Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PINKSTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PINKSTEREN

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 2 : 22—23; 32—33: ij Israëlietische mannen! hoort deze woorden: ezus de Nazarener. een Man van God, onder ulieden betoond door krachten, en wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in het midden van u. gelijk ook gijzelve weet; Deze, door de bepaalde raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen, en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood; Deze Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn. Hij dan', door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. (Men leze vooraf de ganse Pinksterrede: and. 2 : 14—36).

Pinksterfeest is het feest van de volheid van Geest en Leven. Het volle leven, vrucht des Geestes en der kracht Gods, breekt zich baan als een bruisende bergstroom, die door niets is te stuiten. Hierbij worden we bepaald, als we wederom stilstaan bij het grote heilsfeit van de uitstorting van de Heilige Geest op de eerste Pinkstermorgen. Ontzetting en verwondering greep de menigte aan bij het horen van het getuigen der eerste Pinksterkinderen, die zojuist waren geboren. Het geboorteuur der Pinksterkinderen was geslagen, toen er haastelijk uit de hemel een geluid geschiedde, gelijk als van een geweldig gedreven wind, en er verdeelde tongen als van vuur gezien werden: En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. En allen, die het hoorden, ontzetten zich en zeiden: Ziet, zijn niet alle deze, die daar spreken, Galileërs? En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal... de grote werken Gods spreken?

Het is ook te verstaan, dat er ontroering en verbazing door de samengestroomde menigte voeren, want hier is wat nieuws gewrocht door Gods almachtige hand. Verwondert u, gij mensen en ook gij engelen, want hier zijn dingen, die voordien niet geweest zijn. Op deze eerste Nieuw-Testamentische Pinkstermorgen brak toch aan de bedeling van het Pinksterkindschap. Pinksterkinderen toch in de volle en rijke zin des woords werden op die morgen voor het eerst geboren, en kunnen er naar de bedeling van Gods genadeverbond sindsdien pas zijn. Nimmer nog had de Geest in zulk een kracht en rijkdom woning genomen in de Kerk dan op deze eerste Pinkstermorgen. De Heilige Geest kan niet rusten dan in de heerlijkheid van Christus. Zo moest dan Christus verheerlijkt zijn en ten hemel gevaren, moest Hij Zijn arbeid en genoegdoening, Zijn offer en overwinning ingedragen hebben in het hemelse heiligdom voor het aangezicht des Vaders, wilde de Geest als Verheerlijker van Vader en Zoon kunnen indalen in het hart der gemeente Gods, gezonden van de Vader, gegeven door de Zoon. De voorgaande heilsfeiten openen de weg voor dit laatste heilsfeit. Kerst brengt de vleeswording des Woords, op Goede Vrijdag krijgt de zoenofferande van de Vleesgewordene Zone Gods haar beslag, Pasen brengt de verwinning van dood, hel en graf. Dan triumfeert de Levensvorst, Die dood is geweest. Doch Hemelvaart is evenzeer nodig. Dan wordt dé Koning bovenal gekroonde Koning, opvarende in de hoogte, en de gevangenis gevankelijk voerende, en gaven nemende om uit te delen onder de mensen. Daarom getuigde Petrus: Hij dan, door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de beloften des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. Pinksteren brengt de volheid Gods, des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, in het hart der Kerk, en breekt de mond ook open om uit die volheid te getuigen. Zo kon het voordien niet, zo mag het nu geschieden. In de overdenking van onze tekst, genomen uit Petrus' Pinksterrede, willen we letten op een vijftal zaken, die bijzonder het kenmerk dragen van vrucht te zijn van bediening van de Pinkstergeest in het hart der Kerk.

Wij willen ze als volgt formuleren:

le. De Pinkstergeest breekt de mond open tot verheerlijking van Christus. 2e. Hij geeft troostrijk gezicht ih de Raad des heils. 3e. Hij doet zien op de gekroonde Koning. 4e. Hij maakt moedig als een jonge leeuw. 5e. Hij ontdekt de bron van alle zegeningen.

le. De Pinkstergeest breekt de mond open tot verheerlijking van Christus.

De Pinksterrede van de heilige apostel Petrus kan ons veel leren. Zij ontsluit ons allereerst, dat de Pinkstergeest de mond openbreekt tot verheerlijking van Christus en in Christus van God-Drieënig. Zeker, er waren voordien ook wel Christusverheerlijkende woorden van Zijn lippen gevloeid. Denk slechts aan zijn belijdenis in de* delen van Césaréa Filippi: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Doch ten eerste was zijn mond hierin zijn hart ver vooruit, ook al was het een hartebelijdenis blijkens Jezus' woord: Vlees en bloed hebben dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En ten tweede was het niet, kon het niet zijn een getuigenis aangaande - de verheerlijkte Christus, Die met Zijn volbrachte arbeid ingegaan is in het hemels heiligdom om als eeuwige Hogepriester Zijner Kerk daar bezig te zijn, en op de grondslag van Zijn hogepriesterlijke bediening, gezeten aan de Rechterhand Zijns Vaders, als het verheerlijkte Hoofd Zijn gemeente te regeren door Zijn Geest. Immers dit was nog niet. En toen het wel een feit was, n.1. met Hemelvaart, toen moest toch gewacht worden in Jeruzalem, totdat zou zijn aangedaan met kracht uit de hoogte, naar de belofte van de scheidende Christus: Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn... Daarom was er nog - nimmet zó Christus-en God-Drieënig-verheerlijkende taal uit zijn mond gekomen, gelijk dat heden geschieden mocht. Want volle verheerlijking van Christus brengt verheerlijking van God-Drieënig, ook des Vaders en des Heiligen Geestes.

Ik zoek Mijn eer niet, zo sprak eenmaal Immanuël, ...maar Ik eer Mijn Vader. En de Heilige Geest zal in de kennis van Christus en in de roem van Christus gekend en geroemd worden als de Trooster, de Paracleet, de Verzegelaar der genade Gods in Christus. De Geest des Vaders en des Zoon moest woning nemen in het hart en de kennis van-de volheid des heils van God in Christus er in uitstorten om de tong te doen zijn als de pen eens vaardigen schrijvers tot ere Gods, des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. En we voegen er maar terstond aan toe: it alles gold niet slechts voor de jongeren, wier geestelijke geloofskennis in haar ontwikkeling gelijke tred hield met de ontwikkeling der heilsgeschiedenis in de opeenvolging der heilsfeiten, maar dit alles geldt ook nu ten opzichte van de persoonlijke toepassing van het heil aan het hart des zondaars, ook al leven we na de heilsfeiten en hebben we daarvan voorwerpelijke kennis. Het gaat hier toch om het getuigenis des geloofs. En hetgeen niet ingeleefd is in het geloof, daarvan en daaruit kan ook niet gesproken worden. .Het getuigen door de mond correspondeert met de kennis des geloofs des harten. Ik heb geloofd; daarom sprak is (Ps. 116:10). Daarom maakt iemands spraak hem ook openbaar, en kan het zeer goed zijn, dat hem, ook al mag hij spreken en zelfs met zijn hart er bij zijn, moet gezegd worden, tegen zijn gedachte in: at is toch niet de Pinkstertaai van het Pinksterkind uit de bediening van de Pinkstergeest.

Het moge uit het vervolg nog duidelijker worden. Petrus mag thans spreken vanuit zijn ingaan in het geloof in de verheerlijking van Christus aan de rechterhand Zijns Vaders, terwijl de geschonken Geest des Vaders en des Zoons in hem getuigt. Hij spreekt dus vanuit de verheerlijking van het Hoofd der gemeente, zijn Hoofd. En vanuit de hartekennis van Zijn verheerlijkte Koning Immanuël, gezeten aan de rechterhand Gods, mag hij spreken over en uit het kruis en de opstanding en de hemelvaart van Christus. Hij spreekt niet vanuit het kruis naar het zitten van Christus op de troon aes hemels heen, doch de Pinkstergeest leidt hem in in de troostrijke en zalige werkelijkheid van Sions Koning in de heerlijkheid, om van daaruit hem getuigend te doen spreken over Zijn Kruis en opwekking van de Vader. Zijn mond mag vertolken, wat er in het hart leeft, n.1. het wondere heilsgeheim, dat zijn verheerlijkte Levensvorst

thans Zijn gaven en zegeningen uitgestort heeft en uitstort, welke Hij in de weg van Zijn kruis en opstanding verworven heeft. Zo komt Petrus vanzelf uit bij de • verheerlijking van de Drieënige God. Vanuit de kennis van de verheerlijkte Christus komt hij bij de Vader, Die Zijn Zoon heeft overgegeven naar de bepaalde Raad, maar ook opgewekt heeft en ter rechterhand gezet heeft, en komt hij ook bij de Heilige Geest, Die als Trooster met de ganse door Christus verworven buit, van de Vader door het verheerlijkt Hoofd der gemeente neergezonden wordt, opdat-de leden des lichaams zullen delen in de bezittingen van het Hoofd: Hij dan... heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. En dit spreken, dit vertellen der grote werken Gods, is als levend water, opwellend uit de fontein der gemeenschap met de Drieënige. Het welt op uit het Vaderhart Gods en stroomt door Petrus naar buiten de wereld in, en het maakt de wateren van de dode volkerenzee gezond, zodat er straks een rijke vangst wordt binnengehaald.

Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien.

Leest nu Petrus' Pinksterrede eens, en verwondert ge u dan niet? Petrus heeft het geheel niet over zichzelf, over zijn ervaringen, over de diepe wegen, waardoor hij geleid is, de afgronden, waarlangs hij gevoerd is, maar Zijn mond loopt over van het heilsgebeuren Gods in Christus, dat thans voor zijn hart klaar open ligt, en waarin hij zich verliest. Hij wordt verslonden in de kennis van Christus en God in Christus in de Geest, " en daaruit moet hij spreken: Want deze zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst de derde ure van de dag. Maar dit is het, wat gesproken is door de profeet Joël ..

Wat een andere taal is toch Pinkstertaal, dan welke we meestal vernemen. Kan het u soms wel eens vermoeien, lezer, altijd weer diezelfde klanken te beluisteren, waarbij het altijd maar blijft cirkelen om de mens en zijn wederwaardigheden. Deze of gene heeft een sprekende mond gekregen, zo vernemen we dan. Maar ach, wat stelt het vaak te leur, als die sprekende mond gehoord wordt. Ach neen, we verachten geenszins de dag der kleine dingen. Maar wat moest er in Sion droefheid zijn, omdat er zo weinig besef is, wat Pinkstertaai is, en nog minder kennis van de Pinkstertaai is. Of zijt gij, lezer of lezeres, misschien iemand, die wel die heerlijke taal niet spreken kunt, maar toch met heimwee uw weg gaat (overigens niet begrepen door uw omgeving, ook niet door velen van Gods kinderen), met heimwee in het hart naar die kennis, die de Pinkstergeest bijbrengt, die volheid, die uit Zijn inwonende bediening ontvangen wordt. Uw hart hunkert naar de verheerlijking Gods en om die God als een God van volkomen zaligheid te mogen prijzen en roemen? Uw uitzien is, dat die Godverheerlijkende taal uw mond vervullen mag? Dan verstaat ge, wat we bedoelen. Het gaat er niet om om de ervaringen en de inlevingen van eigen bestaan te verachten en te verwerpen. Verre van daar. Maar. het gaat er wel om, dat we zelf met dat alles schoon uit het middelpunt worden gezet, en dat Gods Naam van onder onze tong verheerlijkt behoort te worden, dat ook in ons spreken al ons spreken over eigen belevenissen onderworpen wordt aan het Loflied Gode en het Lam, gezongen in de diepte onzer algehele onwaardigheid.

Wat klinken de tonen, die de Pinkstergeest aan de harp des harten ontlokt, klaar en zuiver. Pinkstertaai spreken is een uitgieten van de ziel door de mond in een plengoffer voor onze dierbare Bruidegom, Zijn Vader en Zijn Geest; is met kinderlijke teerheid in de Vader naam roemen en van de Geest getuigen: Deze Geest getuigt met onze Geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus.

Pinkstertaai is niet een spreken uit een geloofsgezicht op het kruis, Jioe rijk dat ook zijn kan en hoe aangenaam ook om te horen, maar is vrucht van een ingaan in het geloof in de gemeenschap met Christus in de hemel der hemelen als Profeet, Priester en Koning en in Hem met de Vader, door de Heilige Geest. Daarom ontlokt de Pmkstergeest aan het hart het lied: Dan vloeit mijn mond steeds over van Uw eer, gelijk een bron zich uitstort op de velden.

Mijn hart zal steeds op U vertrouwen; Mijn mond vindt tot Uw lof Gedurig ruimer stof, En zal Uw recht en heil ontvouwen; Schoon ik de reeks dier schatten Kan tellen noch bevatten.

Ik zal blijmoedig henen treden In 's Heeren mogendheid. Mijn hart is uitgebreid, O Heer', om Uw gerechtigheden. Ja die alleen, te prijzen, Op aangename wijze.

Zeg mij, waartoe hebt gij vandaag uw mond geopend? Enkel voor ijdel geklap? Om te overleggen, hoe ge deze Pinksterdagen in ijdelheid zult doorbrengen? O, bedenk toch, dat gij hiermede eenmaal in het gericht zult staan. En wat dan? Uw eigen mond en woorden zullen u veroordelen. Lees art. 37 van onze Belijdenis eens na: Ja, de mensen zullen rekenschap geven van alle woorden, die zij gesproken zullen hebben, die de wereld niet dan voor kinderspel en tijdverdrijf acht. Ga niet door in uw weg, maar roep God aan, dat Hij om Christus' wille u een mond geve om Zijn Naam te prijzen.

Of werd uw mond wel eens geopend om de heerlijkheid van het Lam te prijzen, terwijl ge nu verslagen bij uzelf constateert: Toch is mij deze Pinkstertaai vreemd. Kom, de Pinkstergeest heeft woning genomen in de Kerk om Pinksterkinderen të verwekken. De belofte: Uw zonen en uw dochters zullen profeteren en uw jongelingen zullen gezichten zien, geldt ook voor heden. Leg er de vinger eens bij voor het aangezicht Gods en breidt tevens al de brieven uit. die gij van uw inwendige en uitwendige smaders ontvangt.

Zo maakt dan • Pinksteren de band der tong los. Hier gloeit een kole vuurs van het altaar in het heiligdom, hier vloeien de wateren daar heen in de vertolking van wat God gedaan heeft.

Stipten we reeds aan, waaruit deze Godverheerlijkende taal opkomt, we willen nu nader daarbij stilstaan in de ontvouwing van ons tweede punt:

2e. De Pinkstergeest geeft troostrijk gezicht in de Raad des heils.

Met de uitstorting des Heiligen Geestes worden voor de Kerk de sluiers weggenomen. welke tot dan toe voor de schatkamers der heilgeheimen hebben gehangen. Nu wordt eerst in de diepten des hemels geblikt door een open deur, en hemels licht valt over Immanuëls weg hier op aarde en over eigen bestaan. Ja, een geweldig gezicht ontrolt zich voor het geloofsoog der Kerk, reikende van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Bij dat licht, waarin nu God Zijn gemeente zet, wordt alles transparant, doorzichtig.

O, door welke huiveringwekkende diepten werden de jongeren in het verleden gevoerd. In hun volgen van de Meester ging het door de dalen van versmading en verguizing, waarbij alle vleselijke en aardse verwachtingen werden te pletter geslagen.

En zij verstonden niet.

Dat was het benauwende! Als hen gevraagd werd: Kunt gij de drinkbeker drinken, die Ik drinke en met de doop gedoopt worden, waarmede Ik gedoopt word? ant-' woordden zij wel: Wij kunnen, doch daarmede legden zij dan ook getuigenis af, dat zij niet verstonden. Zij verstonden de Schriften niet, zij verstonden de weg van Christus als de Man van smarte niet, de weg, die Hij moest afleggen tot hun verlossing, en zij verstonden de Raad des heils niet. Hoe zou het ook kunnen, waar er geen licht der ware kennis meer in ons gevonden wordt. Daarom zonken ze dan ook in de afgrond, toen het kruis werd opgericht. En dat ze er niet in verzonken zijn, dat zij niet omgekomen zijn in wanhoop, is alleen, omdat ze vastgehouden werden door een onzichtbare hand, en dat er een vonk in de diepte, onder de grauwe as, smeulende werd gehouden. Doch zij wisten dat niet. Zij waren het zich niet bewust, doch liepen slechts in raadselen.

Wel kwam er rijke verademing, toen de opstandingsmare hen bereikte en ze ook persoonlijk door de Levensvorst werden opgezocht, doch de schatten des heils, die in de Opstanding van hun Heere van de doden en in het ledige, open graf besloten lagen, bleven toch nog voor het grootste deel verborgen voor hun gemoed. Ze konden nog niet roemen in de verlossing en in de verzoening met God en in de vrede in de Heilige Geest. Zelfs Hemelvaart bracht dit niet, want hoe zouden ze met hun blik heendringen door de wolk, die Jezus voor hun ogen wegnam. Wel kregen zij de belofte van Zijn wederkomst, maar de hemel bleef gesloten, zodat ze

niet konden inblikken in de Raad des heils. Nochtans hadden ze wel een open troon, want ze waren in deze hunne weesdagen eendrachtig volhardende in het bidden en smeken.

Doch nu was Pinksteren aangebroken. De belofte des Vaders was nedergezonden. De Geest des Vaders en des Zoons, Die beide de Vader en de Zoon verheerlijkt, was uitgestort in de harten. De sluiers werden weggenomen, de hemel lag open voor het zielsoog en daar blikten ze in het geloof, verstaande de Schriften, in de heerlijke heilsraad van de Drieënige God. O, welk een licht ging op over de diepten van Golgotha, Pasen en Hemelvaart. We horen het uit Petrus' getuigenis: Jezus, de Nazarener, een Man van God, onder ulieden betoond door krachten, en wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft... Deze, door de bepaalde raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij... aan het kruis gehecht.

Het kruis, zo doet de Pinkstergeest in het geloof inzien en inleven, was naar de Raad Gods. Het openbaart onze vijandschap tegen God, ons verwerpen van God. En nochtans naar Zijn Raad. We staren in verbijsterende diepten. In het kruis werd het heilsplan volvoerd. Dit was de weg Gods: Door lijden tot heerlijkheid.

En de opstanding van de doden was naar de heilsraad Gods, tot verlossing Zijns volks, gelijk we ook Petrus horen zeggen: Weilke God opgewekt heeft, de •smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij van 'dezelve dood zou gehouden worden. De 'dood moest zijn prooi loslaten en als in barensweeën uitstoten, om zelf in de geboorte van Sion in de opstanding van de Vorst des Levens, te sterven.

Naar de Raad Gods.

En het waarom en waartoe wordt door de Pinkstergeest aan het hart der Kerk verklaard.

Daarom moest de weemoed, die Hemelvaart nog in het hart deed komen, omdat immers Jezus in Zijn zichtbare verschijning hier op aarde werd weggenomen, en zij als verweesde kinderen achterbleven, op Pinksteren plaats maken voor diepe vreugde, bewondering en aanbidding, want de Raad des heils lag nu open voor het zielsoog, zodat inlevend verstaan werd, dat Hij slechts heengegaan is naar Zijn Vader om heerlijker en voller met de Vader weder te keren in de Heilige Geest, de Trooster, Die in al de waarheid leiden zal. Deze zal het uit het Mijne nemen en u verkondigen, zo had Jezus gesproken. Nu is daar de rijke vervulling. We gedenken ook Zijn Woord: o iemand Mij liefheeft, die zal Mijn Woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken (Joh. 14 : 23).

Zo ging Hij heen om eeuwig met Zijn Kerk te zijn en de volheid der kennis daarvan en van troost, licht en kracht daardoor uit te storten in het hart der Zijnen. Zo zeer als de apostelen zich voor Pinksteren tegen de Raad Gods verzet hadden, omdat zij er niet in konden blikken en hem daarom niet kenden, zo zeer verheugen zij z o zich nu met aanbidding in diezelfde Raad, nu, nu Christus verheerlijkt is en Zijn Geest is gekomen en zij in de Goddelijke • huishouding van het Genadeverbond mogen ingaan in het geloof. O, hoe ligt alles nu open voor het gemoed. De inhoud der Schriften wordt uitgestort in hun ziel. Hoe mag thans Petrus dê Schriften verstaan, zoals bijzonder blijkt uit deze rede, diezelfde Petrus, van wie ook geschreven staat: Want zij verstonden nog de Schriften niet.

Zie, dat is Pinksterinzicht, dat is oogstfeest voor eigen hart. Zeker, Pinksteren heeft ook een andere oogstvrucht, n.1. dat de Geest, Die woning heeft genomen in de Kerk, nu de Kerk maakt tot Zendingskerk en vanuit de Kerk gaat oogsten van de velden in bekering van zondaren, die, zich op de borst slaande, gaan roepen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? Deze dag des oogstes, die begon met de eerstelingen-inzameling van drie duizend zielen, is nog fliet ten einde, ook al neigt het naar de avond en al worden volle wagens zelden meer binnengehaald. Het lijkt meer op de nalezingen. Wat moeten of mogen we antwoorden op de vraag, of we ook van de akker gehaald werden?

Maar heden worden we bepaald bij de oogst der kennis Gods, van leven en troost, die in het hart der Kerk wordt binnengehaald. Hieraan mag niet worden voorbijgegaan. Pinksteren gaat niet op in het feit, dat God Zijn Kerk maakt-tot een Zendingskerk. De Kerk kan zelfs geen Zendingskerk zijn, als zij niet voor eigen hart oogstfeest heeft leren vieren. Als Pinkster-gemeente gaat zij uit met het Evangelie der genade en kan en mag zij de reine spraak des Woords wenden tot alle volken. Daarom is de oogst, die de Kerk op Pinkstermorgen in het hart mag binnenhalen, in orde, eerst dan volgt het oogsten van de velden der wereld, waarbij de verborgen Kerk te voorschijn geroepen wordt. We worden thans bij het oogstfeest in eerste zin bepaald. Pinksteren brengt dus het volle zalige inzicht en inleven in het geloof van de Raad des heils. zoals daarover door Woord en Geest licht opgaat. Er wordt ingegaan in het geloof in de gemeenschap met de Drieënige God, Die van eeuwigheid deze Raad heeft uitgedacht en hem ook heeft uitgewerkt in de tijd.

Deze, door de bepaalde raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde... Deze Jezus heeft God opgewekt... Hij dan, door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.

Laat ons voor het heden nu besluiten met de vraag: Kennen we de Pinkstergeest? Viel de buit van het overwonnen land ons in de hand, schoon niet'mee uitgetogen?

Moge op deze Pinksterdag er gesprek zijn van de Bruidegom met Zijn Pinksterbruid:

Hoe schoon is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan wijn, en de reuk uwer oliën dan alle specerijen!

O Fontein der hoven, Put der levende wateren, die uit Libanon vloeien! Ontwaak, Noordenwind! en kom, Gij Zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat mijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate Zijn edele vruch-ten!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 mei 1948

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

PINKSTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 mei 1948

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's