De vette maaltijd
Jezaia 25 vers 6: En de Heere der heirscharen zal op dezen berg allen volken een vetten maaltijd maken, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol mergs. van reine wijnen, die gezuiverd zijn.
In de eerste vijf verzen van ons texthoofdstuk is geteekend het heil van het Godsrijk! De profeet ziet in den geest heil doorbreken, de dorre aarde overstroomen, de wildernis wordt tot een land van watertochten, de woestijn bloeit als een roos. Heerlijke heilstijd...! Sions Koning komt, de beloofde der vaderen is in aantocht. Advent... Hij komt! Het getob en de teleurstellingen met de koningen van Juda zal een einde nemen... Immanuël komt, de Koning, de groote Davidszoon en tevens Davids Heere! Ja, de profeet hoort reeds het jubelgezang der verloste schare onder het bewind van dezen Koning.
Zijn scepter is een zaligende scepter. Zulk een Koning heeft Israël toch nooit gekend. Noch David, noch Salomo, Hiskia of Josia halen in de verte bij Hem. Want de staf van dezen Koning is een zaligende scepter. De Silo van Wien vader Jacob profeteerde. Een zaligende scepter! Maar, wie maakt er nu zalig met een staf? Gij begrijpt toch wel, dat Zijn heerschappij wordt verstaan onder den staf. Welnu, Hij-regeertrZijn-volk-zalig. Door hen te regeren maakt Hij hen zalig. Daarom is Zijne heerschappij gansch eenig van aard. Hoort het volk zingen... bij de aanschouwing van dezen Koning, Vorst Messias! Het lied vangt aan met de geestdriftige belijdenis: Heere, Gij zijt mijn God! Hij wordt geprezen om de wonder; n, die Hij werkte.
Wat Hij beloofde en besloot wordt ook vervuld. Hij is geen Koning, die Zijn komst laat bekend maken, en dan tenslotte toch... wegblijft! Geen Koning, die zijn onderdanen vrede en welvaart toezegt en h enin onvrede en armoede laat. Neen, Hij spreekt wat Hij bedoelt en geeft wat Hij belooft. Wat uit Zijn lippen is gegaan, blijft vast en onverbroken. Maar om Zijn Rijk te gronden en uit te breiden moet Hij de wereldmachten neerwerpen. Welnu, dat zal Hij doen. Hij komt om vuur op de aarde te werpen en de koninkrijken der aarde zullen van God en Zijnen Christus worden. Hij moet als Koning heerschen. Zoo teekent de profetie hier de Koningsgestalte van de Messias, die alles wat groot is, neerwerpt om den geringen en den arme, dat is Zijn verdrukte volk, te zijn tot een vesting, als een schutdak, waaronder ze toevlucht vinden tegen den regen en den storm. Tevens vinden zij er een schaduw tegen de brandende zon, op het heetst van den dag.
In de verzen 6 tot 12 wordt dan geteekend het heil, dat Immanuël brengt, het heil op Sion. Onze text vormt daarvan het eerste gedeelte:
En de HEERE der heirscharen zal op dezen berg allen volken een vetten maaltijd maken, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol mergs, van reine wijnen, die gezuiverd zijn.
Onze text handelt over den waren Kerstmaaltijd. Christus de Heere geboren in Bethlehem, de stad Davids, bereidt Zijnen onderdanen een feest, een vetten maaltijd. Gij weet wel, de menschen maken in de Kerstdagen nog al veel werk van het eten, ieder wil toch wat extra's opdisschen, en de kinderen verheugen zich er reeds dagen tevoren op. Over kerstgebruiken op dit gebied schrijven wij hier niet. Wij wilden alleen het feit even in herinnering brengen, dat van oude tijden dergelijke gebruiken in zwang waren.
In de oude Kerk was men gewoon in den adventstijd, aanvangende met den 30sten November, te vasten evenals voor Paschen.
Kerstfeest was dan het Feest der vreugde, rondom de kribbe.
De menschen maken met de kerstdagen bijzonder werk van de tafel, ook al werken distributie en duurte belemmerend in.
Ach, veler Kerstfeest bestaat uitsluitend in een betere maaltijd dan op andere dagen en wellicht een groene spar met lichtjes als kerstboom, in een hoek van de kamer.' Eenige mystiek om het Kindeke in de kribbe, zooals Rome vooral ook propageert, en daarin voorgaat. Zou He wereld een gedachte hebben aangegrepen, die in de Schrift zeker voorkomt, als zinnebeeld van hetgeen Koning Jezus brengt? Maar helaas, Christus als maaltijd wordt verworpen.
Hoe dit zij, de Schrift spreekt ons dikwijls van den maaltijd, die Hij aanricht en is, beide hier beneden en hierboven, in het Avondmaal van de Bruiloft des Lams.
In beeldende taal teekent hier de profeet den waren Kerstmaaltijd.
Want de Kerk Gods heeft honger, honger naar Jezus, om met Hem verzadigd te worden. De verloren zoon kwam zoover in het vreemde land, dat hij klaagde: de knechten mijns vaders hebben overvloed van brood en ik verga van honger! Ik zal opstaan en tot mijnen Vader gaan. En... hij was welkom! Wie tot Mij komt zal geenszins hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Het water, dat Ik geven zal zal in hem worden een fontein springende tot in het eeuwige leven.
Ja, Zijn vleesch is waarlijk spijze en Zijn bloed is waarlijk drank. Hij is oneindig meer dan het manna, dat Hij deed regenen van den hemel en dan het water, dat Hij voortbracht uit de steenrots. De steenrots, die volgde was Christus.
Hoe rijk en overvloedig richt Hij de tafel toe! Of wilt ge, welk een Disch heeft de Vader bereid in Zijn lieven Zoon, onzen Heere. Rijk en overvloedig, maar niet verkwistend zijn de voorzieningen Gods. Er gaat van dezen maaltijd niets verloren, zelfs brokskens, die vallen van de tafel, worden gegeten door de hondekens, als de Kananeesche vrouw. Er gaat niets verloren en de voorraad wordt nooit minder, want Hij is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Maar Christus is alles! Kerstfeest is een hoog-feest bij uitnemendheid.
Onze Heere was er zeer opgesteld Zijn Evangelie te vergelijken bij een maaltijd, reeds van overoude tijden af. Denk eens aan Spreuken 9. De opperste Wijsheid — dat is het Woord dat vleesch zou worden^ — heeft haar slachtvee geslacht. Zij heeft haren wijn gemengd, ook heeft zij hare tafel toegericht. Wie is slecht? Hij keere zich herwaarts en tot den verstandeloze zegt Zij: Komt, eet van Mijn brood
en drinkt van den wijn dien Ik gemengd heb."
Bij Zijn omwandeling op aarde gaf Hij de gelijkenis van het bruiloftsmaal. Mijne ossen en gemeste beesten zijn geslacht. Alle dingen zijn gereed. En Hij betrekt daar deze gelijkenis op Zijn profetisch getuigenis in Spreuken 9.
Ja, de koningen gaven bij hun troonsbestijging, aanvaard door het volk, rijke geschenken. David deelde aan het volk uit naar den rijkdom van zijn vermogen, door de liefde van zijn hart. En hij deelde een iegelijk in Israël, van den man tot de vrouw, een iegelijk een bol broods, en een schoon stuk vleesch en eene flesch wijn.
Ja, dat deed hij bij de terugbrenging der ark op den Sion in de tent die David voor haar gespannen had. Hij offerde brandofferen en dankofferen en zegende het volk in den Naam des Heeren (1 Kron. 16:3).
De regeering van Salomo, zeker tot het midden van diens bewind, werd gekenmerkt door welstand. Juda en Israël waren talrijk als het zand aan de zee; etende en drinkende en blijde (1 Kron. 4 : 20).
Maar helaas, Salomo's koningschap heeft wel zeer duidelijk bewezen, in later tijd, dat hij de Vredevorst zeer gebrekkig typeerde. Meer dan £> alomo is hier. Doch onze text lokt ons tot nadere kennismaking.
Waar wordt het feest aangericht?
Onze text zegt: op dezen berg... Welke berg is dat toch? De profeet veronderstelt, dat ieder dit weet in Israël. En zoo behoort het toch ook te zijn. Welke berg? En als een accoordgezang hooren wij: op den Sion, den berg des Heeren, de vreugde der gansche aarde!
De naam van den Sion wordt in het Oude Testament voor het eerst vermeld in 2 Samuel 5 : 7. Maar David nam den burcht Zion in; dezelve is de stad Davids. Deze burcht was toentertijd in de handen van de Jebusieten.
David gaat er wonen, spant er een tent voor de ark.
Doch een bepaald gedeelte van dien heuvel was reeds van oude tijden bekend. En wel de Moria, waar vader Abraham Izaak ging offeren en waar de Heere sprak: Abraham, Abraham, strek uwe hand niet uit aan den jongen, want nu weet ik dat gij hem Mij niet hebt onthouden. En in plaats van Izaak werd de ram geofferd, die met zijn hoornen verward zat in de struiken.
Velen waren dit gebeuren vergeten, maar zeker David niet. En in zijne dagen woonde daar een Jebusiet, Arauna, die juist op de offerplaats van Moria, den Zion, een dorschvloer had. Gij kent de wondere ontmoeting van David en Arauna? Zoek het anders eens op, en verwonder u over het feit, dat David aldus de plaats vindt waar de Tempel zal verrijzen. Op den Zion, op die wondere plek van het plaatsvervangend offer, reeds in de dagen van den vader der geloovigen door den Heere aangewezen.
Doch door de profeten wordt de naam Zion. de naam van den heuvel, gebruikt voor den geheelen tempelberg. En nog breeder wordt de beteekenis wanneer Zion aanduiding wordt van de stad Jeruzalem en dus ook van hare inwoners. Zoo wordt gesproken van de dochter Sions, en de jonkvrouwe Sions. Dit is dan personificatie van de inwoners van Jeruzalem. Zoo wordt Sion de naam van het volk Gods. van de Kerk. God heeft Zijn Koning gezalfd over Zion. den berg Zijner heiligheid.
Wat de naam Sion beteekent is, alle pogingen ter verklaring ten spijt, onbekend. Maar wij weten, dat Sion het lichtende middelpunt is van den ganschen eeredienst en zóó van de Kerk des ouden Verbonds. Aldus wordt Sion symbool, zinnebeeld van het heerlijke Rijk van Vorst Messias, waarheen zelfs de heidenen toevloeien. Ja, zelfs wordt Sion aanduiding van het Rijk der heerlijkheid, der hemelsche gemeente, waarmede de Heere Christus reeds nu vereenigd is.
Ja, zegt de Heere: Ik toch heb Mijnen Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid. Ik-toch-heb... ondanks uw gedruischmakende bijeenkomsten, het weloverlegde plan uwer beraadslagingen, de listen uwer wetgevers... Mijn Koning gezalfd.
De Heere heeft reeds tot stand gebracht wat de vijanden zochten te beletten. Terwijl zij beraadslagen heeft Hij gehandeld. De Gezalfde Gods is verordineerd. Daarom kan niemand den Zion nemen, het is de berg van Gods heiligheid. En het is Sions heerlijkheid en vreugde, dat haar Koning binnen hare muren is, haar beschermende en met goed vervullende.
In Hem is Sions voortrefflijke veiligheid gewaarborgd. Niemand kan ook verhinderen dat deze berg door God is verkoren. Laat Basan zwijgen en de Libanon stil zijn. Hier wil Ik wonen, spreekt de Heere, hier is Mijn rust en Mijn lust.
Loof den Heere, die in Sion woont, schoon van gelegenheid, een vreugde der gansche aarde is de berg Sion (Ps. 48 : 3).
Ja, Jeruzalem was de ster der wereld. Al het licht dat op aarde nog werd gevonden was ontleend aan Isrels godsspraken. Geen wonder, dat voor een echte Israëliet de Sion, de heilige stad, was het oog der volkeren, de kostelijke parel aller landen. Sion, de stad Gods, de koninklijke verblijfplaats des Heeren. Luister naar het getuigenis van de Godgewijde zangers van den ouden dag, in hun lof op den Zion en Sion. De Heere is groot in Sion, en hoog boven alle volken (Ps. 99 : 2).
Hoort naar Jezaia: ion wordt door recht verlost en Jeruzalem door gerechtigheid (Jez. 1 : 27).
Van Sion gaat de wet uit en des Heeren heerlijkheid van Jeruzalem.
Ik leg, zoo heet het, in Sion een hoeksteen en... de Heere zal wonen in Sion...
Hebt gij vermaak in dit Bijbelsch onderwijs, of vindt ge het toch wel een beetje ...ja, wat zal ik zeggen? Dat is nu juist een gevaarlijk gemis bij velen, dat Bijbelsch onderwijs niet wordt gewaardeerd zooals betaamt door den eerbied voor Gods Woord. Laat ik u zeggen: dat dit onderwijs mijn hart verkwikt, vermoedens wekt van geestelijke heerlijkheden, die alléén langs dezen weg ontdekt kunnen worden en dan ook verantwoord zijn. Wanneer wij het gezegde overdenken dan verstaan wij dat in onze text drieërlei heenwijzing is.
Waar is het Hoogfeest van Immanuël? Op dezen berg zal de HEERE der heirscharen allen volken een vetten maaltijd maken. Voor Israël was nog geen nadere onderscheiding aangebracht. Maar wij kennen de uitloopers van den Sion in den heuvel van Golgotha waar het vloekhout is opgericht, en heeft weerklonken; het is volbracht! O wondere plaats, van bloed en tranen. Wij kennen den Olijfberg waar onze Koning ten hemel voer. De gevangenis hééft Hij gevankelijk gevoerd en gaven genomen om uit te deelen aan de wederhoorigen.
Daar op den Sion, in het Huis Zijns Vaders, verscheen Hij, die door zijn geboorte, dood en hemelvaart Sion heeft gemaakt tot hetgeen 't is en eeuwig wezen zal. Hij verbond hemel en aarde. Hij is zonde gemaakt, een vloek geworden.
Waar zullen wij anders heen met onze verlorenheid en zondeschuld dan tot Hem. Ja, de Sion is van God begeerd, zinnebeeld van Zijne gemeente om aldaar te wonen.
Dezen berg heeft God begeerd, om aldaar te wonen. Het is zeker een wondere plaats, deze feestzaal. Daar wordt Jezus den Heere voorgesteld als offer en altaar. Daar komt Hij om te zijn in de dingen Zijns Vaders, om Zijn priesterwerk te verrichten.
Hoor dezen Koning getuigen: ziet wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des menschen zal overgeleverd worden in de handen der zondaren. Daar was Hij eenmaal voorgesteld in den tempel door Zijn moeder en had Simeon Hem in de armen genomen en in bewondering beleden: mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien. Nu laat Gij, Heere Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw Woord.
Daar had Hij tot degenen, die Hem zochten op twaalfjarigen leeftijd, gezegd: wist gij niet, dat ik moest zijn in de dingen Mijns Vaders? En dan opgaan naar Jeruzalem om overgeleverd te worden in de handen der zondaren. De plaats spreekt van bloed en offermes, tranen en lijden, verschrikking en dood. Daarom kunnen op den Sion alleen verootmoedigde menschen terecht, menschen, die worstelen onder het oordeel. Want de genadeberg is de oordeelsberg bij uitnemendheid. Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheden Zijns troons, goedertierenheid en waarheid gaan voor Zijn aanschijn heen. Hier op dezen berg is verschrikking en gericht, en toch... ontferming, de plaats van het Hoog-feest! Op dezen berg... nergens elders zal het offer worden gebracht, de maaltijd worden toegericht.
Ja, kom mee, wij reizen naar Sion, naar Gods altaren, want Ik heb honger naar Jezus, ik begeer te zitten aan Zijne tafel, feest te vieren, blijde te Zijn. - — Ja, dat was adventsgang... naar dezen berg —• voor Israël van den ouden dag. Voor ons ligt nu Sion, de stad onzer bijeenkomsten, in den hemel... advent, verlangen naar Zijn tweede komst op de wolken des hemels! En toch blijft die eerste komst in
het vleesch van eeuwige beteekenis. Nog is het beleven van Zijn komst een feest voor de ziel. die Hem mint.
Sion, beeld van Jeruzalem, aanduiding van de Kerk Gods en juist daar richt de Heere de tafel toe. Buiten dezen berg is geen zaligheid, want niemand heeft God tot Vader, die de Kerk niet heeft tot moeder en Christus tot Broeder.
Waar kwam Jezus? Ziet ge daar den grijzen Simeon en de stokoude Hanna? Zij waren verwachtende de vertroosting Israëls. Zoo krijgen wij feest, schikken aan den vetten maaltijd aan en eten en drinken want het is des Konings Feest.
Kom. zeg mij of gij behoort tot het uitziende volk naar deze toepassing, want Hij is gekomen in de volheid des tijds. De oude vromen richten hun blik naar den Sion. Ziet, het feest is alléén daar, waar Jezus wordt gekend door het geloof als Zaligmaker der ziel, die mij met mijn nood en ellende overnam, voor mij intrad bij den Vader, en met Zijn hart is Borg geworden voor mij, voor mij Zijn gegeven schaap. Hij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijne wederpartijders. Hij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.
Hier is de berg der verlossing, waar Jezus Koning is. Haar volle vervulling vindt deze profetie pas in den dag der wederkomst, als alle natiën zullen toevloeien tot des Heeren goed.
Het Feest.
Een vetten maaltijd, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol mergs, van reine wijnen, die gezuiverd zijn.
De armen des lands hadden vaak geen vetten maaltijd, zij wisten wat honger was, mede door het wanbeleid der koningen, die hooge belastingen eischten, maar dikwijls weinig deden voor de volkswelvaart. Daar kwam bij, dat degenen die God vreesden, gewoonlijk behoorden tot de armen en verachten, die niet in tel waren. En zoo is het gewoonlijk nog, al zijn de tegenstellingen lang niet zo groot meer als in vroeger eeuw. Maar wat Paulus schrijft is nog altijd waar: aller uitvaagsel en afschrapsel. En nu zou juist de Messias Koning der gerechtigheid en des vredes zijn. Hij zou de armen richten, hun lijden zou dierbaar zijn in Zijn oog. Een veelheid van vrede zou hun deel zijn. Als symbool van dit wonen in vrede gold de spreuk: een ieder zal zitten onder zijn vijgeboom en zijn wijnstok.
Het land door God gegeven aan Zijn oude volk, - was een land van tarwe en gerst en wijnstokken en vijgeboomen en granaatappelen, van olierijke olijfboomen en van honing, een land van wijnbergen. En de vette runderen, geweid op den Basan, konden de tafel vet maken. De druiven van Eskol (bij Hebron) waren beroemd. En de wijn wordt geprezen omdat hij het hart des menschen verheugt. De wijn is dan ook vaak het beeld van geestelijke zegeningen. De opperste wijsheid, zoo heet het, heeft haar huis gebouwd. Zij heeft haar slachtvee geslacht: zij heeft haren wijn gemengd ook heeft zij hare tafel toegericht.
Zie, hoor en leef! Het offer is geslacht. de zonde is verzoend, de wijn der genade staat ingeschonken, de zaligheid is verkregen. De vette maaltijd is bereid.
Simeon gewaagde van de zaligheid, die God bereid had voor het aangezicht van alle volken. Zoo is de zaligheid in en door den Zaligmaker de vette maaltijd.
Zeker, hier zal alleen eten, wie de smaak der spijze kent en trek heeft naar Jezus. Maar die zullen dan ook zich verheugen in Zijn heil, Zich beroemen in Zijnen lof, een loflied aanheffen op Zijnen Naam. zingen van Zijne wegen, want de goedertierenheid des Heeren is groot. Ja, het slachtvee is de algenoegzame gerechtigheid van den Christus Gods. De toegerichte tafel wijst ons naar de Kerk des Heeren in den dienst van Woord en sacrament, dienstbaar gesteld aan het heil des Heeren, uitdeelster van de menigerlei genade Gods.
Komt, laat de vraag u bezig houden, u dringen tot een antwoord: heb ik honger naar dezen vetten maaltijd, ken ik het aanzitten aan deze tafel en het genieten, het zalig genieten van deze gerechten, dit banket des hemels? Velen wanen zich uitziende menschen, maar meenen dat dit voldoende is. Wel een bewijs, dat zij niet verteerd worden door den honger, dat zij vrijen met de wet en niet met Jezus.
Ook een bewijs, dat zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen noch die onderworpen zijn, want het einde der wet is Christus tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft.
Wat zullen ook deze adventsweken? Een viertal weken wordt door de Kerk des Heeren herdacht de profetie van |den komenden Christus. Daarbij moet worden bedacht dat Bethlehem toch reeds eeuwen achter ons ligt, en wij, in den zin van het oude bondsvolk, geen adventsgemeente meer kunnen noch mogen zijn, doch adventsgemeente gericht op de wederkomst des Heeren. Evenwel, er is een volk, dat hongert en dorst naar gerechtigheid, dat eigenlijk nog nooit recht Kerstfeest heeft gevierd, nog nooit heeft aangezeten aan dezen vetten maaltijd, als... kind. door den Geest der aanneming, die ons doet roepen: Abba Vader! Als kind aan den vetten maaltijd, om te smaken dat de Heere goedertieren is. Komt. zult gij deel nemen aan den maaltijd, wij gaan net eten, schik maar bij, er is overvloed.
Zijt gij een Ruth. die waarlijk heeft gekozen voor Isrels God en Zijn volk. schik aan! Zijt gij erfgenaam des hemels, eet mee. Wij vieren feest, want de Heere heeft een vetten maaltijd toegericht. Doe den Gastheer geen oneer aan, door te weigeren! Dat is een grove beleediging! Dat zal u duur te staan komen, weet dat wel.
Mijne ziel verlangt vroeg-rijpe vrucht. Zoo profeteert de man Gods door den Heiligen Geest van den komenden Christus. In Hem richt de Heere den maaltijd toe.
Ach, wat heeft het den Zone Gods gekost om spijze der ziel te zijn en in Zijn Zelfofferande Gode tot een liefelijken reuk.
Als wij daaraan denken, dit wonder bepeinzen in het geloof, worden wij stil, verwonderd, aanbidding komt dan over en in ons.
Een vetten maaltijd ja, daar is zijnsgelijke niet! Nooit is zulk een tafel aangericht, nimmer zulke spijzen opgedischt.
Willen we samen de gerechten bezien en... aanzitten om te eten?
Ik loof eerlang U in een groote schaar, En wat ik U beloofd' in 't heetst gevaar Betaal ik, op het heilig dankaltaar, Bij die U vreezen.
't Zachtmoedig volk zal rijk verzadigd Ten disch geleid. [wezen,
Wie God zoekt zal Hem prijzen Zoo leev' uw hart door 's hemels gunst-In eeuwigheid. [bewijzen
Deze maaltijd is door den Heere bereid in Zijnen lieven Zoon, onzen Heere.
Als gij dan gegeten en verzadigd zult zijn, zoo zult gij den Heere uwen God loven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 december 1947
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 december 1947
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's