Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

10 minuten leestijd

HET ANDERE DEEL Van God den Zoon

Zondag 14 vraag 35-36

CV

Vraag 35: Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria? Antwoord: Dat de eeuwige Zone God*, die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij. Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

Over de ambten en namen des Heeren hebben wij gehandeld. Thans komen wij toe aan de naturen en staten. Een onderwerp van het hoogste gewicht voor leer en leven van Gods gemeente. Hoewel de Catechismus het woord staat niet gebruikt, spreken wij er hier toch over, omdat dit noodzakelijk is tot recht verstaan van dit deel van onze Heidelberger. Wij onderscheiden bij den Heere Christus twee staten, de staat der vernedering en de staat der verhoging.

Hij, die rijk was is arm geworden. Hij werd wat Hij niet was en bleef wat Hij was. Hij bleef Gods Zoon doch werd mens, en bij dat mens-worden gaat het van meetaf om Zijn vernedering. De menswording is geen verhoging van den Zone Gods, doch zeer bepaald vernedering. Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof heeft geacht Gode even gelijk te zijn, maar heeft Zichzelf vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende en is ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. En daarna heeft God Hem uitermate verhoogd en Hem een naam gegeven boven alle naam, en Hem gezet aan Zijn rechterhand.

Daarom zien wij op Jezus als den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs. Eerst daalt de Zone Gods af uit de heerlijkheid, die Hij bij den Vader had eer de wereld was en gaat in in de diepte der versmaadhe.id tot in de verlatenheid Gods toe. Daarna klimt Hij op uit de diepte tot de hoogste hoogte, tot de glorie des levens. Twee staten dus, die niet in elkaar overvloeien of uit elkander volgen, maar twee staten, die strikt onderscheiden moeten worden om het heilswerk te verstaan en op de rechte wijze den Zoon Gods in het vlees te eren.

Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan?

De staat der vernedering nu heeft vijf trappen, zoals dat gewoonlijk wordt uitgedrukt. De nederige geboorte; het lijden; de kruisdood; de begrafenis en de nederdaling ter helle.

In de staat der verhoging onderscheiden wij vier trappen. Namelijk: De opstanding; de hemelvaart; de zitting ter rechterhand Gods en de wederkomst ten oordeel.

In Jezaia 53 wordt deze gang ons ge-

tckend. Hij schiet op als een wortel uit een dorre aarde. Had geen gedaante noch heerlijkheid. Hij was veracht en de onwaardigste der mensen. Een man van smarten. Hij was geplaagd, veracht, verwond, geslagen, gestraft. Maar dan klimt Hij op uit de dood, leeft onvergankelijk, ziet zijn lust en krijgt overvloed. Hij maakt velen rechtvaardig, neemt een grote me-. nigte tót buit en de sterken ten roof.

Laten wij eerst enkele taalkundige opmerkingen maken over het woord staat. Het woord staat heeft in de loop der tijden wisseling in betekenis ondergaan. Oorspronkelijk heeft het in verband met het Latijnsche status, de betekenis van iets dat "vast is, constantheid. Dan staat het in tegenstelling met hetgeen bewegelijk is. Dit grondbegrip bleef overheersend.

Staat is dan het blijvende tegenover wisselende toestanden. Staat en toestand, dezebeide woorden zullen wij nader ontmoeten en bezigen.

Wie een staat opmaakt van zijn financiën staat naar zekerheid omtrent zijn bezit of verlies. Hier is mijn staat van bezittingen, debet en credit.

De Staten van Holland droegen deze naam om de vastheid van hun positie aan te geven. En het woord staat is op politiek gebied het woord waarin de vastheid van het volksbestaan wordt, vastgelegd.

Maar in de volksmond krijgt het woord staat in sommige uitdrukkingen de betekenis van toestand. Wij spreken van , , in staat van dronkenschap verkeren". Van een zwangere vrouw zeggen wij, dat zij in „een gezegende staat" verkeert. En van een voorwerp zegt men, dat het in goede of slechte staat verkeert.

Maar de taal der Kerk bewaarde in dit verband de oorspronkelijke betekenis van het woord staat. Zowel de vastheid als de hoedanigheid wordt ermee uitgedrukt. In artikel 28 onzer geloofsbelijdenis lezen wij, dat niemand, van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelven te houden.

Laten wij deze kwestie wat dieper ophalen en behandelen.

Wij spreken van de viervoudige staat des mensen.

Wellicht kent gij het werk van Boston, dat deze titel draagt.

Het woord staat duidt een rechtsbetrekking aan, die vast is, waardoor wij gebonden zijn en waarnaar wij geoordeeld worden.

De staat der rechtheid vóór de val. God zag al wat Hij gemaakt had en ziet, het was zeer goed. Ook de mens kwam overeen met Gods scheppingsplan. Als hij werd gemeten aan de maat Gods beantwoordde hij daaraan, hij verkeerde in een staat waarin God hem recht keurde.

De staat der rechtheid. En zijn innerlijke zijn beantwoordde aan deze staat, hij was naar Gods beeld en gelijkenis geschapen, hij was heilig en onbesmet.

Zoveel is ons dus wel duidelijk, dat het woord staat hier een rechtsverhouding aanduidt. Zolang Adam in deze staat bleef, kon en mocht hij niet worden gestraft, als wetsovertreder worden behandeld. Neen, hij moest worden gezegend krachtens deze verhouding tot zijn Schepper. Verder spreken wij van de staat der ellende door de zonde.

De mens kwam voor God in de schuld te staan, zijn staat was die van een schuldige en mitsdien van een strafwaardige.

Maar God de Heere hief de mens op uit zijn diepe val door de genade in de Middelaar van het genadeverbond. Zo spreken wij van de staat der genade.

En in die staat der genade is dit het bijzondere, dat de mens door de gerechtigheid van een ander rechtvaardig wordt gerekend.

Daarmee is zijn toestand nog niet in overeenstemming, want hij blijft zondaar, al is het dan wedergeboren zondaar en aanvankelijk geheiligd.

Wanneer de zondaar overgaat in de staat der heerlijkheid vallen staat en toestand weer innerlijk samen. De geesten der volmaakt rechtvaardigen, worden de ontslapenen genoemd.

Het is duidelijk, dat wij hier te doen hebben met rechtvaardigheid en heiligheid.

Door de zonde kan het zijn, dat staat en toestand met elkaar in tegenspraak zijn. Stel een dief wordt vrijgesproken door den rechter, bij gebrek aan bewijs, ook al heeft hij gestolen. Nu is hij een dief, maar staat te boek als onschuldige. Wanneer , gij hem een dief noemt/ kan hij u aanklagen, als aantaster van zijn staat voor de wet.

Wanneer dit alles ons helder voor de geest staat, kan de vraag aan de orde worden gesteld: in welke staat verschijnt de Middelaar in deze wereld? In de staat van een eerloze, schuldige, öf van een rechtvaardige. Hij is de rechtvaardige en smetteloos reine en toch wordt hij schuldenaar gerekend, ja tot zonde gemaakt, opdat de Zijnen zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

Hij is geworden in de gedaante van een mens, heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Hij is Borg voor dood-schuldigen. Hier is dus een wondere verhouding. De Middelaar wordt schuldig gerekend en is toch onschuldig. Hier is plaatsverwisseling. Dit is het wondere geheim der verlossing.

De Zoon wordt als mens des Vaders Knecht, wordt dienstbaar ten dode. Alzo door den Vader gerekend verschijnt Hij van meet af in het vlees als zondendrager, in de staat der schuldigen, die een staat der vernedering is. Hij is met de misdadigers gerekend. Hij is geworden uit een vrouw, onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet zijn, verlossen zou.

Uit die staat nu vloeide voort het bange leven der vernedering van krib tot kruis. Hij moest klagen: de vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge.

De staat der vernedering, daarin gaat Hij in.

Op één zaak moeten wij nog de aandacht vestigen. De Zoon besloot met den Vader en den Heiligen Geest mee, dat Hij zou komen en ingaan in deze staat. Hij was de gewillige om als Borg op te treden. En dan nog dit. Bij den Zaligmaker vallen dus staat en toestand niet samen. Naar zijn staat was Hij de schuldige, naar Zijn innerlijke zijn de reine, het onnozele lam.

Het ligt voor de hand. dat juist deze scherpe tegenstelling tussen Zijn staat en toestand Zijn vernedering zo bitter voor Hem maken in de beleving, en die beleving des te intenser en insnijdender maken. Wij hebben dus te doen met plaatsbekleding door staatsverwisseling.

Laat ik het nog eens zeggen: plaatsbekleding door staatsverwisseling en daarbij aansluitend: verzoening door voldoening. Zo verstaan wij wat de kerk met het woord staat bedoelt. Wij drukken ermee uit, dat Christus verkeert in een rang of stand, die overeenkomstig Gods raad tot onze verlossing over Hem is beschikt. Maar tegelijk, dat Hij persoonlijk door vrijwillige aanvaarding in gehoorzaamheid met die positie instemt.

Hij is de gewillige. Zich gevende, Borg en Middelaar. Zo leren wij Hem toch ook kennen als gewillig, zich gevend. Gelijk het Zijn spijze was des Vaders wil te doen, is het ook zijn zielsvermaak ons te bezoeken met Zijn heil.

Nu wordt in de Catechismus van deze woorden: staat en trap, geen gebruik gemaakt. Direct komt de vraag: Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?

Dit is dus wat wij gewoon zijn de eerste trap van de staat der vernedering te noemen. Opvallend is de wijze waarop de vraag wordt ingeleid. Wat is dat gezegd...

In vraag 26 luidt het: wat gelooft gij met deze woorden? Ook wordt niet gevraagd: Wat verstaat gij met deze woorden, maar zo neutraal mogelijk, zouden wij zeggen, luidt de vraag: wat is dat gezegd?

Dit zal wel zijn oorzaak vinden in het feit, dat aanstonds de volle aandacht wordt gevraagd voor het grote wonder, dat aan de orde van behandeling is in de vleeswording des Woords. Natuurlijk is niet de bedoeling om de belijdenisgedachte uit te schakelen. Neen, ook hier gaat het om de belijdenis der Kerk.

Wat is dat gezegd? Uit het antwoord blijkt, dat met de uiterste zorg, scherpzinnigheid en voorzichtigheid is te werk gegaan en zo letterlijk mogelijk aan de Schrift ontleende taal wordt gebruikt. Het antwoord is lang en zwaar van gedachten en inhoud. Laten wij het met preciesheid ontleden en toelichten; de zaak is 't waard. Gevoegelijk onderscheiden wij twee hoofddelen in het antwoord. Eerst de uitspraak over de waarheid zelf. De eeuwige Zone Gods — die waarachtig en eeuwig God is en blijft — heeft ware menselijke natuur aangenomen, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes.

Dan volgt de beschrijving van het doel: „Opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, Zijn broederen in alles gelijk uitgenomen de zonde."

Zo wordtg antwoord gegeven op de vragen: wie neemt aan? Wat wordt aangenomen? Uit wie, hoe en waartoe heeft de aanneming plaats?

In het antwoord komt meermalen het woord waar. waarachtig voor. Hierin merken wij op de grote liefde tot Gods waar-

heid, om volle nadruk te leggen op hetgeen de Schrift als zeer wezenlijk bij de vleeswording vastlegt. Wij igogen niets van Hem missen, Hem in niets miskennen, de ere verduisteren die Hem toekomt.

Christus Zelf heeft Zijn Kerk gewaarschuwd tegen valse Christussen. De liefde is ook nauwkeurig, zij zoekt de waarheid en de waarachtigheid.

Het gaat om het waar geloof, het ware Evangelie, de ware kerk.

Waarachtig God, ware menselijke natuur, het ware zaad Davids in één zin.

De leer is getuigenis, getuigenis des Woords, van Christus.

Het hart moet branden van liefde tot Hem. Het hoofd moet vol zijn van gedachten, en de hand bereid om Hem te dienen met eerbied en godvruchtigheid.

De leer is getuigenis, de waarheid banier.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's