Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXLIV

Zondag 20 vraag 53

HET ANDERE DEEL Van God den Heiligen Geest

Hei-Vraag. Wat gelooft gij van den ligen Geest?

Antwoord. Eerstelijk, dat Hij tezamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere, dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en alle Zijne weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwiglijk blijve.

De onderwijzer heeft gehandeld over God den Vader en onze schepping, God den Zoon en onze verlossing, naar de belijdenis des geloofs, in de twaalf artikelen vervat, en komt thans toe aan den Heiligen Geest en onze heiligmaking (Zondag 20«—22). Deze afdeeling handelt over den Persoon en het werk van den Heiligen Geest. De catechismus is hier wel zeer beknopt. Dit vindt mede zijn oorzaak in het feit, dat in het stuk van den Geest geen bijzondere diepgaande verschillen aan de orde waren en ook omdat we hier met onvoorstelbare dingen van doen hebben, zoodat de soberheid als aangewezen was bij de behandeling. De

wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, doch gij weet niet vanwaar hij komt, noch waar hij heengaat, alzoo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is.

Toch openbaart de Schrift zeer veel over den Geest en Zijn werk in schepping en herschepping. Het is waar, Zondag 20 is zeer sober en beknopt, maar wij mogen niet vergeten, dat de catechismus op verschillende plaatsen over den Heiligen Geest handelt, al zouden wij hier liever enkele vragen hebben aangetroffen in Zondag 0.

Laten we even terugblikken en opmerken wat tot dusver van den Heiligen Geest is geleerd.

1. vr. Waarom Hij mij ook door zijnen Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert.

8. vr. Tenzij wij door den Geest Gods wedergeboren worden.

21. vr. Een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest in mijn hart werkt.

31. vr. Met den Heiligen Geest gezalfd... die ons met Zijn Woord en Geest - regeert.

35. vr. Menschelijke natuur door de werking des Heiligen Geestes.

49. vr. Zijn Geest tot een tegenpand.

51. vr. Door zijnen Heiligen Geest hehemlsche gaven.

Ook in het vervolg komt nog op verscheidene plaatsen het werk van den Geest ter sprake, vooral ook bij de sacramenten.

Trouwens de reformatie heeft weer volle aandacht besteed aan het werk van den Heiligen Geest, zooals uit hunne geschriften kan blijken.

Maar, zij hebben ook diep gevoeld dat, wie wil voorlichten over den Persoon en het werk van den Heiligen Geest, zelf dringend noodig heeft de - voorlichting van dien Geest. Ik geloof in den Heiligen Geest. Nu stelt hier de catechismus de vraag indirect: wat gelooft gij van den Heiligen Geest? Zoo worden wij meer bepaald bij de leer over den Heiligen Geest, dan dat wij antwoord krijgen op de rechtstreekse beteekenis van het: ik geloof in den Heiligen Geest. Maar het gaat hier ook om de rechte belijdenis van den Geest. Deze moet den leerling worden bijgebracht en daarom kunnen wij de vraag, zooals zij is gesteld, begrijpen.

Maar het gaat dan toch om het geloof in den Heiligen Geest.

De Heilige Geest is de derde Persoon in het goddelijke Wezen. God toch bestaat driepersoonlijk, dit is Zijne bestaanswijze. in tegenstelling met ons menschen. die éénpersoonlijk bestaan. De Heilige Geest nu heet Geest niet, omdat Vader en Zoon geen geest zouden zijn, maar omdat Hij de adem Gods is. Hij wordt dan ook de adem des Almachtigen genoemd. Het woord voor geest is hetzelfde in de Schrift als voor adem en wind. De Geest gaat uit als een adem van Vader en Zoon. Zoo ziet de naam Heilige Geest op de bestaanswijze van den derden Persoon, in wien wij gelooven als God. En Hij wordt heilig geheeten, niet, omdat Hij dit is met uitzondering van Vader en Zoon, doch vanwege Zijn betrekking tot God en de Kerk.

Wij mogen de godheid des Geestes niet achterstellen bij die van Vader en Zoon, en toch eigenlijk meer een kracht van den Geest maken dan Hem aanbidden als God.

Ik geloof in den Heiligen Geest...

Zoo stelt de onderwijzer eerst de kennis van zijn godheid voorop. Want gelooven in kan alléén worden gezegd ten opzichte van God. Hij is tezamen met den Vader en den Zoon eeuwig en waarachtig God. In vraag 25 werd gezegd: deze drie onderscheiden personen zijn de eenige en waarachtige God.

Op schone wijze belijdt de Kerk haar geloof in den Heiligen Geest in artikel 8 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis.

Hij is van eeuwigheid van den Vader en den Zoon uitgaande, welke is in orde de derde persoon der Drievuldigheid. Hij is van eenzelfde wezen, majesteit en heerlijkheid met den Vader en den Zoon. Zijnde waarachtig en eeuwig God, gelijk ons de Schriften leeren. Zoo zet de belijdenis de Kerk aan het werk om de Schriften te onderzoeken omtrent den persoon en het werk van den Geest.

De Heilige Geest is geen kracht Gods, maar zelf God, persoon met eigen bestaanswijze. We moeten echter wel bedenken, dat we ook hier te doen hebben met verborgenheden, die alleen geloofd kunnen worden, maar dan geloofd in den echten, diepen zin des woords, zooals de belijdenis ervan zegt: Dit alles weten wij, zoo uit de getuigenissen der Heilige Schrifture, als ook uit hunne werkingen en voornamelijk uit degene, die wij in ons gevoelen (art. 9 aanvang). De beleefde waarheid der Schrift wordt ons ook hier voorgehouden tot troost en onderrichting in de waarheid Gods.

Maar hoe leert ons nu de Schrift, dat de Heilige Geest zelfstandig persoon is? Vele zijn de getuigenissen des Woords, waarin de Heilige Geest optreedt als hebbende eigen bestaan, evenzeer God als Vader en Zoon.

Ons persoon-zijn wordt bepaald door verstand en wil. Een kracht wordt door een persoon uitgeoefend, maar is zelf enkel uitgeoefende kracht. Zoo is echter de verhouding van den Geest tot Vader en Zoon juist niet. Neen, Hij is Zelf persoon.

Laat de Schrift maar spreken in concrete bewoordingen over dit persoon-zijn van den Geest. Hij wordt de Trooster geheeten door den Zoon in het vleesch. De Geest zegt: Zondert Mij af Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb. En in 1 Corinthe 2 lezen wij: Want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. De Geest is Trooster, de Geest beveelt, de Geest onderzoekt.

De Geest vernieuwt het gelaat des aardrijks (Ps. 104). De Geest spreekt en handelt in de schepping en voorzienigheid. Hij verleent gaven en krachten. Zijn stem wordt gehoord in het geloofsleven der vroxmen, in wet en profeten. Allerwegen is Hij de bewegende oorzaak, die in het verstand en den wil des menschen werkt, teekent Urzinus aan. De hoop der vromen richt zich op de bediening van den Geest. De openbaring in haar ontluiking wordt steeds klaarder ook in de kennis van den Geest, totdat het luidt: De Geest en de Bruid zeggen: kom!

De Heilige Geest dan wordt in de Schrift tegelijk met en naast den Vader en den Zoon genoemd. Het is niet noodig reeksen texten aan te halen, met enkele mogen we thans volstaan. Wij denken aan de doopsformule: Ik doop u in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. En de zegen, die op de gemeente wordt gelegd in den naam des Heeren luidt: De genade van onzen Heere Jezus Christus, de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen.

Reeds aanstonds bij de schepping worden wij bepaald bij de persoonsonderscheiding in het wezen Gods. De Geest wordt onderscheiden van den Vader en den Zoon en zweefde over de wateren, levenwekkend werkzaam in die schepping.

Bij den doop van den Heere Jezus sprak de Vader uit den hemel, de Zoon werd gedoopt en de Geest daalde op Hem neder en bleef op Hem. De Heilige Geest werkt dus zelfstandig. Hij komt over Maria, overschaduwt haar, blijft bij de discipelen en zal in hen zijn, zegt Jezus, als Hij handelt over de uitstorting des Geestes.

De Geest overtuigt de wereld van zonde, gerechtigheid en oordeel. Hij leidt in de waarheid en brengt in gedachtenis de woorden en werken van Jezus. Hij bidt voor de Zijnen en onderwijst hen in de waarheid. Dit alles werkt een en dezelfde Geest, uitdeelende aan een iegelijk gelijk Hij wil.

Ook de Geest bezit vrijmacht, evenals de Vader en de Zoon, maar zij gaan nooit tegen elkander in, het gebruik der vrijmacht is gemeenschappelijk, en toch persoonlijk bij Vader, Zoon en Geest.

De Heilige Geest is de eenige en ware stedehouder van Christus op aarde, gelijk Hij Voorspraak is bij den Vader, na Zijn hemelvaart, opgenomen in heerlijkheid, gezeten aan de rechterhand Gods in de hoogste hemelen.

In de Heilige Schrift is het volkomen hetzelfde of de Vader, of de Zoon of de Heilige Geest spreekt in dezen zin, namelijk, dat het altijd God is die spreekt. Hij is tezamén met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God, zegt ons antwoord.

Alle werken Gods naar buiten zijn werken van de drie personen, elk werkend naar de goddelijke huishouding, in natuur en genade. Zonder de openbaring in de Schrift zouden wij van dit alles niets weten, maar het heeft den Heere behaagd zichzelf te openbaren en ons iets te doen weten van de verborgenheid van Zijn eigen bestaan, het heeft Gode behaagd, ons bekend te maken wie Hij is en hoe Hij wil worden erkend en gediend. In die Schrift getuigt de Geest, zij is Zijn werk in het bijzonder, want de heilige mannen Gods, gedreven door den Heiligen Geest, hebben ze gesproken. De schrijvers waren de instrumenten van den Geest, die Hij

gebruikte als menschen, om ons die wondere gave te schenken van het onbedriegelijk getuigenis des Heeren.

Die Geest heeft sommigen gegeven tot apostelen, sommigen ook tot herders en leeraars tot volmaking der heiligen en opbouw van het lichaam van Christus. En de Geest getuigt dat de Geest de waarheid is. Dat zijn de werkingen, die wij in ons gevoelen, zooals de belijdenis zegt.

Wanneer nu de Heilige Geest de derde persoon wordt genoemd, dan is dit geen aanduiding van rangorde, want Hij is niet laatst of eerst, maar eeuwig God met den Vader en den Zoon.

Zoo is dan de Geest waarlijk persoon. Augustinus merkte op: , , Indien ons bevolen ware den Heiligen Geest een tempel te maken van steen of hout, zou dit een klaar bewijs zijner Godheid zijn; hoeveel klaarder blijkt dan dezelve daaruit, dat ons niet bevolen is Hem een tempel te maken, maar dat wijzelven zijn tempel moeten zijn."

Laten wij thans nog enkele gegevens der Schrift aanhalen om deze zaak van de persoonlijkheid en de Godheid des Geestes nader aan te wijzen. Want immers alleen het Woord onzes Gods kan ons onderwijzen in de waarheid dezer verborgenheid.

De Heilige Geest draagt goddelijke namen, wordt God genoemd. Denk aan de geschiedenis van Ananias en Saffira (Hand. 5). Petrus zegt tot den leugenaar: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt; gij hebt niet den menschen gelogen, maar Gode.

Hij is vol van goddelijke deugden.

Hij onderzoekt ook de diepten Gods, en daarin leeren we de alwetendheid van den Geest kennen. Wie heeft den Geest des Heeren onderricht en wie is zijn raadsman geweest? En de dichter wijst ons op de alomtegenwoordigheid des Geestes, als hij belijdt: waar zou ik henengaan voor Uwen Geest? Voer ik op ten hemel, Gij zijt daar, of bedde ik mij in de hel: Gij zijt daar (Ps. 139).

Hij doet goddelijke werken van schepping en herschepping.

Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt en door den Geest zijns monds al hun heir. De Geest Gods heeft mij gemaakt en de adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt.

Dan weer: Hebt acht op de gansche kudde, waarover u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft.

Hem komt goddelijke eere toe. Wie gesproken zal hebben tegen den Heiligen Geest, dien zal het niet vergeven worden, noch in dit, noch in het toekomende leven. De Heilige Geest werkt en versterkt het geloof en alle genadegaven; past het gansche heilswerk toe aan de harten der kinderen Gods, van hun eerste trekking tot hun gang over den saffieren dorpel des hemels; van den mesthoop van ons verderf, tot binnen de paarlen poorten. Deze werking des Geestes is stil en teer als de dauw; onnaspeurlijk als de wind; reinigend en oordeelend, richtend als het vuur; verkwikkend als de regen, levenwekkend als de broedende duive.

De Geest wil, werkt, bidt. onderzoekt, leidt in de waarheid, twist met den mensch. overtuigt van zonde. Wij kunnen Hem smarten aandoen, bedroeven, uitblusschen, tegen Hem liegen. De Heilige Geest woont, in in de schepping en bereidt hare vernieuwing voor. Hij bereidt zijn eeuwigen sabbath voor, en als de bergen vrede zullen dragen, de gansche schepping vervuld zal zijn van de heerlijkheid Gods, dan is het einde.

Hij legt de steenen gansch sierlijk van het Godsgebouw, dat in eeuwigheid naar Gods gemaakt bestek zal verrijzen. Hij maakt de glasvensters kristallijn, en de poorten robijnsteenen. Zoo is Hij tezamen met den Vader en den Zoon eeuwig God. Maar de Vader en de Zoon en de Geest zijn voortdurend bezig elkander te verheerlijken. Van den Heiligen Geest zeide Jezus: die zal Mij verheerlijken. De Geest verheerlijkt den Zoon. Maar de Zoon, op zijn beurt, verheerlijkt den Vader. Vader, Ik heb U verheerlijkt op de aarde.

En de Vader verheerlijkt weer den Zoon, want het gebed van Christus is verhoord: Verheerlijk uw Zoon, opdat ook uw Zoon U verheerlijke.

Met Athanasius kunnen wij daarvan zeggen: „En in deze Drieheid is niets het eerst of laatst, niets meest of minst. Zoo is de Heilige Geest God en als God is Hij de andere dan de Vader en de Zoon."

Het is van het hoogste belang dit eerste lid van het antwoord in vollen ernst te overwegen, want het raakt de deugden en de eere Gods.

Ook van den Heiligen Geest zullen wij schriftuurlijk denken en spreken en eerbiedig Gods openbaring zoeken te verstaan, waarnaar wij worden verwezen.

De Schrift is een goudmijn, dien-de zonen van Aser moeten kennen als plaats van hun delven naar het goud van Ofir, om zoo Gods gemeente te onderwijzen naar de leer, die naar de Godzaligheid is, om voort te brengen de hemelsche leer, die wijs maakt tot zaligheid door het geloof, dat in Christus Jezus is.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 september 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 september 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's