Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ALGEMENE GENADE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ALGEMENE GENADE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

§ 3. De leer der algemene genade bi Calvijn

Calvijn maakt van zijn opvattingen over de algemene genade geen afgerond, geheel. Zijn uitspraken zijn over zijn geschriften verspreid. Hoewel de beginnende saecularisering hem ertoe had kunnen verleiden, filosofeert en speculeert Calvijn niet over deze aangelegenheid. Hij is als immer schriftuurlijk theoloog. Het documentatie-materiaal is zeer overvloedig.

Wel spreekt Calvijn wel eens van gratia communis (algemene genade) maar het is toch geen term voor een vast omschreven begrip.

Ik meen goed te doen de genadeleer van Calvijn te ontwikkelen aan de hand van wat Calvijn leert aangaande de roeping. Calvijn onderscheidt: algemene ) uitwendige ) roeping inwendige )

De beide laatsten worden verwerkelijkt binnen de kring van het verbond! Met deze onderscheiding correspondeert . de nuancering van de genade.

Ie. Universele genade. Deze genade is wereldwijd. Alle creatuur deelt daarin. God voedt door zijn genade al wat leeft. Door Gods genade staan de bergen. Sommige dieren en planten genieten deze genade speciaal. In Inst. III, 2, 32 merkt Calvijn op, dat de goddelozen met zeer grote en gedurige weldaden van Gods milddadigheid worden verrijkt, maar ze merken niet op, dat deze weldaden uit Gods hand tot hen komen. Vervolgens vergelijkt Calvijn hen met de onredelijke dieren, die naar hun conditie dezelfde vrucht der milddadigheid ontvangen. Jozefs wrede behandeling van de zijde van zijn troutv was hatelijk voor God. „Want Zijn goedheid is verspreid over hemel en aarde en Zijn weldadigheid vervult niet

alleen mensen, maar wordt ook ter beschikking gesteld van redeloze dieren" (Comment. Genesis 42:21). In de verklaring op Psalm 119:64 zegt Calvijn dat de barmhartigheid Gods zich verspreidt over alle schepselen. Psalm 145 : 9 ontlokt Calvijn de opmerking: Vergeving van zonde is een schat, waarvan de verworpenen zijn uitgesloten, maar hun zonde en verkeerdheid weerhoudt God niet om ook over hen Zijn goedheid uit te gieten." In zijn verklaring van Amos 3 : 1—2 maakt Calvijn een onderscheid. Gods voorzienigheid strekt zich uit over alle stervelingen, ook ossen en ezels, maar niet in gelijke graad. God oefent de functie van een vader jegens alle mensen zover de levensbehoeften reiken. Maar Hij heeft zijn uitverkoren volk gekend daarin, dat Hij het afzonderde van andere naties. Ook uit de exegese van het Nieuwe Testament willen we een citaat aanvoeren.

„Wat Paulus in Hand. 17:28 toeschrijft aan God, wordt volgens Johannes vervuld door de genadige werkzaamheid van het Woord." Bij Jesaja 44 : 3 noemt Calvijn uitdrukkelijk de genade, die over alle creaturen is verspreid, een universele genade.

Calvijn betoogt op verschillende plaatsen dat we dienen te onderscheiden de genade die God aan alle schepselen bewijst en die welke Hij verleent aan het mensdom. (B.v. Psalm 8 : 1). In zijn verklaring van Joh. 1 : 5 wijst onze auteur erop dat de mens zich bij voorbeeld onderscheidt door de bizondere gift van het verstand. De mens is specimen van Gods glorie vol eindeloze wonderen boven alle schepselen. De Heere heeft de mens naar Zijn beeld geschapen.

In de Institutie (I, 13, 14) zegt Calvijn dat de Heilige Geest alom tegenwoordig alle dingen in de hemel en op de aarde onderhoudt, sterkt en levend maakt. Het is een wonder van goddelijke weldadigheid dat Hij het gras doet groeien op de bergen ten bate van het vee en dat Hij de leeuwen voedsel verschaft (Ps. 104). Ook de onbezielde schepping kan geen ondeelbaar ogenblik bestaan zonder ondersteuning van Gods goedheid en genade (Nahum 1 : 5).

Buitengewone kracht en pracht van dieren en planten is een speciale zegen. De „bomen des Heeren" uit Psalm 104 : 16 verdienen deze naam, omdat Gods zegening daarin doorzien wordt op bizondere wijze.

Deze universele genade heeft niet een pendant bij de bovengenoemde onderscheidingen van de roeping. Met een beroep op de Schrift zouden we echter ook van een universele roeping kunnen spreken. De gehele schepping is in het aanzijn „geroepen"; elk schepsel heeft ook een roeping, namelijk om den Schepper te dienen. In het bovengesteld schema van roeping werd echter gedacht aan de roeping, die zich richt tot de mensen.

2e. Generale algemene genade. Door Zijn genade draagt God zorg voor de welvaart van het mensdom. Ieder lid van de mensheid deelt in bepaalde mate Gods goedheid en genade. Voedsel, zonlicht, orde, beteugeling van wilde dieren en speciaal de gave van de rede zijn onwaardeerbare gaven van Gods genade. Ook het huwelijk, de overheid, zelfs een begrafenis, als men die nog ontvangt, zijn goede giften Gods. Sommige personen ontvangen bizondere giften. Deze genade behelst niet uitsluitend lichamelijk-stoffelijke weldaden. De mens ontvangt door Gods genade ook oppervlakkige kennis van God en de wet des levens. Maar het is geen introductie in Gods Rijk.

We willen wederom Calvijn zelf aan het woord laten. Institutie I, 2, 1: God heeft deze wereld geschapen en onderhoudt die door Zijn mogendheid, bestuurt ze door Zijn wijsheid en bewaart ze door Zijn goedheid en voornamelijk regeert Hij het menselijk geslacht met rechtvaardigheid en gericht, verdraagt het in barmhartigheid en beschermt het door Zijn bijstand. De mensen hebben in zichzelf „een werkplaats die door talloze werken Gods beroemd is en een magazijn vervuld met goederen van een onuitsprekelijke waardij." (Inst. I, 5, 4). Het zijn bewijzen van vaderlijke clementie. Alhoewel God de Heere zich niet onbetuigd laat, daar hij door veel en verscheidene goeddadigheid de mensen liefelijk tot zijn kennis lokt, zo laten ze toch niet na hun eigen wegen, dat zijn hun dodelijke dwalingen, te volgen" (Inst. I, 5, 14).

In Inst. I, 17, 1 maakt Calvijn weer een onderscheid: God legt aan de dag zorg voor het gehele menselijk geslacht, maar speciaal waakt Hij voor de regering van de Kerk (die Hij een nauwkeuriger oplettendheid waardig keurt). Calvijn spreekt van generale genade in Inst. II, 2, 17: Want al is het dat sommige mensen dwaas of stompzinnig geboren worden, zo wordt nochtans door dat gebrek de algemene genade Gods (generalem gratiam) niet verduisterd, ja wij worden veel meer door dit op te merken vermaand dat het overige in ons met recht aan Gods genade moet toegeschreven worden: want indien hij ons niet had gespaard, zo zou de afval met zich gesleept hebben de ondergang van de ganse natuur. En dat sommigen door hun scherpzinnigheid boven anderen uitblinken, sommigen door hun kloek oordeel uitmunten, sommigen op hun beurt een helderder verstand hebben om deze of die kunst te leren, is een verscheidenheid waardoor God ons zijn genade op het hart bindt, opdat niemand ^ijn eigen goed aan zichzelf toeschrijve, daar dit is voortgevloeid uit Gods loutere mildheid. Want waar komt het anders vandaan dat de een heerlijker is dan de ander, dan opdat wij zouden ontdekken de bizondere genade Gods in de algemene natuur. Voeg hieraan toe dat God den mens bizondere geesteskrachten instort naar gelang van ieders roeping. En het slot: Maar wij zien nochtans in deze verscheidenheid enige overblijvende tekenen van Gods beeld, die het ganse menselijk geslacht van andere creaturen onderscheiden. God wil niet enkel zorg dragen voor de elementaire levensbehoeften, maar ook wil Hij voorzien in ons vermaak en onze vreugde. (Inst. III, 10, 2).

In zijn voorwoord op zijn Genesiscommentaar beweert Calvijn dat Mozes door de hele aaneenschakeling der geschiedenis voortdurend aanwijst hoe bewonderenswaardig Gods macht, wijsheid en goedheid zijn en inzonderheid Zijn bovenmatige grote zorg voor het menselijk geslacht. En even verder dan deze plaats betoogt Calvijn dat God het menselijk geslacht zodanig bewaarde om zijn bizondere zorg jegens Zijn Kerk te oefenen. „Dat Ezau boven verwachting zijn broer welwillend en vriendschappelijk is te gemoet getreden, is geschied door bizondere genade Gods" (Gen. 33:4). We willen met een citaat uit de verklaring van 2 Petrus 3 : 9 besluiten: e Heere stelt zijn komst uit met het doel dat het ganse menselijk geslacht wordt genood tot berouw. Want God houdt ieder afzonderlijk staande door verlenging van zijn tijd tot ze zich bekeren mogen. Evenzo verhaast hij daarom niet het wereldeinde om allen gelegenheid tot bekering te geven. Zo wonderlijk is Gods liefde jegens het menselijk geslacht, dat Hij wil dat allen zalig worden. Hier wordt geen melding gemaakt van Gods verborgen besluit, waardoor de verworpenen tot hun verderf zijn bestemd, maar van de wil, die voor ons in het evangelie is geopenbaard. Want tot allen zonder onderscheid strekt God Zijn hand uit.

We zijn wellicht nieuwsgierig wat Calzijn zegt van de welbekende tekst Joh. 3:16? Johannes bezigt de term „een iegelijk" om allen zonder onderscheid te nodigen en om elke verontschuldiging voor de ongelovigen af te snijden. Ofschoon er niets in de wereld gevonden wordt dat« Gods gunst waardig is, betoont Hij zich toch aan de ganse wereld goedgunstig, wanneer Hij allen zonder onderscheid tot het geloof in Christus roept. Calvijn wordt niet moede te verklaren dat God ieder lid van het menselijk geslacht in zekere mate doet delen in Zijn gunst en goedheid.

Het is een voorrecht een mens te zijn, zegt Calvijn. Ook het tegenwoordige leven is een blijk van Zijn onwaardeerbare genade. De natuur wordt dienstbaar gemaakt aan de menselijke belangen. Het is vaderlijke gunst, dat Hij de zon doet opgaan over goeden en bozen. Dauw en regen zijn tekenen van Gods genade. Hij beschermt het leven en beteugelt de wilde dieren, zodat ze het menselijk geslacht niet vernietigen.

Bovenal is het licht van het verstand een van de uitnemendste bewijzen van Gods genade. Door de val is het licht der rede weliswaar verduisterd, maar het is toch niet geheel uitgeblust. De geschriften van vele heidense auteurs, die uitstekende verhandelingen over verschillende onderwerpen hebben gepubliceerd, bewijzen dat de menselijke natuur nog is versierd met menige schitterende gave, hoe waar het ook is dat de val de mens heeft beroofd van het waarachtige goed. De menselijke rede is beter op de hoogte met aardse dan met hemelse dingen. Zonder verlichting des Geestes kan een mens niet indringen in het Koninkrijk Gods. Toch heeft ieder mens enige kennis van God en zijn verplichtingen jegens God. Calvijn spreekt van het „licht der natuur". De kennis van God en de wet van recht-

vaardigheid, die ieder eigen is, hebben het doel de zonde te beteugelen.

Calvijn beschouwt de algemene openbaring als een genadegift.

Maar ook het inbinden van de macht van Satan en van de zonde, alsook het inperken van de invloed van duivelen en goddelozen zijn blijken van Gods genade. Dit is van nut voor alle mensen. Immers het.houdt de uiterlijke orde in stand en dat bevordert de algemene welvaart.

Zelfs de oordelen en bestraffingen hebben een element van genade, omdat God alsnog de gelegenheid tot inkeer openlaat.

Sommige mensen zijn boven anderen bevoorrecht met deze generale algemene genade. Kaïns nazaten hadden een genie voor uitvindingen dank zij Gods gunst. De Heere neigde het hart van Pharao's dochter om zich het lot van Mozes aan te trekken. Herhaaldelijk maakte God genadige bemoeiingen zelfs met de Pharao der verdrukking, maar „de tyran bespotte het geduld Gods". Of we veel of weinig verstand hebben, we hebben het alleen aan Gods genade te danken. Ja, hoe meer ons is geschonken, hoe meer we God verplicht zijn. De deugden van sommigen, die niet wederom geboren zijn, zijn zo boven het normale niveau, dat de mensen niet anders kunnen dan hun lof zingen. Een lang leven is een gift van Gods vriendelijkheid, een vroegtijdige dood moet dikwijls gezien worden als een opvallende bestraffing. Soms spaart de Heere ongelovigen en kastijdt hen matig. Al deze genoemde zegeningen zijn algemeen, doch komen niet tot alle mensen zonder onderscheid.

De ene natie kan boven de andere bevoorrecht zijn. Ook de mensen van de eerste wereld waren genadig bevoorrecht, omdat de Heere de wraak zo lang heeft uitgesteld. Het was een zeldzaam blijk van genade dat de mensen voor de spraakverwarring werden bijeengehouden door één taal. Het is merkwaardig, dat Kuyper op enkele plaatsen haast komt tot de bewering, dat er voor de zondvloed geen of nagenoeg geen gemene gratie was, al moet worden toegegeven, dat Kuyper op dit punt zichzelf weerspreekt. Calvijn echter wijst juist voor de zondvloed enkele opmerkelijke blijken van Gods goedheid aan. God was genadig en lankmoedig jegens de inwoners van Sodom, jegens Amorieten, Kanaanieten en Egyptenaren. Ook tal van andere volken werden Gods genadige bemoeienis gewaar.

Individueel werden vele personen goedgunstig bejegend. Laban werd in een „nieuwe man" veranderd door 's Heeren inmenging. In zijn uitleg van Hand. 23 : 19 merkt Calvijn op dat het moet worden toegeschreven aan Gods genade, dat de hoofdman zich zo loffelijk gedroeg jegens den jongen van Paulus' zuster. Potiphar werd door den Heere gezegend. Bileam werd verwaardigd met de gave der profetie. God heeft Nebukadnezar met deze bizondere genade vereerd, dat Hij hem een deelgenoot maakt van geheimen, die hem anders immer zouden verborgen gebleven zijn. Zelfs Belsazar en ook Cyrus ervoeren Gods weldadigheid.

Calvijn zegt niet dat er in de genade als zodanig een verschil is, maar wel trekt hij een scherpe grens tussen algemene genade en zaligmakende genade, tussen algemene Geestesinvloeden en de heiligmakende en wederbarende werkzaamheid van de Heilige Geest.

Deze genade, de generale algemene genade gaat gepaard met de algemene roeping, die Calvijn uitdrukkelijk leert.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 december 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE ALGEMENE GENADE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 december 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's