Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXVIII

Zondag 18 vraag 46-49

HET ANDERE DEEL Van God den Zoon.

Zoo brengt dan de hemelvaart van Jezus wijziging in onze verhouding tot hemel en aarde. Doordat Jezus op aarde kwam en Zijn Middelaarswerk volbracht heeft in / de verwerving en voldoening, is de hemel met ons verzoend, en de aarde bevredigd, zoodat wij meezuchten met het gansche schepsel, dat in barensnood is tot nu toe, verwachtende de heerlijkheid der kinderen Gods.

Wanneer wij met dit zoenwerk van Christus vereenigd worden door het geloof in Hem, gaat de hemel open en de hel wordt voor ons gesloten.

* Maar deze toepassing door den Heiligen Geest is dan ook strikt noodzakelijk, anders kennen wij deze geheimen niet.

Het gedierte des velds is met ons bevredigd en met de steenen des velds is ons verbond; met God hebben wij vrede door het bloed des kruises, en met den apostel Paulus mogen wij belijden: ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij, en wat ik nu leef in het vleesch, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, die mij heeft lief gehad en Zich voor mij heeft overgegeven.

Nu kan ik door den Geest van Pinksteren ingaan in de vruchten van de hemelvaart. Er is toch orde in het verkrijgen van het heil.

Tracht toch niet het Evangelie te verduisteren door uw ongeloof en gebondenheid aan de aarde, door uw gemis aan de kennis der verzoening, maar worstel liever om niet alleen een kind der opstanding te worden, doch ook u mede gezet te weten in den hemel. Zoo mogen wij toegaan met een waarachtig hart, langs den verschen en levenden weg van Christus' bloed, om Hem te ontmoeten in het geloof in de heerlijkheid. Zoo dan, vertroost elkander met deze woorden.

Hoe weinig leeft die onderlinge vertroosting in de Kerk des Heeren, omdat de kracht des Evangelies niet wordt gekend.

Jezus' presentie in den hemel, als Hoofd der gemeente, is van onuitsprekelijk nut voor Gods Kerk op aarde, in het worstelperk van dit leven.

De onderwijzer vat het nut van de hemelvaart, van het zijn-van-Jezus-in-denhemel, samen in drie punten.

Ten eerste, dat Hij in den hemel voor het aangezicht des Vaders onze Voorspreker is.

De catechismus noemt den verhoogden Christus hier onze Voorspreker voor het aangezicht des Vaders. Blijkbaar is gedacht aan het woord van den apostel Johannes: Kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt, doch indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.

Wij hebben een Voorspreker (Paracleet). In Johannes 14 vers 16 en 26 en 15 vers 26, benevens 16 vers 7 komt dit woord Paraclytos voor van den Heiligen Geest. Maar de Heere Jezus noemt den Geest den anderen Trooster, zoodat Hij óók zelf dien naam behoudt. Het woord Paraclytos toch wordt in de texten in Johannes vertaald door Trooster, en in den brief van Johannes (1 Joh. 2:1) wordt het overgezet door Voorspraak. Het woord komt van een werkwoord, dat beteekent: rbij-roepen, te hulp roepen en dan smeeken, vermanen, vertroosten. Het heeft passieve, lijdelijke beteekenis. Het beteekent hetzelfde als het latijnsche woord advocaat, iemand die erbij geroepen is om iemands belangen te behartigen, en zoo groeit de beteekenis uit tot zaakwaarnemer. De Heere Christus is Pleitbezorger bij God, en de Heilige Geest in de harten der geloovigen, zoo hebben Gods kinderen twee Advocaten, Zaakwaarnemers, Pleitbezorgers. De Heere Christus wijst op de door Hemzelf voor den zondaar aangebrachte verzoening. De Heilige Geest is echter Pleitbezorger (de vertaling Trooster is te beperkt, want Pleitbezorger zegt veel meer en benadert den inhoud van het woord in den grondtext beter) in het hart der geloovigen.

De Geest ondersteunt, leidt, vertroost den geloovige door het wijzen op Christus' werk en de toezeggingen des Heeren.

Alle kinderen Gods hebben deze beide Voorsprekers noodig. Noodig voor hun staat en hun stand in het geestelijke leven. Zonder den Heere Christus kunnen wij voor God niet bestaan en is het onmogelijk in verzoende betrekking tot God te worden gesteld. Hij is onze vrede, en onze gerechtigheid bij God. Maar zonder den Heiligen Geest en Zijne werking in onze harten zouden wij daarvan geen weet hebben. Doch, nu had Johannes geschreven: ik schrijf u deze dingen (hetgeen vooraf ging) opdat gij niet zondigt. De zonde toch is Godonteerend en zielverdervend. Maar wie zegt dat hij niet zondigt is een leugenaar en de waarheid is in hem niet.

Zoo wijst de apostel erop, dat de eisch niet te zondigen nooit wordt weggenomen zoolang er zonde is. Dit verbod is volstrekt, laat geen uitzonderingen toe. Gods kind kan in de zonde niet leven, maar mag er ook niet in vallen, want zonde blijft zonde. Zoo hebben wij den Heere Christus noodig als Voorspreker, Pleitbezorger, bij den Vader en den Heiligen Geest in onze harten, zullen wij getroost en in vrede verkeeren. Maar nu hebben wij den Heere Christus niet alleen noodig met betrekking tot onzen staat, dat wij in Hem rechtvaardig voor God staan, doch evenzeer aldoor met betrekking tot onze dagelijksche zonden, die met smart worden bekend. Zonder deze waarachtige boetvaardigheid toch kan ik nooit Jezus bereiken en de Heilige Geest vernedert telkens weer het hart van Gods kinderen, opdat Hij ons wijze op Christus, staande tusschen God en ons hart, als Voorspreker bij den Vader.

Zoo zijn het statelijke en het standelijke verbonden. De verzoening is in beweging in ons leven, door het geloof gekend. En toch staat de verzoening vast. want Hij staat voor het» aangezicht des Vaders als Voorspreker. De verzoening staat vast, want met ééne offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden. De zaligheid die Hij verwierf past Hij ook zeker toe. Daarom is de verzoening in beweging door den Heiligen Geest in ons hart, doch vinden onze rust niet in die beweging maar in de vaststaande en bestand hebbende verzoening in Christus.

Dit hebben van dezen Vredevorst is vast, niet alleen noodzakelijk, maar ook werkelijk. Hij is niet maar bij den Vader, maar wendt zich met Zijne voorbede tot den Vader, die om Christus' wille ook de Vader der geloovigen is. De Geest der aanneming toch leert ons roepen: Abba, Vader!

Hij doet een beroep op die Vader-betrekking tot Jezus en degenen, die de Vader Hem gegeven heeft. En als hoedanig is Hij dan Voorspreker bij den Vader? Als Jezus Christus, de Rechtvaardige, Met Zijn Persoon en Zijn heilswerk, en krachtens Zijn goddelijke aanstelling. Hij is Jezus Christus, de rechtvaardige. Dit wijst op de volle overeenstemming met Gods Wet, Zijn schuldeloosheid en zondeloosheid en dat Hij onberispelijk volvoerd heeft wat Gods wet van Hem eischte. Ja, de Heere Christus kan zich voor den Vader stellen zonder afgewezen te worden. In deze voorsprekende-aanwezigheid is het vermaak des Vaders en de lust des Zoons. Het is geen smeeken nocR ook eischen. Het eerste deed Hij op aarde, met gebeden en tranen.

Het laatste is uitgesloten, want er behoeft niets afgeëischt te worden van God den Vader, omdat Hij even gewillig is als de Zoon. Het is een levens-en liefdesverhouding tusschen goddelijke Personen. Vóórdat wij die plaatsbekleeding des Zoons kennen is God er reeds in verheerlijkt. God is ook hierin de Eerste, die de vruchten geniet van eigen werk en openbaring. Hij alleen is eene verzoening voor onze zonden. Hij is in den hemel onze Voorspreker bij den Vader.

Daar is Hij gezeten aan de rechterhand Gods in de hoogste hemelen. Ook zegt ons het Woord dat Hij wandelt temidden van de gouden kandelaren.

Hij is < k Middelaar Gods en der menschen.

Met Zijn borgtocht van den hof en het kruis staat Hij daar, met Zijn triumph over dood en graf. Kennen wij nu dezen Christus als Voorspreker bij den Vader?

Kennen wij de betrekkingen en verbanden, die hier aan de orde zijn? Bij de hemelvaart hebben wij gewezen op het met Hem gezet zijn in den hemel en het trekken der liefde naar boven behandeld, gelet op de verbinding des geloofs met Christus en het uitzien der hoop naar de volle gemeenschap. Naar den hemel is de versche en levende weg van Christus' bloed, zoodat wij met vrijmoedigheid mogen toegaan tot den troon der genade om geholpen te

worden te bekwamer tijd. In den hemel staat onze Voorspreker voor het aangezicht onzes Gods. Zoo mogen wij zonder verschrikking verschijnen in het hof des hemels — door het geloof wel te verstaan — om God in vrede te ontmoeten.

En dat alles wordt bewerkstelligd door den Heiligen Geest, de Voorspreker. Advocaat, Trooster in onze harten, die ons met den Heere Christus vereenigt en vereenigd houdt, door het geloof, dat Zijne wondere schepping in ons is, en waaruit het gelooven opkomt.

Zoo is Christus in den hemel, voor het aangezicht des Vaders, onze Voorspreker.

Zie, als wij nu in het geloof mogen naderen en de hand leggen op het Lam, door beoefenend geloof, dan mogen wij belijden: Heere, aan dezen. Uwen Zoon in mijn vleesch, hebt Gij genoeg, in Hem is al Uw welbehagen, óók ik, Uw arm ontbloot kind in mijzelf, heb aan Hem genoeg. Dan daalt wondere vrede in ons hart en mogen wij het hoofd omhoog heffen uit onze eigen schande en roemen: wij zullen de eerkroon dragen.

De tweede vrucht van Jezus' hemelvaart omschrijft de onderwijzer als volgt:

Dat wij ons vleesch in den hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij als het Hoofd, ons Zijne lidmaten ook tot Zich nemen zal.

Hoe verkeert de Heere Christus in den hemel? Als individueel persoon? Neen, maar als Hoofd Zijner gemeente. Die gemeente is Zijn lichaam. Uit den aard der zaak is dit overdrachtelijk te verstaan. Zoowel de uitdrukking Hoofd als lichaam.

Christus is het Hoofd der organisch verbonden menschheid in Hem. De nieuwe menschheid dan wel te verstaan.

Wanneer wij dit aldus zeggen, dan weten we dat er mèt dat lichaam van Christus, in den tijd verbindingen bestaan óók van niet-herborenen en nog-niet-vernieuwden. Er zijn ranken in den wijnstok, die worden afgesneden en verbrand.

Er zijn lidmaten der gemeente, die in Christus' naam werden gedoopt, om niet meer te noemen. Maar, die verbindingen nemen een einde, worden doorgesneden straks bij het sterven in ongeloof. Doch hier gaat het nu om de geloovigen, die Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd in den tijd en met Hem verheerlijkt zullen worden in de eeuwigheid.

Immers, hier spreken de geloovigen, hier getuigt de Kerk Gods door den Geest.

Zijn lichaam bestaat uit lidmaten, leden. Zijns lichaams, door de mystieke unie des geloofs met Hem vereenigd. Maar lidmaten bestaan niet op zichzelf, zij zijn samenverbonden in het organisme en leven een gemeenschappelijk leven.

Dit is de gemeenschap der heiligen. Het lichaam van Christus.

Vooral de apostel Paulus wijst op dezen samenhang onder den naam van lichaam van Christus waarvan deze het Hoofd is. We willen enkele schriftuurplaatsen in herinnering brengen.

Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, de leden alle niet dezelfde werking hebben, alzoo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden (Rom. 12:4, 5).

Het beeld van het menschelijke lichaam dat Paulus hier gebruikt werd destijds veel gebezigd voor de menschelijke maatschappij. In 1 Cor. 12:12 en volgende verzen treffen wij dit beeld ook aan. Evenzoo in Ephese 4:15 en Coloss. 1:18.

Hier wordt erdoor aangegeven verscheidenheid van gaven en roeping bij de geloovigen. bij gezamenlijke eenheid en onderlinge dienstbaarheid.

De eenheid is organisch van aard, zooals in een lichaam. Er is een veelheid van leden, die alle hun bijzondere werking hebben in het organisme. Doch zij hebben alléén in Christus zulk eene eenheid in de verscheidenheid. In Hem rust die eenheid, Hij is de eenheidsband, uit Hem leven de geloovigen, door Hem zijn zij aldus verbonden. Elk lid is op deze wijze niet slechts lid van één geloovige maar van allen. Immers het is één lichaam.

Gijlieden zijt een lichaam van Christus (1 Cor. 12 : 27). Op een bijzonderheid in dezen text willen wij hier wijzen, wat óók nuttig is voor het rechte kerkbesef. De gemeente van Corinthe is voor hun deel één lichaam van Christus. Hier toch spreekt Paulus niet van de algemeene Christelijke Kerk, maar van de Kerk te Corinthe. De gemeente te Corinthe is één lichaam, dat al de trekken vertoont, die zoo breed zijn beschreven in dat hoofdstuk, eenheid naast verscheidenheid.

Maar dan... een lichaam van Christus, dat Christus heeft gemaakt en dat Hij onderhoudt. Hier gaat het dus niet over Christus als Hoofd en Zijn lichaam de Kerk, maar wordt gesproken van de gemeente van Corinthe als van een lichaam met vele leden.

Wij hebben dezen text even besproken om op de eenheid der plaatselijke gemeente te wijzen en gaan nu weer terug op het lichaam van Christus.

En heeft alle dingen Zijnen voeten onderworpen, en heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; welke Zijn lichaam is en de vervulling desgenen, die alles in allen vervult (Eph. 1 : 22, 23).

De Vader heeft Christus verheven boven alle schepselen en Hem gesteld tot een Hoofd, boven en over alle dingen, van Zijne gemeente. Met die macht en heerlijkheid wordt Hij a'an de gemeente gegeven tot Hoofd, zoodat zij Zijn lichaam heet en uit Hem groeit en wordt gevoed.

De gemeente is dan Zijn lichaam, dat Hij verwierf door Zijn Middelaarswerk, en Zijne gaven stort Hij als het ware over in Zijne gemeente.

Het zou ons te ver voeren nader deze verzen te verklaren en te laten zien dat de apostel de gemeente in verband zet met Christus, in samenhang met den ganschen kosmos, de gansche wereld en schepping. Van-Zich-uit vervult Hij alle dingen.

In de eeuwigheid blinken de gereinigde en geheiligde aarde en hemel met wie efin wonen mogen, dan ook geheel van de heerlijkheid van den Heere Christus, en is het alles vol van Zijne goederen.

Zijn naam staat dan op allen geschreven tot verhooging van de heerlijkheid Gods des Vaders (Phil. 2 : 12). Maar de gemeente is Zijn lichaam, waarvan Hij het Hoofd is.

Dat lichaam van Christus wordt opgebouwd, het groeit en wast (Eph. 4 : 12).

En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente. Hij die het begin is, de Eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in allen de eerste zou zijn (Coll. 1 : 18).

De apostel had gesproken van de betrekking. die er is tusschen gansch de schepping, al het geschapene, en den Zoon; nu stelt Hij in het licht, in den nauwsten samenhang met het voorafgaande, in welke betrekking deze Christus staat tot het geheel der herschepping.

Geen enkele macht of kracht in de schepping bestaat los van den Zoon en mitsdien van den Christus. Deze Christus nu is het Hoofd der Kerk. Hij heeft alle regeermacht over haar, maar óók zij-isvan-Hem. Hij zorgt voor haar als Zijn lichaam. Het is van het hoogste belang de waarheden, die men afzonderlijk beziet weer in hun verband te zetten om de waarheid niet te beknotten en te verkrachten. In Gods raad is alles verbonden, is eene eenheid met groote verscheidenheid. Zoo kunt ge de voorzienigheid totaal niet losmaken van Christus en evenmin dus de algemeene en bijzondere genade van Christus. Als wij niet bij machte blijken den samenhang te verstaan zullen wij blijven staan voor hetgeen de Schrift ons leert en ons wachtefi voor het opbouwen van verstandssystemen, die misschien de rede eenigermate bevredigen maar voor 't geloof niet te aanvaarden zijn. Dat wil óók zeggen: door het geheiligd verstand worden afgewezen.

Het dwaze Gods is wijzer dan de menschen.

Maar ik keer terug tot het antwoord van onzen catechismus.

Christus is in den hemel in ons vleesch, in onze natuur.

Dat beteekent iets groots voor Zijn lichaam, voor Zijne gemeente, dat Hij haar Hoofd is als de Christus in den hemel in haar vleesch.

Hij droeg de menschelijke natuur den hemel in zonder dood. Zoo biedt de hemel een levenswereld voor ziel en lichaam beide.

De aard van dit lichaam draagt een bijzonder karakter, het is verheerlijkt-vleesch. Onverderfelijk en onsterfelijk; de dood zit er niet meer in.

In dit ons vleesch behoudt Hij eeuwiglijk. Nooit, neen nooit, legt Hij onze natuur af in ziel en lichaam. Wanneer Ik heengegaan zal zijn en u plaats bereid zal hebben, zoo kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij moogt zijn waar Ik ben. Zoo mogen wij dus belijden dat Christus onze natuur in den hemel heeft gebracht, als waarachtig mensch.

Zoo is onze natuur in Hem daar als een pand voor Gods gemeente. Een pand waarvan? Hiervan, dat Hij als Hoofd ons. Zijne lidmaten, ook tot Zich zal nemen.

Niet alleen bij het sterven van stonde aan bij Jezus naar den geest, maar zeer bepaald is daar de belofte dat onze sterfelijke en verderfelijke lichamen eenmaal ten

hemel zullen ingaan in den dag des Heeren.

Daarvan is ons vleesch in den hemel, in Jezus onzen Heere, een zeker pand.

Dit waarborgt onze hemelvaart naar het lichaam. Een pand, gij weet wat dit is?

Stel, gij hebt geld nodig en nu leent gij tegen een pand, gij deponeert uw horloge. Zoo is uw horloge voor denleener een pand.

Het is wel een wonderlijke gedachte, dat de catechismus hier dus zegt: wij hebben • Jezus onze natuur meegegeven, dat is ons een zeker pand, dat Hij ons tot Zich nemen zal. Waar Ik ben, zal óók Mijn dienaar zijn.

Zou nu deze waarheid wel worden beleefd, gelijk behoort, in de gemeente des Heeren? Denk hier eens over na voor u-zelf. Jubelt gij wel eens in het geloof, ik heb een zeker pand in den hemel van mijn hemelvaart naar ziel en lichaam, van verheerlijking en zekere Thuis-komst! Dan ligt de aarde beneden ons en is Jezus in ons hart, dan zien wij over dood en graf, tellen de eeuwen als seconden, en belijden met Job: Ik zal uit mijn vleesch God aanschouwen.

Dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen en dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen. En alzoo zullen wij altijd met den Heere wezen.

Blijde-toekomst, ook al wordt die toekomst slechts bereid langs den weg van het graf en den dood' die zijn prikkel verloor.

Zal ik klaagtonen aanheffen over het lage leven van Gods gemeente? Neen, ik doe het niet, de waarheid moge heden voor zichzelf spreken en zij moge gerechtvaardigd worden van hare kinderen.

De derde vrucht van de hemelvaart onzes Heeren is de volgende:

Dat Hij ons Zijnen Geest als een tegenpand zendt, door welks kracht wij zoeken wat boven is waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods en niet wat op de aarde is."

* Aldus ons antwoord in het derde lid. Pand en tegenpand. Wij hebben onze natuur als pand in den hemel, dat Hij ons tot zich nemen zal. En wat gaf nu de Heere Jezus als tegenpand? Hij gaf Zijnen Geest, zegt het antwoord. Denk u twee scheidende vrienden, die als teeken van wederzijdsche trouw over en weer bij het scheiden iets meegeven of nazenden.

De Kerk gaf aan den Heere Christus bij Zijn hemelvaart haar vleesch mee, aan Hem als haar Hoofd. En wat doet de Zaligmaker? Hij zend Zijnen Geest als tegenpand. Hij had gezegd: Ik zal den Vader bidden en die zal u een anderen Trooster geven, die bij u zal blijven in der eeuwigheid.

Nu deed Hij dit nadat Hij ten hemel was gevaren. En bij de uitstorting des Heiligen Geestes, tien dagen na hemelvaart, loste Hij Zijne belofte in. Hij zond den Geest, stortte dien uit in de Kerk, die haar in alle waarheid leidt, het uit Christus neemt en der gemeente verkondigt.

Hij, het Hoofd, is reeds Thuis in het Vaderhuis met zijn vele woningen. Hij zendt den Geest, die nu woont in Zijne gemeente en aan dien Geest krijgen wij slechts deel in verband met Zijn lichaam. gelijk die Geest ons in Zijn lichaam inlijft, zoodat wij den Heere Christus als Hoofd ook waarlijk kennen en aanbidden, want niemand kan zeggen Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest.

Daarom is de groote levensvraag: hebben wij den Geest ontvangen? De Geest kan alleen rusten in het offer. Hij is geen concurrent van Christus, maar medewerker met Hem en den Vader. Zoolang wij niet met God verzoend zijn door het geloof des Zoons, opent de Geest de betrekking tot God als onze Vader niet. Daarom moeten wij wel acht geven op deze orde des heils. Zeker kan een mensch vertroosting kennen, een geloofsgezicht op den Heere Jezus genieten, vruchten eten van den boom des levens, en toch geen zekerheid des heils bezitten, geen uitziend verlangen om bij den Heere te zijn. De catechismus spreekt hier als in Zondag 1 vanuit den eenigen troost in leven en sterven het eigendom van Christus te zijn, gekocht met Zijn bloed. Dan gaat een nieuwe wereld voor ons open, tevoren bijkans onbekend.

Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede met God. De Geest is onderpand der erfenis. In den Geest hebben wij een zalig bezit, dat ons tevens heenwijst naar boven, ons onthecht van de aarde.

Hij zendt een tegenpand, anders zouden zij niet alleen hun Hoofd vergeten, maar ook geestelijk versterven. Maar is dan de band met Christus vervangen door het bezit des Geestes? Volstrekt niet, want de Geest wijst ons op Christus niet alleen, doch verbindt ons met Hem, zoodat wij het trekken der liefde kennen en het uitgetild worden boven deze wereld. Christus onderhoudt correspondentie met Zijne Bruid op aarde, door Zijn Woord en Geest. De Geest past het Woord toe ook op het punt van pand en tegenpand, zoodat wij mogen weten en genieten, hetgeen wij in Christus hebben. Als een man in het buitenland toeft om daar te werken, dan onderhoudt hij_ correspondentie en stuurt leeftocht. Straks schrijft hij, dat het gezin maar moet overkomen om samen te wonen. Ook voor de reiskosten staat Hij in.

Door de kracht van dien Geest zoeken wij wat boven is, waar Christus is, en niet hetgeen op de aarde is.

Gods kinderen zijn met Christus opgewekt, dat is één der vruchten van Paschen gelijk wij met Goeden Vrijdag met Hem sterven. In verbinding nu met die geestelijke opwekking volgen wij Christus als Hij ten hemel vaart, want wij zijn Zijn leven deelachtig. Lezer, gij maakt toch toepassing voor uzelf?

Dit leven is van boven en trekt naar boven, het is niet van beneden, uit de aarde. Zoeken wat boven is, doOr de kracht van den Geest, als tegenpand.

Neen, Gods kinderen zijn geen sterrekijkers, of onderzoekers van de maan, ook al zien zij daarheen op met Abraham om verwonderd het getal der lidmaten van Christus te zien, en het beeld der Kerk waar te nemen, maar de dingen die boven zijn, zijn hemelsche dingen. De gedaante dezer wereld toch gaat voorbij.

Het graf der zonde is verlaten, de vaalt van eigen godsdienst vervangen door een dienen Gods in geest en waarheid. Paulus schrijft van dat zoeken van de dingen die boven zijn, waar Christus is! Zij leven matig en in godzaligheid in deze tegenwoordige wereld, bezittende als niet bezittende, de wereld gebruikende als niet misbruikende, opgetrokken naar de onzienlijke wereld van Gods heerlijkheid. Daar boven is Jezus en de geesten der volmaakt rechtvaardigen omringen den troon. Wij zijn geen kluizenaar of wereldverachter, maar toch zijn wij hier vreemdelingen en pelgrims naar het Vaderland. Geen zorg hebben wij voor roem of eer van menschen. Gij zijt niet van de wereld, gelijk Ik niet van de wereld ben.

Uwe inzettingen zijn mij gezangen geweest ter plaatse mijner vreemdelingschappen, zingt de harpenaar van het koninklijke hof.

De dingen die boven zijn... de Vader in zijn gevende liefde, de Zoon in Zijn Zelfofferande en de Geest in Zijn gemeenschap. De werken van Gods handen worden gezien in Gods licht. De weg des levens is den verstandige naar boven, opdat hij afwijke van de hel beneden.

De vermaning luidt: maar gij, o mensch Gods, vliedt deze dingen en jaagt na, gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid. Oefen u-zelven tot godzaligheid.

Hoor den dichter zingen: o God, gij zijt mijn God! ik zoek U in den dageraad, mijne ziel dorst naar U, mijn vleesch verlangt naar U. En dan weer: Met mijne ziel heb ik U begeerd in den nacht, ook zal mijn geest, die in het binnenste van mij is, U vroeg zoeken. En daar boven is Christus, zittende aan de rechterhand Gods.

Hij heeft in zichzelven alles meegenomen naar den hemel, waardoor wij verlost en zalig kunnen zijn, waardoor ook de gedaante dezer wereld zal voorbijgaan.

Waar Christus is, daar ligt het centrum, het hemelsche middelpunt van het leven der Kerk, maar ook van heel de wereldgeschiedenis.

Geen wonder dat door de kracht van •het tegenpand, de Heilige Geest, Paulus kon zeggen: Ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te zijn en met Christus te wezen, want dat is zeer verre — ja zeer verre — het beste, maar... te blijven is noodiger om uwentwil. —

O, dat niet slechts één gedachte opstijge als de leeuwerik, maar alle gedachten als een vlucht duiven naar omhoog, om den koers te zoeken eri te vinden naar den hemel, onthecht aan de aarde. Ja, dan leeren wij ook de aardsche dingen bezorgen met bedoelingen, die van boven zijn, die de Heilige Geest leert.

De met Christus verrezen natuur zoekt, door de kracht des Geestes als tegenpand van Christus gezonden, de hemelsche dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn. Wat goed is voor de dooden is onbetamelijk voor de levenden. Het bedenken des vleesches is de dood, maar het bedenken des Geestes is leven en vrede. Van

den natuurlijken mensch wordt gezegd dat hij aardsche dingen bedenkt.

De Geest bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. Op deze aarde zijn lijmstokken en putten zorgvuldig bedekt, zijn kooien met lokmiddelen, om ons te verderven. Zegt gij nog met Ezau: laat mij slorpen van dat roode daar? Die aardsche dingen bedenken, welker einde is het verderf.

Die de wereld verkiest En daardoor God verliest, Als het gaat op een sterven, Moet hij beide derven!

Velen wandelen anders, zegt de apostel, welker einde is het verderf, welker God is de buik, en welker heerlijkheid is in hunne schande, dewelke aardsche dingen bedenken.

* * *

Christus is in den hemel voor het aangezicht Zijns Vaders.

Hij is onze Voorspreker hierboven. De Yoorlooper Jezus is ingegaan in het binnenste Heiligdom. En zoo wanneer Ik plaats zal bereid hebben, kom Ik weder, en zal u tot Mij nemen, opdat gij zijn moogt waar Ik ben.

Zalige toekomst voor al Gods kinderen. Ook voor u? Loop niet over deze vraag heen, want zij beheerscht uw eeuwig wel of wee. Gij kunt niet voor de aarde leven en op den hemel hopen. Maar, zegt een ander, het is alles zoo hoog, ik kan er niet bij, ik mag wel eens den Heere ontmoeten, doch zoo genoten, zoo weer toegesloten.

En dan sta ik weer even arm als tevoren. En dat is... ja, wat is dat? Gij wilt toch niet zeggen, dat is het leven van Gods pelgrims? Als dat zoo is, dan is Gods Woord niet waarachtig. Zou het niet beter zijn te erkennen dat gij leugenachtig zijt. Wat de onderwijzer hier leert is Bijbelsch, wordt waarlijk beleefd. Omdat gij het niet kent, mag ik toch Gods Woord niet verdraaien, gelijk zoovelen doen ook onder de predikers.

De Geest, als tegenpand, leidt ons naar het pand in den hemel, Christus in onze natuur; doet door Zijn kracht zoeken de dingen, die boven zijn en niet die op de aarde zijn. Dat leert Gods onfeilbaar Woord, zoo mogen we het worstelend beleven.

Vraag toch den Heere en rust niet totdat gij inlevend u kunt vinden in dit antwoord, van de vruchten van de hemelvaart.

Ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, verzadigd met Uw Goddelijk beeld. Het is vallen en opstaan, zuchten en worstelen altijd weer, maar toch zoeken de dingen die boven zijn, den Geest hebben als tegenpand, en daarom beleven van vrede met God. Zoo is er blijdschap in het gelooven en verlangen in de hoop.

Hier is nu een grondig kenmerk van het genadeleven in Gods Kerk, hier is de geestelijke thermometer, om de warmte uwer ziel te bepalen.

Hier is een toetssteen des levens. Maar ik ga besluiten.

Eer onze zwerftocht begon lag feestkleed al kaar. het

Ik laat u met deze verklaring achter voor het aangezicht des Heeren. Welt het uit uw hart en ziet gij uw leven erin btflicht wat iemand zong:

Het zal niet lang meer duren. Hebt slechts een poos geduld. Nog maar een vlucht van uren En 't uitzicht is vervuld.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 1948

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 1948

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's