Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BELIJDENIS DES GELOOFS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BELIJDENIS DES GELOOFS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

5

Hebben wij tot dusver gesproken over de belijdenis des geloofs van volwassenen, die in hun kindsche jaren den H. Doop niet hadden ontvangen, thans komt aan de orde de belijdenis des geloofs op later leeftijd van degenen, die als kind den christelijken doop hebben ontvangen. Dan is er een grondslag gelegd voor de christelijke opvoeding. De Kerk heeft een taak in de opvoeding op den grondslag van het verbond der genade in catechisatie, enz.

Reeds vroeg moet de kinderdoop een plaats hebben ingenomen in het kerkelijke leven van de gemeente. Zeker, bij de verbreiding van het christendom kwam ook nog voor de volwassendoop, verbonden met belijdenis des geloofs, maar de kinderdoop kwam toch al meer voor. Het is wel waar, dat tot den tijd van Tertullianus (200) alle rechtstreeks en stellig getuigenis, dat de doop aan kinderen der geloovigen bediend werd, ontbreekt. Tertullianus zelf was tegenstander van den kinderdoop, maar hij kende hem blijkbaar als een gevestigde instelling der kerk. Want als hij den kinderdoop bestrijdt, spreekt hij er niet over als een nieuwigheid, of, dat hij in den apostolischen tijd niet zou voorgekomen zijn, maar krijgen wij den indruk, dat de kinderdoop een bestaande praktijk was in de Kerk.

De kerk in Afrika stoorde zich aan de bestrijding van Tertullianus niet en ging met den kinderdoop voort. Origenes getuigt, dat de kinderdoop in zijne dagen algemeen in gebruik en van de apostelen afkomstig was. Cyprianus verdedigde de stelling, dat de kinderdoop niet eerst op den achtsten dag, maar reeds op den tweeden of derden dag na de geboorte moet worden bediend. Dit leerde hij in overeenstemming met het in 256 te Carthago gehouden concilie.

Zoo werd de kinderdoop regel en de bejaardendoop uitzondering, behalve dan in de heidenlanden, waar de zending haar taak vervulde.

Maar waar nu de kinderdoop regel was deed zich de noodzakelijkheid gevoelen om tot de ontvangst van het H. Avondmaal voor te bereiden.

* *

In de Roomsche kerk ging deze voorbereiding allengs geheel op in het sacrament van het vormsel, dat zich ontwikkelde uit de oorspronkelijk, met den Doop verbonden, handoplegging en met een zalving gepaard ging.

Het zou ons veel te ver voeren om hier in den breede de ontwikkeling na te gaan van 't ontstaan van het vormsel. Slechts iets willen wij ervan zeggen, om de zaak zelf nader toe te lichten.

De kerk der middeleeuwen verwaarloosde de kerkelijke opvoeding der jeugd. En in plaats van te catechiseeren kwam men tot het sacrament van het vormsel. De confirmatie en niet de belijdenis des geloofs werd als noodzakelijke aanvulling op het sacrament van den doop vereischt. De leek wordt geheel passief, de kerk deelt de genade uit in de sacramenten. Terwijl de zalving en het opleggen der handen als aanvulling van den doop eerst onmiddellijk op dien doop volgden en de mededeeling des Geestes zinnebeeldig of sacramenteel den ontvanger waarborgden, werden deze liturgische handelingen later van den Doop gescheiden. In de 13e eeuw werd nu die zalving en handoplegging tot een apart sacrament verheven. Paus Eugenius IV gaf aan deze ontwikkeling vasten vorm, toen volgens een door hem verschaft decreet, het concilie te Florence (1439) het sacrament der confirmatie (vormsel) in dezen zin verklaarde, dat de stof het chrisma (zalfolie) is en de forma de woorden: Ik teeken u met het teeken des kruises en vorm u met de zalfolie des heils, in den naam des Vaders en des Zoons en des

Geestes. De gewone bedienaar van het vormsel is de bisschop, terwijl de uitwerking (effectus) is, dat wij tot den strijd worden bekwaamd en tot belijden van Gods naam en het geloof der kerk.

(Men zie Art. Konfirmation in P.R.E. 3 van Caspari: Engert, Art. Firmung in R.G.G. 3 Cat. Rom. Pars II Cap. III en 5, 13. 14, 20; vrg. Catechese en catechetische Stof bij Calvijn door Dr. M. B. van 't Veer. blz. 141).

De Roomsche kerk begeleidt hare leden door dit leven van de wieg tot het graf en voorziet hen van de noodige genade door middel van de sacramenten. Ja, zelfs tot over het graf met zijn zielemissen voor de gestorvenen in het vagevuur. De Roomsche kerk beschikt over de goddelijke genade in de sacramenten, die de genade automatisch toedienen. Zoo is het nu ook met het sacrament van het vormsel (confirmatio). Dit sacrament deelt een bepaalde genade mee.

Laat ik de lezers meedeelen wat Rome zelf hiervan zegt. (Zie: M. F. Dekkers: Roomsch-Katholieke Godsdienstleer, 3e deel: De Katholieke Genadeleer, blz. 35— 41). In 1946 verscheen de 38ste druk.

Wat is het vormsel?

Het vormsel is het sacrament, dat door de handoplegging, de zalving met Chrisma en het gebed van den bisschop, de genade geeft, om het geloof standvastig te belijden. Het woord vormsel (vroeger: vroomsel, van vromen) beteekent: versterking, bevestiging.

Waarin bestaat de stof van het vormsel? In de handoplegging en de zalving met Chrisma. Het Chrisma is samengesteld uit olijfolie en welriekende balsem. Het wordt jaarlijks door den bisschop, op witten Donderdag, gewijd.

Waarin bestaat de vorm? In de woorden: Ik teeken u met het teeken des kruises en sterk u met het Chrisma des heils, in den naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen.

Hoe wordt het vormsel toegediend?

De bisschop smeekt over alle vormelingen den H. Geest af; legt daarna elk hunner de hand op; zalft hun het voorhoofd met Chrisma en zegt tegelijkertijd: Ik teeken u met het teeken des kruises, enz.

Wat is de beteekenis van stof en vorm?

De handoplegging is een teeken van zegening. Zij beteekent, dat door het vormsel de genaden en gaven des H. Geestes aan den vormeling worden meegedeeld.

De zalving met olijfolie werd oudtijds aangewend om het lichaam sterk en lenig te maken. Zij wijst hier op de inwendige, bovennatuurlijke sterkte, die door het vormsel aan de ziel wordt geschonken.

De balsem bewaart de lichamen der gestorvenen voor bederf. Zoo bewaart ook de genade des vormsels de zielen voor bederf der zonde. De balsem is tevens een kostbaar reukwerk. Zoo geeft ook het vormsel de genade, om, door heiligheid van leven, den goeden geur van Christus te verspreiden: Heere, uwe heiligen zullen bloeien als leliën, en zij zullen geuren voor U als balsem.

De zalving geschiedt op het voorhoofd. Dit beduidt, dat de gevormde immer,

H.

openlijk en manmoedig, het geloof moet belijden.

De zalving geschiedt in de vorm van een kruis. Dit beteekent, dat de vormeling, door Christus' zegelmerk bij diens strijders wordt ingelijfd.

De woorden: Ik teeken u met het teeken des kruises, wijzen op het merkteeken, dat den vormeling maakt tot strijder voor Christus.

De woorden: en sterk u met het Chrisma des. heils, enz., duiden op de bovennatuurlijke sterkte, die door het vormsel aan de ziel wordt verleend.

i * De vraag, op welke gronden de Roomsche kerk het vormsel tot een sacrament maakt, zijn te doorzichtig onschriftuurlijk dan dat we ze hier behoeven te behandelen. Mocht een lezer er prijs op stellen, dan kom ik er wel op terug.

De argumenten aan de Schrift ontleend zijn door een kind te weerleggen. En het beroep op de overlevering is al even zwak, wanneer men tenminste tot de oudste christelijke kerk teruggaat.

Alleen willen wij nog vermelden, dat het concilie van Trente het anathema (vervloekt zij) uitspreekt over ieder, die zegt dat het vormsel geen waar en eigenlijk sacrament is (Sess. 7, can. 1).

Geen wonder echter, dat wordt toegestemd, nadat is geleerd, dat Christus dit sacrament heeft ingesteld, dat niet gezegd kan worden wanneer Hij dit deed. Waarschijnlijk, zegt Rome, deed Hij dit tusschen zijn verrijzenis en hemelvaart.

Wie is de bedienaar van het vormsel?

De bisschop; alleen in buitengewone gevallen mag een priester het doen, krachtens een bijzondere machtiging van den paus, met Chrisma, dat gewijd is door een bisschop.

Hoe ontvangt men het vormsel geldig en waardig?

Men moet gedoopt zijn en nog niet gevormd; tot zijn verstand zijn gekomen en den wil hebben het te ontvangen. Verder moet men in staat van genade zijn en indien men tot de jaren van verstand gekomen is, ook genoegzaam in de waarheden des geloofs zijn onderwezen. w i z

Als historische aanteekening wordt dan toegevoegd, dat in de eerste tijden van het christendom dit sacrament gewoonlijk onmiddellijk na het doopsel, ook aan de kinderen, werd toegediend. g v v w i

Het vormsel is wel niet noodzakelijk tot zaligheid, maar wie het uit nalatigheid niet ontvangt, maakt zich aan groote zonde schuldig en berooft zich van rijke genade. m d w I

De ouders zijn dan ook verplicht, dat hun kinderen, genoegzaam voorbereid, dit sacrament ten bekwamen tijde, dit is omstreeks het zevende levensjaar, ontvangen. o d t a d

Wat zijn nu de uitwerkselen van het vormsel? Dit sacrament brengt vermeerdering van heiligmakende genade, de H. Geest wordt ontvangen, die op een bijzondere wijze met zijn zeven gaven tot den vormeling komt en met zijn genade sterkt, om het geloof standvastig te belijden. t d g b k

Tevens wordt ontvangen een vermeerdering van de goddelijke en zedelijke deugden, en vooral van de deugden van geloof en van sterkte.

Het concilie van Florence zegt: Het uitwerksel van dit sacrament is, dat de Heilige Geest gegeven wordt tot kracht, gelijk Hij gegeven werd aan de apostelen op Pinksterdag, opdat namelijk de christen den naam van Christus onverschrokken belijde (Denz. 697).

Het vormsel drukt de wapenen in de handen en rust uit tot den strijd tegen de vijanden onzer zaligheid.

Het drukt een eeuwigdurend merkteeken in de ziel. Hierdoor wordt de gevormde gewijd tot strijder voor Christus.

De vrij uitvoerige ceremoniën bij het vormsel door den bisschop kan ik wel laten rusten. De lezers stellen er wellicht geen belang in.

Wij zien dus, dat Rome geen belijdenis des geloofs vraagt, maar door het sacrament ertoe bekwaamt. Welnu, met de Reformatie vinden wij dus deze praktijk. Hoe hebben de Hervormers zich, hiej*> ver uitgesproken en welken weg zijn zij zelf ingeslagen? Die vraag gaan wij beantwoorden en vinden dan, dat zij van dit sacrament niet wilden weten en de belijdenis des geloofs herstelden als toegang tot het H. Avondmaal.

K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

BELIJDENIS DES GELOOFS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's