de verkeerde meening, dat de Heere nog gestorven was en dood zou blijven. Zij verkeerden in dwaling en deze dwaling was schuldig. Zij hadden beter kunnen en moeten weten en dus anders moeten handelen.

Lucas legt nadruk op het bestraffendvertroostende woord der engelen, op last van den Koning der Kerk. Want ook thans gaf Hij Zijn orders aan deze gedienstige geesten. Zoo is Hij aldoor bezig door Woord en Geest Zijn Kerk te vermanen en te troosten. Wat een arbeid kost Hem dit aldoor, want wij zijn hard-leers en bovendien vergeten wij de lessen weer zoo spoedig. Of vergaat het u beter, mijn lezer? Hebt gij geen oorzaak tot zelf-aanklacht, altijd opnieuw?

Hoe ouder wij worden, hoe dieper vernederd, hoe minder verwachting van ons zelf, maar ook hoe grooter verwachting van de vrije genade, die den Heere bewoog naar ons om te zien, te grijpen, te bevrijden en te onderhouden.

Paaschbestraffing. Zou daarvoor ook geen oorzaak zijn op dezen dag, als wij het kerkvolk overzien en de thuis-blijvers in de oogen kijken met vragenden blik. Wat deert ons van nature Jezus, hetzij Hij leeft of dood is, in het graf ligt of opstaat. Meent gij dan Hem te kunnen ontgaan, naar de kerk gekomen en toch...

Wie zoekt nu Jezus? Wien gaat het om gemeenschap met Hem ten leven?

Er is veel beweging, maar weinig waarachtig verlangen naar Hem. Kwijnt gij weg zonder Hem, en moet ge zeggen: Hij is de hope mijns levens, zonder Hem ben ik prooi des doods. Ik kan niet zonder Hem, liever mif doodgetreurd bij Zijn graf dan de genoegens der aarde gezocht, die mij bitter zijn als alsem en gal.

Gij behoeft u niet dood te treuren bij het graf op Paschen. Het is wel goed, dat gij dood-getreurd zijt over uzelf, zoodat er geen verwachting ten leven meer overblijft buiten Jezus. Maar, die is er dan toch, want Hij leeft en Hij zal Zich aan u openbaren, gelijk Hij Zich niet openbaart aan de wereld. Zou dat kunnen? Aan mij? Ja, waarom niet? Er zijn geen verdiensten noodig uwerzijds om begenadigd te worden in den Geliefde. Wien spreek ik nu weer toe; ik zoek u heden, verslagen Paaschgangers naar en bij het graf. Ik moet u wel bestraffen, maar tot vertroosting.

Er gaat kracht van Jezus uit, ook heden. Zou dan alles vergeeïsch zijn, ook in dezen arbeid. Neen, dat kan niet zijn en het zal niet zijn.

Zelfs tot de dooden in het graf hunner zonde mag en moet ik roepen: ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de dooden en Christus zal over u lichten. En dat kan, omdat Jezus leeft in de kracht Zijner opstanding. Het is niet te groot voor den Heere, dat de doode leve en de overledene verrijze!

Indien wij dat niet geloofden, waarom zouden wij nog spreken of schrijven! Maar wij keeren terug tot onze zusters daar in de grafspelonk. Wat zal het wonderlijk in hunne ooren hebben geklonken: Gij zoekt Jezus, die gekruist was...

Vreest niet, zijt niet verbaasd...

Nu kunnen zij weer luisteren, want als vreeze ons overmant is ons oor dof en zwaar om te hooren. Nog zien zij naar beneden, maar hun hart wordt opgetrokken naar boven. De vreeze wordt gestild in hun binnenste en zoo is de weg gebaand om het vertroostende-bestraffende woord te hooren en in zich op te nemen.

Wat zoekt gij den Levende bij de dooden?

Den Levende, dat is Jezus. Den Levende, dat is Hij, die waarlijk en bestendig leeft. Hij is en leeft. Dat deed Hij zelfs in het graf. Maar nu wordt dit leven van Jezus in de opstanding verheerlijkt. Hij staat op in de kracht des onvergankelijken levens.

Wat zoekt gij den Levende bij de dooden?

Wil dit nu alleen zeggen, dat Jezus was opgestaan, en dus niet meer onder dooden verkeerde? Neen, het zegt meer. De vrouwen worden terecht gewezen over hun onkunde omtrent Jezus. Wie was Hij toch altijd en overal? De Levende! De waarlijk en voortdurend levende, de enkel-leven-zijnde. Juist dat hadden zij nog maar zeer ten deele verstaan evenals de discipelen en... evenals wij! Ach, drong het eens ten volle tot ons door, dat Jezus de Levende is en eeuwig blijft. Hij was de Levende in de kribbe, in den hof van Gethsemané, aan het kruis, in den dood, en in het graf. De Levende! Zeker, Hij was een doode, en toch de Levende; anders had Hij in Zijn sterven den dood niet kunnen overwinnen.

Gij weet hoe Luther in een zwaarmoedige bui, die hij dikwijls had, plotseling schreef op zijn tafel: Hij leeft, Hij leeft. Dan is het: mijn ziel, hoe treurt gij dus verslagen, wat zijt g' onrustig in uw lot... Mijn Redder is mijn God.

De Levende... aangesloten aan deze bron kunnen wij niet meer sterven, zal geen ding ons tegen zijn, alle zwarigheden worden overwonnen, want Hij is de Levende. Maar inderdaad was Hij een doode geweest, terwijl Hij toch de Levende bleef. Dat is het heilgeheim van Jezus in Zijn dood.

Hij was bij de dooden, Hij lag in het graf. Maar in dien dood is Zijne godheid, zegt onze Belijdenis, niet gescheiden geweest van Zijne menschheid. Juist daarin ligt de kracht van Zijn dood en de onuitsprekelijke waardij van Zijn offer.

Maar Hij is verrezen ten derden dage en als dé Levende treedt Hij uit in de grootheid Zijner kracht.

Wat zoekt gij, gij discipelinnen des Heeren, den Levende bij de dooden. Dat gij dat doet is zoo erg, zoo onbetamelijk.

Zij hadden geen oog voor Zijne godheid, ook in dien dood en het liggen in het graf. Hij was geen doode in den gewonen zin des woords. Hij was de gestorven Zaligmaker, wel gestorven naar Zijne menschelijke natuur, doch tegelijk de Levende als Gods Zoon.

Wat zoekt gij den Levende bij de dooden?

Paaschbestraffing. Gericht tot de gansche Kerk des Heeren. Of meent gij, dat Gods kinderen, van heden niet lijden aan dezelfde kwaal, waarvan zij telkens genezen móeten worden door het geloof in den Levende, die is opgestaan ten derden dage? Zeker, ze zoeken dit op hunne wijze, naar den aard der omstandigheden, maar ach, zij doen het dan toch vaak.

Er zijn plaatsen waar zoekers van Jezus niet moesten verwachten Hem te zullen vinden. Gij kunt iemand toch niet vinden waar Hij niet is!

Waar is Hij dan? Hebt gij dien ook gezien, dien mijne ziel liefheeft? Ja, ik heb Hem gezien, en zal Hem u aanwijzen en zeggen, waar Hij te vinden is naar het Woofd. Maar laat ons eerst enkele plaatsen noemen, waar Hij niet te vinden is, omdat Hij daar niet is. Er zijn vele graven waar Jezus niet is.

» Daar is hef graf der schaduwen. Hij is wel in die schaduwen geweest, maar nu niet meer, zij zijn met Hem begraven. Daarom schrijft de apostel: wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen.

Daar is het graf van de kwelling des vleesches, om wat te zijn of te worden voor God. Daar is Hij niet te vinden. Gij zoekt hem daar vergeefs.

Gij zoekt Hem in het graf van de werken der wet, waaruit geen vleesch kan gerechtvaardigd worden voor God.

Menigeen zoekt vrede in den weg der werken, of in het graf van de doode belijdenis, van den dood dier werken.

Inidien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen, die boven zijn en niet die op de aarde zijn.

Zoek geen leven bij de werken der wet, want het Evangelie is niet voor degenen, die zichzelven kunnen redden. Dan behandelt gij den Levende als ware Hij dood.

Zoek Hem niet op het kerkhof van eigen hart. Gij vindt daar uw twijfel, uw ongeloof, uw vijandschap, maar niet den Levende. Meen niet vuur uit ijs te kunnen maken.

Maar, zegt gij, die vrouwen zochten toch op de rechte plaats. Jezus lag daar toch begraven! Ongetwijfeld, maar zelf de wijze hoe Hij daar lag ontging de vrouwen maar al te zeer. En bovendien, Hij was opgestaan en dat hadden zij kunnen weten en moeten bedenken. Zij hadden zich tot het graf moeten begeven in het geloof:

Hij is daar niet meer, want Hij heeft gezegd: ten derden dage zal Ik weder opstaan. Op onzen text volgen de woorden: gedenkt, hoe Hij tot u gesproken heeft als Hij nog in Galilea was, zeggende: de Zoon des menschen moet overgeleverd worden in de handelt der zondige menschen en gekruisigd wórden en ten derden dage weder opstaan.

Gedenk het dan nu maar, al had gij het eerder moeten in acht nemen. Zie hier de wonderlijke liefde Gods. Wat wij vergaten, mogen wij nu nog gedenken en bedenken. De vrouwen kleven als aan zijn graf. Denk maar aan de specerijen die zij hebben meegenomen om Hem te balsemen. Zij dachten niet aan Zijn woorden, dat Hij zou opstaan. Waarom zoekt gij den Levende bij de dooden?

Hoeveel zich aftobben, slapelooze nachten, omdat men den Levende zoekt bij de dooden, en dan als hadde Hij geen macht tot redden en verlossen!

Maar genoeg, moge de Paaschbestraffing doel treffen door den Geest in onze harten. Ik leef en gij zult leven.

Paaschvertroosting.

Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Hij is hier niet. Neen, dat kunnen zij zien, maar Hij is daar gelukkig wel geweest. Gestorven en begraven! Geen licht verbleef in Zijn oogen, geen adem in Zijn borst, geen leven in zijn hart. Hij is afgenomen van het kruis, de vrouwen zijn getuigen geweest.

Zij hebben het met hunne oogen gezien, met hunne harten geproefd. Deze bitterheid voor hunne zielenen toch... en toch... anders hadden zij den eeuwigen dood moeten sterven. Zijn dood was zoendood, offerdood, levensgave om den dood te overwinnen.

Hij is hier niet! maar Hij is opgestaan.

Hij liet in het graf achter, de specerijen, want Hij was reeds voorloopig gebalsemd door Nicodemus en anderen.

Vrouwen, bewaar uwe zalven voor andere doeleinden, hier komt gij te laat. Hij is opgestaan. Hier is de welriekende geur van Jezus' verdiensten, waardoor Hij het verderf uit het graf wegneemt en het heiligt tot eene slaapstede tot den jongsten dag. Hier is zelfs de reuk Zijner voorbidding bij den Vader.

Gij kunt den Levende dus hier vinden als overwinnaar des doods. Want Hij vertoeft in den omtrek van het graf en zal Zich openbaren. Hij is aangenomen door den Vader en in die opstanding krachtiglijk bewezen de Zone Gods te zijn.

En... de vrouwen worden indachtig Zijner woorden... het daagt in hunne zielen.

Paaschvertroosting breekt door, al is het nog schemering en niet volle dag.

Kom, kijk maar goed in het graf. Daar liggen de grafdoeken. De hoofddoek op een afzonderlijke plaats opgerold. Alles is ordelijk in het graf.

Dood waar is uw prikkel, hel waar is uw zegepraal.

Neen, wij meenen niet, dat dit woord der engelen, die gedachten in de harten der vrouwen opwekte. Maar wel, dat zij door genade van Pinksteren dien jubelzang des levens kunnen opwekken. Hij is hier niet.

Hier in dit graf, waar Hij heeft gelegen. Ziedaar de doeken ordelijk neergelegd. Dien zweetdoek behoeft Hij nu niet meer. Hij heeft wel het hoofd moeten bukken in het stof des doods, en Zijn aangezicht bedekt met schande en spot, is gewikkeld in een doek, een grafdoek. Maar de tijd Zijner schande is voorbij, de dag der donkerheid en der wolken, de dag van toorn en verbolgenheid. Hij mag Zijn aangezicht opheffen. Het schittert in de morgenglanzen der opgaande zon, ja, de heerlijkheid doorstraalt zelfs Zijn verrezen lichaam. Zulk een dag is dit. De dag dien de Heere gemaakt heeft. De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben is geworden tot een hoofd des hoeks. Hij is hier niet.

Paaschvertroosting... en straks zal volgen de Paaschontmoeting, als de verrezen Levensvorst zich aan hen zal openbaren. Zoo is er groei in de Paaschblijdschap. Doch wij denken volstrekt niet alleen aan die vrouwen, ook al gaan wij uit van deze Paaschvertroosting. Neen, het zou niet goed zijn ons te verliezen in die vrouwen, in het naspeuren wat zij nu precies voor vertroosting hebben gehad, en hoever hun inzicht reikte in het wezen der opstanding. Wij hebben er iets van gezegd, hoe beperkt hun inzichten waren, en daarom hoe

onvast hunne zielen. Hun troost was telkens weer met vreeze gemengd. Het gaat ons om de heerlijkheden van Christus, onzen Heere, en de diepten van het heil. dat Hij aan het licht heeft gebracht. Hij liet de grafdoeken achter in het graf, maar voerde eruit op eeuwige gerechtigheid. De gansche buit van zijn sterven blijft Zijn bezit. Ja, Hij is de gerechtigheid, de opstanding en het leven. Hij brengt ze niet alleen maar is ze alle.

Daarom verheugde zich mijn kwijnend hart, en werd alles van binnen geest en leven, door de aanblazing des Geestes, toen het licht opging over dezen verrezen Koning. En het lied van den dichter resonneert in ons hart: Wij steken 't hoofd omjhoog en zullen de eerkroon dragen, door U, door U alléén, om het eeuwig welbehagen.

Paaschvertroosting. Hij is hier niet. Hij is opgestaan.

Kom hier, Rachels weenende zusters, hier is de tranendoek.

Bedwing uwe stem van geween en uwe oogen van tranen want zij zullen wederkomen uit het land des vijands. Ja, de dooden zullen leven, ook mijn dood lichaam, want Hij is opgestaan, nadat Hij was gestorven en begraven.

Wij weten dus wel, dat de troost der "vrouwen nog zeer werd getemperd vanwege veel onkunde in hetgeen de opstanding inhield aan vertroostingen. Zoowel door schuldige onkunde, wat ze hadden kunnen weten, als door den stand der openbaring. Maar daarom gaat het ons niet. Het is Paschen, in onderscheiden mate en trap. Doch wij zien bovenal op den Opgestane zelf.

Hij is hier niet! Waar is Hij dan? Ik weet het niet, waar Hij thans precies is, toen die vrouwen stonden in de ledige grafspelonk. Hij was toch wel in de nabijheid, want weldra komen zij Hem zoomaar plotseling tegen.

Wonderbare Jezus, hoe groot zijt Gij in leven en heerschappij, in liefde en wijsheid. Hoe leefde het in Zijn Middelaarsziel, dat nu de strijd was gestreden. Hoe golfde in zijn hart de vrede des Vaders, die innerlijke goedkeuring Zijns harten.

Zie, als wij nu zijn als een schelpje aan het strand, dan ruischt deze zee na in ons hart. Ik heb Paaschvrede, Paaschvertroosting, ook al zie ik Hem nu niet naar het vleesch, maar door Zijn Woord en Geest ontmoet Hij Zijne arme Paaschkinderen, die zeer bedroefd zijn geweest, maar nu vreugde en blijdschap smaken.

Uit den doodstunnel zie ik den eeuwig levenden Herder opkomen met Zijn nimmer stervden kudde en ik zie in het geloof hoe zij worden opgevoerd in het leven van den Levende, naar den schaapsstal hier boven. De doostunnel was zeer donker, maar wij zijn erdoor en eruit gekomen achter en met Hem.

Hij is hier niet. Wel, dan moet ik hier ook niet meer zijn. Laat de dooden dan hunne dooden begraven. Want ik moet zijn, waar Hij is. Met Hem gekruist, begraven enopgestaan. Hij is hier niet! Dan, hoort het toch, moet gij Hem hier ook niet zoeken, maar zijn waar Hij is, in het leven en den vrede van Paschen. Gij moogt wel naar het graf gaan zien op Paschen. zeer zeker, want daar ontsprong de fontein en — wat er nog bijkomt, de Levende draagt den buit van het graf mee. Hij voert de gevangenis gevankelijk. Zie, óók het graf is bezit geworden der Kerk. Juist met Paschen schijnt het licht in de graven.

Mogen wij dan onze bezittingen niet bezitten met Paschen. Bezitters van dood en graf, en van het leven en den vrede! Bezitters van alles, als erfgenamen Gods en medeërfgenamen van Christus.

Dit is eigenlijk meer dan ons arm hart kan dragen en verwerken, welnu, laat dan onze boot zinken van dezen last in de wateren van vrij ontfermen. Mijn hart doet pijn, in de vreugde vanwege al dit heil. Dit is de dag, dien de Heere gemaakt heeft. En vergeten wij niet, als daar wordt gezegd: Hij is opgestaan, dat dan ook waar is: deze sterft niet meer. Maar versta ik dan goed, dat het altijd-Paschenuoor-Jezus-is Inderdaad, altijd Paschen, want Hij is opgestaan en de dood heeft geen macht meer over Hem. Durft gij het niet te aanvaarden, dat de Kerk een Paaschkerk is en moet zijn? Dat wil zeggen een gemeente, die leeft en belijdt: ik sterf niet meer, ook niet als ik ga sterven, want leven is geven, sterven is erven. Zie wat wordt die zinsnede: Hij is' hier niet, Hij is opgestaan, nu onoverzienbaar rijk van inhoud. Welk een onuitputtelijke schat ligt hierin verborgen.

Zoo zie ik nog, eenmaal de engelen en versta, dat zij om Jezus' wille bewakers zullen zijn van het stof van Gods gemeente, gelijk zij in hun leven hunne dienaren zijn.

Het woord der engelen klinkt als muziek in de ooren der vrouwen. En als ware het heelal vol luidsprekers, wordt l^t gehoord in alle uithoeken der aarde, waar menschen toeven die zoeken Jezus, die gekruist was.

Onze Simson heeft de poorten van Gaza weggedragen, geen Filistijn hangt ze meer in de poort. De sleutel des doods hangt aan Immanuël's gordel.

Kom, ik heb een woord aan u, die bij bevinding kent de opstanding met Christus. Laat u niet weer in het graf duwen: leef niet bij en in het graf — helaas, dat komt heden veel voor — als gij verreest uit dooden!

Verheug u in den Heere, gij«rechtvaardigen, en zing vroolijk alle gij oprechten van hart. Kunt gij er heden niet bij komen? Dat is ook nuttig te leeren, opdat wij niet meenen, dat wij den Paaschtroost in handen hebben. Neen, wij moeten dien telkens ontvangen als bedroefden in en over onszelf.

Hij is opgestaan, Hij is hier niet.

Zie, zóó hadden wij onzen Jezus nog niet gezien. Wij hebben Hem ontmoet in de vierde nachtwake, wandelende op de golven der zee. Gehoord, dat Hij zeide: ga uit van dezen mensch. Lazarus kom uit. Maar nu als de Vorst des levens.

De Heere is waarlijk opgestaan en... is van Simon gezien.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

PASCHEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's