Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gevaarlijke doorbraak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gevaarlijke doorbraak

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij leven in een wereldcrisis van zulk een diepte en omvang, dat zij nauwelijks is te overzien. Deze crisis heeft zooveel kanten, die weer op zichzelf een samengesteld karakter vertoonen, dat diepgaand onderzoek en bezinning noodzakelijk is. Daar is het vraagstuk van individu en gemeenschap dat onze tijd wil oplossen op eene wijze, die tot mislukking is gedoemd.

Maar waar we thans in het bijzonder de aandacht op willen vestigen, is een bepaald aspect op de crisis waarin wij verkeeren.

De menschheid, in breede lagen, heeft alle heilsverwachting losgelaten, die wortelt in een werkelijkheid van bovennatuurlijken aard, eene werkelijkheid van God en goddelijke zaken. Dat wisten de vrijdenkers op het congres te Parijs zeer goed op te merken. Alleen, zij waren er verheugd en niet ontsteld over.

De crisis is zelfs van dien aard, dat men het bouwen van zijn hemel op aarde een vraag gaat vinden en er vrijwel aan wanhoopt. De wereldoorlog met zijn nasleep heeft niet alleen het zelfvertrouwen maar ook het wereldvertroywen geschokt, het vertrouwen in de toekomst van de wereld; van de menschheid om zichzelf op deze aarde het geluk te bereiden, dat de eeuwen door de menschheid bezig hield en zich deed inspannen om het ideaal, zoo niet te bereiken, dan toch nader te komen.

Wat valt er eigenlijk, zoo vraagt een groote schare menschen, die% ontworteld en van hun idealen beroofd zijn, wat valt er eigenlijk nog te verwachten van de toekomst? Het is waar, een mensch kan niet

leven zonder hoop en grijpt als het een hem ontglipt, het ander weer vast, maar toch is het waar dat in breede kringen het pessimisme en geestelijk nihilisme het leven beheerscht. Wat zal men verwachten, wat is het leven eigenlijk nog waard? Wat de Griek trachtte te bereiken heeft afgedaan in de breede wereld.

Deze wilde het geluk vinden in de diepte van den tijd, niet aan het einde. Geluk hier op deze aarde in wijsheid en kennis.

Maar toen het christendom zijn zegeen kruistocht aanving in de wereld, ging er eenmaal een trilling van heilsverlangen door de ziel van het heidendom. Het christendom kon dit verlangen opvangen en er een Bijbelschen inhoud aan geven.

We doen nu slechts een greep uit den gang der historie om te komen tot de zaak waarop wij willen wijzen.

In het midden der 18e eeuw had de christelijke kerk haar beslag op de geesten goeddeels verloren. Geluk en zaligheid waren volgens de verlichte denkers geen goederen, waarop men in de toekomst moest hopen. Het toekomstelement behoorde, wilde men werkelijkheidszin toonen, te verdwijnen uit de leer omtrent leven en geluk. De Fransche revolutie kwam met het geloof in de vervolmaking van den mensch. Rousseau geloofde in de natuurlijke goedheid van den mensch. Geef hem de gelegenheid zich naar zijn natuur en in de natuur te ontwikkelen en ge zult zien hoe de menschheid zich ontplooit en tot geluk komt.

En Robespière geloofde in het nieuwe christendom van Rousseau.

Dan is er de lijn van het denken en het geluk dat de rede zal brengen. Auguste Comte geloofde dat de menschelijke rede het hoogste geluk waarborgt. Maar zelf handelde hij niet bepaald redelijk, wanneer hij knielde voor de buste van een dame.

Na een eeuw begint dit geloof in de menschelijke rede te tanen. Hegel en Marx waren er nog van overtuigd, doch het geloof in den mensch wordt vervangen door het geloof in de evolutie, de ontwikkeling, deze zou de menschheid voeren tot aan de poörten van den geluksstaat. Doch in de eerste tientallen jaren van onze eeuw, toen men nog geloofde in ontwikkeling en oorzakelijkheid, kwam het geluk niet en men ging spreken van het bankroet der wetenschap.

Met dit geloof raakt het ook al uit; het pakt de menschen niet meer, het ideaal verbleekt steeds meer en men gelooft niet meer in den vooruitgang tot geluk der menschheid. Wel werkt de moderne wetenschap nog met dit dogma, of hypothese, veronderstelling, maar het geloof in de evolutie is men kwijt. (Zie: Lecomte du Noüy: Wij en onze bestemming; 1948).

Wat dan, als de ontwikkeling der menschheid geen uitzicht meer biedt? Wat is de zin van het bestaan, het doel van het leven?

Het antwoord van godsdienst en wijsbegeerte bevredigt al evenmin heden ten dage, in welken zin dit antwoord ook wordt gegeven.

De moderne mensch vindt den godsdienst dood en de wijsbegeerte dor, bovendien eischt deze veel te veel van het denken en de mensch is denkens-moede. Alles is toch onredelijk en dwaas, waarom zich zoo in te spannen! Zekert in de wetenschap moet men denken, maar wat baat alles toch eigenlijk? Kan het niet worden: leven, zonder denken? Leven, zonder verwachting, enkel-om-te-leven, wat dit leven dan ook mag zijn?

Het geloof in zichzelf en in de evolutie is hij kwijt. De mensch heeft elk houvast verloren. Er is geen leidende idee, geen principe, hij is willoos en zonder zedelijk patroon overgeleverd aan het avontuur, het noodlot, zoo gij anders wilt.

Zoo vaart door de menschheid een stroom van pessimisme, zwartgalligheid, . zonder uitzicht, zonder idealen, waaruit weer groote onverschilligheid voortkomt. Vragen, och, vraag toch niet meer. Men wil geen problemen. En juist die instelling der menschheid in zijn breede lagen is het probleem bij uitnemendheid in onzen tijd. Maar dat probleem, dat vraagstuk, schopt men weg als een voetbal; weg ermee!

Laten we ons uitleven, wat valt er meer te hopen! Zeker, ondanks alles zou hij betere tijden willen, maar er is immers toch geen verwachting, waar zullen we op hopen? Dit is een algemeen tijdverschijnsel en wijst op een crisis der menschheid, die zeer vruchtbaar is voor de dictatuur, en doorwerking van het communisme in de wereld. En meen nu niet, dat deze geestesgesteldheid buiten de kerkelijke kringen is gebleven. Dan zoudt gij u ten zeerste vergissen.

Het moge zijn dat de verheerlijking van het ras de menschen tijdelijk grijpt; hij moge opgaan in sigaretten, vrouwen en films, het zijn toch 'slechts verschillende pogingen om deze bodemlooze en uitzichtslooze levenshouding te omsluieren. Het is een narcosemiddel om te verdooven en te vergeten de ellende, zoo mogelijk nog te droomen van geluk, maar werkelijk geluk... het is er niet en... verwacht het ook maar niet, want dan wacht u slechts nieuwe teleurstelling.

Over een zeer breede lijn zijn godsdienstige inzichten en waarden verloren gegaan.

Onze tijd is ongericht en verwachtingloos geworden!

In dit teeken staat ook de huidige wereldpolitiek. De dagbladen kunnen het u leeren.

Wat moeten nu wel de gevolgen zijn van deze geestesinstelling, die in het bijzonder bij de jeugd valt op te merken, doch ook bij ouderen zich doet gelden. Het wilsleven is verslapt, het denken verzwakt, men wil niet redelijk zijn, alles is tóch onredelijk, wat zullen we verder drukte maken? Nu ja, werken is nu eenmaal noodzakelijk, maar de gedachte aan het goddelijk beroep is wel zeer ver weg in dezen tijd. Er is nog een derde spheer in het menschelijke zieleleven, namelijk de driften.

De spheer van denken en willen is verbonden met die van het emotioneele leven. Zal het wel zijn, dan moet hier harmonie zijn en éénheid in het menschelijke leven. De mensch heeft driften en neigingen. De dagelijksche ervaring leert, dat in ieder mensch twee polaire krachten werken, die dikwijls groote onrust veroorzaken en den mensch in verwarring brengen. De mensch is een denkend-willend wezen en tegelijk stuwt er'van binnenuit een kracht, die onredelijk, schier blind, het denken doorbreekt en het wilsleven beheerscht.

De mensch is een donkere en raadselachtige diepte, vol stuwende krachten uit het onderbewuste leven. De Schrift laat ons dien mensch zien in zijn zondeleven en innerlijke verwarring en verdwazing.

En toch laat de Schrift dien mensch niet ondergaan in zijn driftleven, maar stelt hem in zijn wilsleven verantwoordelijk ook voor het driftleven zijner ziel.

Tevens laat zij den mensch zien in zijn redelijk bestaan. Het Woord verlicht een iegelijk mensch; er zijn nog vonkskens van het beeld Gods in den gevallen mensch. De Schrift houdt vast aan de eenheid van het menschelijke bestaan. Stelt den eisch van heerschappij over eigen bestaan en veroordeelt den mensch in zijn zondebestaan.

Volgens Grieksche denkers was de mensch begeerte, die ombolsterd, ingekerkerd is in gedachte. Het vraagstuk van den mensch was de vraag naar den omgang met zichzelf, met zijn eigen driften. De rede moest de driften beheerschen.

En het christendom leerde den eisch kennen van de zelfbeheersching door de genade, waaraan de innerlijke vernieuwing ten grondslag ligt. Tevens stelt de Schrift ons voor de beteekenis en werkelijkheid der algemeene genade in het leven der menschen. Zonder die genade toch breekt de mensch uit is beestachtigheid. De Schrift stelt den mensch ten volle verantwoordelijk voor zijn bestaan, . doen en laten.

Mag dit driftleven onbeheerscht blijven, en de mensch zich uitleven in zijn innerlijk bestaan? Immers neen, daartegen komt Godt Woord met kracht op. Want dit uitleven van het driftbestaan voert tot bestialiteit. Mag het worden gekoesterd en gekweekt? Integendeel, het moet worden beheerscht en ten onder gehouden. De heele opvoeding is mede daarop gericht. Zeker vergeten wij niet, dat ook ons verstand is verduisterd door de zonde en onze wil verkeerd, doch thans richten we onze bijzondere aandacht op het driftleven van den mensch, den zondaar.

Sedert het midden der vorige eeuw is de rede onttroond. Maar was is dan ten troon verheven, om te heerschen in het menschelijke leven?

In levensphilosophie en biologische psychologie openbaart zich een open wending naar het leven en een zichzelf afwenden van de rede.

Levensphilosophie, wijsgeerig denken in het teeken van het driftleven. Zielkunde waarin het bestaan van den mensch als dierlijk wezen wordt gewaardeerd, en dat wordt bestudeerd in zijn innerlijke zijn en bestaan.

Reeds bij Goethe vinden we een begin van de verheerlijking van de levenskracht en het levensgevoel. En onze tijd grijpt

naar het levensgevoel, als de hoogste waarde; de innerlijke mensch is de eigenlijke mensch, en deze moet in zijn bestaan niet worden geremd. Hij moet zich uitleven.

Zoo devalueert (ontwaardigt) Ludwig Klages den geest als tegenstander der ziel. En de dichter Marsman juicht in de kracht van het waarachtige leven.

(Vergelijk het opstel van Prof. Dr. L. van der Horst: De sociaal-psychologische achtergronden van de wereldcrisis in: Democratie, Achtergronden en Mogelijkheden, 1946).

. Voor meerdere lezers zullen deze dingen wat moeilijk zijn en toch moeten zij den moed niet opgeven om verder te lezen. We raken hier toch een verschijnsel van onzen tijd waarop wel terdege mag worden gelet. En het zal ons in het vervolg wel duidelijk worden, hoe ingrijpend deze levensinstelling het doen en laten van den mensch beïnvloedt.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gevaarlijke doorbraak

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's