Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Algemene Genade

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Algemene Genade

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

§ 5. De leer der algemene genade bij Kuyper.

Bavinck en vooral Kuyper hebben zich intens bezig gehouden met het onderwerp - dat heden onze aandacht heeft. De antithese mocht geen wereldmijding in de hand werken. In de leer der gemene genade werden de motieven en voorwaarden onthuld tot deelname aan de cultuurarbeid.

In 1894 draagt Bavinck het rectoraat van de Theol. School te Kampen over en spreekt een rede uit over de Algemene Genade, die gegrond is in de Heilige Schrift, in het R.K. stelsel geen plaats vindt en door de Reformatoren bepaald door Calvijn is ontdekt en voor ons nog heden ten dage van de grootste betekenis is. Bavinck wijst erop, dat in de dagen van Noach de betoning van de algemene genade wijziging of althans uitbreiding onderging. Na de zondvloed waren de mensen „zachter van aard, kleiner van kracht en korter van duur". De ordening van verdraagzaamheid en lankmoedigheid neemt een aanvJhg (vgl. Rom. 3:25). De openbaring van Gods genade wordt niet alleen gevonden in de natuur, maar ook in hart en gewetens van de heidenen. Bavinck legt verband met de Voorzienigheid, die volgens de belijdenis een alom-

tegenwoordige kracht Gods is. Alle godsdiensten der aarde zijn nawerkingen of verbasteringen van het werkverbond.

Maar aan Israël maakt Elohim (God!) zich bekend als Jahweh (Jehovah: HEERE). „Zodoende heeft de bizondere genade in Israël wel een tijdlang een eigen bedding, maar loopt toch door de prediking der Apostelen uit in de ruime wijde zee der mensheid, die door de algemene genade in stand gehouden is en bewaard.

Bizondere en algemene genade ontmoeten elkaar weer. Ze verenigen zich en zetten nu in de Christelijke volkeren hun gezamenlijke loop voort." Bavinck laat uitkomen hoe deze echt gereformeerde leer van de algemene genade de Reformatie heeft behoed voor het pelagianisme (om zalig te worden is souvereine particuliere genade nodig) zowel als voor het piëtisme (wereldontvluchting, geen waardering voor de cultuur).

De genade heeft betekenis voor alle levenskringen. Daarom ook óp alle terrein actief.

Kuyper werkt dit alles breed uit in zijn magistrale trilogie: De Gemene Gratie. Hij onderscheidt drie soorten genade: particuliere, verbonds-en gemene gratie.

Dit correspondeert met heiliging des Geestes, verlossing door Christus en schepping van de Vader. Bij Calvijn hebben we parallellen gezocht met de verschillende onderscheidingen in de roeping.

Kuyper oriënteert zich met zijn genadeleer op de Drieëenheid. Toch bedoelt Kuyper geen drie-eenheid van genade, want daarvoor zijn de verschillen te groot tussen particuliere en algemene genade. Ik geloof dat het verband zoeken met de Triniteit (Drie-eenheid) verwarrend is. Immers er zijn ook gaven des Geestes, die we onderbrengen bij algemene en niet bij de bizondere genade. Denk aan Hebr. 6 : 4—6. Natuurlijk wist Kuyper dat ook wel.

Hij bedoelde alleen de genaden te typeren. Maar ook als parallellen deugen de vergelijkingen niet. Bovendien geldt volgens Kuyper de gemene genade de mens, de verbondsgenade de kinderen

Gods en de particuliere genade de eenling. Ook dit is aanvechtbaar, vooral het laatste. Genade wordt niet aan eenlingen geschonken: dat is te individualistisch. Door de genade worden we ingevoegd in een gemeenschap, een lichaam om met de Schrift te spreken. Beweert ook Kuyper zelf niet op blz. 109 van het He deel van zijn Gemene Gratie: niet een tuil van verkoren mensen zal eens voor God geuren, maar de plant zelve der geredde mensheid zal eens voor God eeuwig bloeien.

Duidelijk spreekt onze zegsman uit, dat de gemene genade van een geheel andere natuur is dan de particuliere of de verbondsgenade. Voorts brengt Kuyper de algemene genade in verband met de lankmoedigheid Gods, „die in deze genade wel niet uitgeput, maar toch op aangrijpende wijze verheerlijkt #vordt". Het Noachietisch verbond is het uitgangspunt...

Noach wordt een tweede stamvader. Weliswaar begint de algemene genade in het paradijs, maar ten tijde van Noach kreeg ze haar meer vaste gestalte.

We willen de Schriftplaatsen nagaan, waarop Kuyper zijn gemene gratie-leer laat rusten. Allereerst wijst hij erop dat het merkwaardig is dat God zijn dreiging: ten dage als ge daarvan eet, zult ge de dood sterven, na de zondeval niet op staande voet uitvoert. Een beroep op de geestelijke dood heft de tegenstrijdigheid niet op. De uitdrukking „den dood sterven" is de sterkste en meest volstrekte uitdrukking voor de volle en voleindigde dood, die het Hebreeuws bezit. Toch bestrijdt Kuyper op andere plaatsen de opvatting die hij hier verdedigt. Dit „uitstel van executie" is een daad der algemene genade. Prof. Schilder trekt tegen dit bewijs geducht te velde. Door deze algemene genade worden de gevolgen van de zonde, alsook de zonde zelf in haar werkingen gestuit.

Zonder gemene gratie-leer zijn de Gereformeerden zonder achter-en ondergrond in de strijd der geesten. Heel de heilsprediking en de prediking van de heiligmaking moet daarom in de kerk weer op de prediking van God de Vader en daarmee op schepping en herschepping aller dingen teruggaan.

In het vonnis, dat God na de val uitspreekt over de slang komt de particuliere genade uit, in het vonnis over Adam en Eva de gemene gratie. De historie die begint is een genadetijdvak, 't Doel van de gemene gratie is stuiting van de zonde. Bij alle volkeren en in alle tijden wordt algemene genade gevonden, al is er gradueel verschil. Hoe diep ook gezonken, toch is er nog algemene genade. De „vonkskens" waarvan Calvijn spreekt, zijn de steunpunten van de algemene genade. Het zondebederf wordt gestuit in het hart, in het lichaam (artsenij, kledij) en in de natuur.'

In de geschiedenis van de ark komt vooral de gemene genade naar voren. De ark behield voor het tijdelijke leven. Het ging niet uitsluitend om de Kerk, ook Cham werd gered en de dierenwereld.

De vloed is op zijn minst ook een genadedaad. De wateren verzwolgen een wereld die zeer spoedig zichzelf zou verdorven hebben. Het ene gezin dat werd bewaard, werd de kiem voor een nieuw geslacht. Het verbond met Noach is een verbond van algemene genade. De mening van vele oudere theologen alsof dit verbond alleen met gelovigen is opgericht, wordt nadrukkelijk ontzenuwd. Immers het wordt opgericht met Noach en niet minder met zijn zonen Sem, Cham en Japhet en hun nakomelingen. De belofte van dit verbond raakt het uitwendig bestand dezer wereld. In hetgeen voorafgaat aan de verbondssluiting (Noachs offer) liggen argumenten om van particuliere genade te spreken, doch het één moet met het andere niet worden verward. Men moet ook onderscheid maken tussen de inhoud: ziende op het tijdelijke, en het doel van dit verband: niet in de verlorenen, maar in de verkorenen. Het geldt van alle volken, doch het leeft waar de Ke, rk des Heeren openbaar wordt. Zonder de zondvloed was er geen menselijke historie ontstaan, slechts zou sprake geweest zijn van een gedurige herhaling. Wat men nu noemt onze humane, onze Christelijke wereld, zou nimmer hebben bestaan.

De Heere geeft ook enkele verordeningen: le. zedelijke overmacht over de dieren; 2e. verlof tot het eten van vlees; 3e. verbod rauw vlees te eten met bloed; 4e. instelling van de overheid en doodstraf. Door al deze voorschriften wordt het natuurlijke leven beveiligd tegen dood en ondergang (in bestialisme).

Ook zijn er nog andere veranderingen die aandacht opeisen. We' lezen dat voortaan zaaiing en oogst etc.... niet zullen ophouden. I^a de zondvloed kwam er volgens Kuyper een geregelde vaste orde in de loop der natuur. Voor de zondvloed waren de overgangen ongestadig, waardoor het leven onrustig werd.

Ook het menselijk innerlijk leven ondergaat een ingrijpende wijziging. Vóór de zondvloed (Gen. 6:5) was al het gedichtsel der gedachten van des mensen hart te allen dage alleenlijk boos, terwijl na de zondvloed het oordeel veel milder luidt (8 : 21): et gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan.

Kuyper denkt dat in Genesis 6 : 5 de gesteldheid des harten van de verharde en verdorven mensheid voor de zondvloed wordt omschreven. Door de versterking van de algemene genade-kracht wordt nadien de boosheid meer beteugeld. Niet dat de zondaar beter is geworden, maar de stuitende macht is meerder. Zelfs de niet onbelangrijke korting op de levensduur is genade. Immers juist de oude veteranen in de zondedienst zijn zo uitermate gevaarlijk, terwijl voor de kinderen Gods de verlossing uit deze bedeling nu veel eerder zou plaats hebben.

Volgens Genesis 6 : 3 is het twisten van de Geest met de mensen veel geweldiger en minder sparend dan in de tijden na Noach.

Na enkele teksten, waar gesproken v/ordt van de zonde-stuitende werking van de algemene genade, o.a. Genesis 20 en over de onderhoudende werking, o.a. Psalm 46 en Psalm 93, gaat Kuyper over tot een uitvoerige bespreking van Joh. 1. Het licht, dat inschijnt in de duisternis, veroorzaakt een schemering en die schemering is de algemene genade. Van dat schijnsel gewaagt ook vers 9: Het licht verlicht een ieder mens komende in de wereld. Het kan niet anders volgens Kuyper, of hier is sprake van algemene genade, 't Geldt immers een iegelijke mens. De Kanttekenaren denken aan, het overgebleven redelicht, dat niet strekt tot de zaligheid.

Ook in Romeinen 1 en 2 komt duidelijk de algemene genade naar voren. Altijd blijft er nog een zekere kennis van God over. God kan de heidenen overgeven in een verkeerde zin, dat wil zeggen dat God zijn algemene genade intrekt. God laat iets van de Wet in de mens, al bestaat dat vooral in practische aandrift, terwijl er in de menselijke consciëntie iets is dat dit overblijfsel van de wet beaamt. De algemene genade werkt in op de sa-

menleving en beperkt zich niet tot vage noties van goed en kwaad in de mens, maar beïnvloedt hem zodanig, dat hij ook doet het werk der wet.

De bewijsplaatsen, die Kuyper uit de belijdenis naar voren brengt, hebben we in een vorige paragraaf besproken. Kuyper beroept zich ook op de ervaring. Hij maakt erop attent, dat de ongelovige wereld ons meevalt, daar we 'op grond van de belijdenis van het totale bederf geen hooggespannen verwachtingen koesterden. Denk aan de klassieke auteurs, ook aan de letterkundige productie van schrijvers, die niet de Christus belijden. Deze tegenstrijdigheid ogenschijnlijk lost het Calvinisme op door te wijzen op de gemene gratie.

Er is nog een probleem. Bij lange na niet alle kinderen Gods wijden zich uitsluitend aan arbeid in Gods Koninkrijk. Hoe zouden ze echter in de wereld opbouwende arbeid kunnen verrichten wanneer toch alles ten vure gaat. Alweer geeft het leerstuk van de algemene genade uitkomst.

Kuyper zegt, dat de feitelijke functie van de algemene genade is stuiting van de zonde en haar gevolgen. De zonde wordt niet overwonnen, vergeven of iets van die aard. Enkel ingebonden. Daarnaast is ook een progressieve werking, waardoor het leven tot hoger en voller ontwikkeling wordt gebracht. In het laatste werkt de mens mee. Nauw met de gemene genade hangt samen de Voorzienigheid, ja deze rust daarop. Kuyper kent tweeërlei Voorzienigheid, de Voorzienigheid in absolute zin die aanvangt terstond met de schepping en de Voorzienigheid in subjectieve zin, zoals wij die ervaren en deze begint na de val en zich uitstrekt tot het oordeel. De Voorzienigheid in subjectieve zin bedoelt Kuyper, wanneer hij beweert dat de gemene gratie daarop rust.

De gemene gratie is algemeen, zelfs dieren delen erin. Gelovigen en ongelovigen genieten beide zonder onderscheid de zegeningen van deze genade. Toch waardeert het geloof deze weldaad werkelijk als genade. Niet altijd is de gemene genade even sterk, maar is verschillend in tijden en personen. Toch is het een eigenaardige genade. Immers ook de zonde krijgt gelegenheid om zich te ontplooien. In een uitvoerig betoog zet Kuyper uiteen, dat de Anti-Christ nooit die geraffineerde perverse persoonlijkheid kan worden zonder de begunstiging van de algemene genade. Het is een „bange", een „angstige" genade. We zouden bijna geneigd zijn op de gemene gratie toe te passen de bekende uitspraak: een stap ten hemel of ter helle.

De gemene genade komt volgens Kuyper op uit de schepping. Geen nieuwe kracht wordt in de schepping ingegeven. Zo heeft het menselijk lichaam latent krachten en stoffen, die bij een ziekelijke afwijking in functie treden. Toch werkt de gemene gratie niet vanzelf, maar door ingrijpen Gods. 't Verband met Christus vindt Kuyper in de Scheppingsmiddelaar. Kuyper's beschouwingen zijn op dit punt niet duidelijk.

Kuyper stelt naast het zonde beteugelende effect ook een ^ zelfstandig doel. Door de gemene genade bereikt de schepping tot op zekere hoogte haar bestemming. Daardoor mislukt de toeleg van de Satan. De gemene gratie brengt positieve waarden althans „kiemen" aan voor de toekomstige bedeling. Er is „blijvende winst", „vrucht voor eeuwig". Verwezen wordt naar Openbaring 21 vers 24—26. Voorts moet de algemene genade de particuliere dienen.

Er is groot verschil tussen particuliere en algemene genade, de eerste stuit, de tweede vernieuwt. Alleen de particuliere genade is zaligmakend. Toch staan ze in een innige betrekking tot elkander. Het werk van de algemene genade is voorbereiding en voorwaarde voor de particuliere genade, die echter op haar beurt de gemene gratie bevrucht en tot volledige ontplooiing brengt.

Reeds wezen we op een verschil met Calvijn doordat Kuyper de indeling richt op het onderscheid van de Drie Personen in het. Wezen Gods. We krijgen trouwens een heel andere samenstelling te zien. Van de Verbonds-algemene genade waarover Calvijn zovele verhelderende opmerkingen maakt, horen we niets. Calvijn kent geen zelfstandig doel.

We zijn in een andere sfeer. Calvijns beschouwingen zijn veel en veel religieuser. Kuyper ontwikkelt een indrukwek-» kend systeem, maar de toon is meer rationalistisch. Men heeft vaak het bezwaar geopperd, dat Kuyper twee terreinen ont-

wierp: op dat van de algemene genade kan men. samenwerken met allerlei andere instanties, terwijl men op dat van de particuliere genade zich alleen bewoog met degenen die zijn wedergeboren. Wellicht kan men aantonen dat Kuyper dit nimmer gewild heeft, maar toch is het gevaar van wereldgelijkvormigheid allerminst denkbeeldig, zoals trouwens de practijk leert. Het woord genade toch heeft een andere zin al naar gelang het bijvoeglijk naamwoord gemeen of particuliere voorop gaat.

Dr. S. J. Ridderbos voert in zijn onlangs verschenen dissertatie als bezwaar tegen Kuypers denkbeelden aan dat het werk van Christus in zijn cultuurbeschouwing niet altijd ten volle tot zijn recht komt. Voorts o.a. dat de uitdrukking van Rom. 1 : 20 „opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn" niet tot gelding gebracht wordt. We hebben opgemerkt, dat Calvijn juist deze zin zo dankbaar gebruikt.

Voornamelijk komt dit voor mijn besef hieruit voort, dat Kuyper de algemene genade vooral ziet in het kader van de Voorzienigheid en Calvijn haar behandelt binnen het bestek van het Verbond en de Roeping. Kuyper interesseert zich voor de functie van de gemene gratie voor de cultuur en Calvijn voor haar plek in de cultus.

Kuyper heeft niet het laatste woord. In eigen kring nam critiek het woord. Daarbuiten niet minder. Een volgende keer willen we hierop ingaan. Dan komen vanzelf verschillende bezwaren naar voren.

Correspondentie: Uit Jaarsveld kwam bij de Redactie een brief binnen, die van belangstelling blijk gaf. In een apart artikeltje hopen we deze vrager te beantwoorden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 januari 1948

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De Algemene Genade

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 januari 1948

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's