Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLI

Zondag 21 vraag 54

HET ANDERE DEEL Van God den Heiligen Geest

Wezen wij op de drie deelen van de Kerk dei Heeren, de zegepralende, strijdende en toekomstige Kerk, die nog toegebracht moet worden, ook de onderscheiding in zichtbare en onzichtbare Kerk moet ter sprake worden gebracht.

Het is eigenlijk wel jammer, dat inzake het gebruik van deze woorden zichtbaar en onzichtbaar geen eenstemmigheid heerscht. wat zoo gemakkelijk tot misverstand aanleiding kan geven. Men spreekt dan langs elkaar heen, omdat er niet hetzelfde onder wordt verstaan.

Zoo wordt de onzichtbare Kerk in dezen zin verstaan, dat zij onzichtbaar heet als overal verspreid en dus op andere plaatsen en tijden niet te zien. •

Onzichtbaar heet zij ook wel, omdat pas als Christus wederkomt allen, die tot de Kerk behooren bij elkaar zijn en zich openbaar zullen vertoonen, zichtbaar zal zijn. Thans is zij dan nog onzichtbaar.

Dan komt ook nog de volgende voorstelling zich aandienen. De Kerk heet onzichtbaar, omdat zij niet van de wereld is, een deel in den hemel is en zij vaak bij vervolging zich schuil houdt, zoodat zij niet openbaar wordt.

Oók is er de opvatting, dat zij zichtbaar is door belijdenis en wandel, of wel wanneer zij tot formatie komt in het instituut met zijn ambten en bedieningen. Ook wel wil men met het woord zichtbaar uitdrukken dat de Kerk niet alleen ware geloovigen telt, maar ook hypocrieten en tijdgeloovigen, enz.

Op deze wijze is er van eenheid in opvatting omtrent zichtbare en onzichtbare Kerk weinig sprake. Daarom willen we een onderscheiding geven, die meer eenheid biedt en beter te hanteeren is in de werkelijkheid.

Het lijkt ons het beste de onderscheiding alléén te laten slaan op de strijdende Kerk op aarde. Deze is onzichtbaar en zichtbaar tegelijk. ,

Het inwendig geloof des harten, bekeering, kortom het gansche werk van den Geest in de harten is alleen zichtbaar voor den Heere God, wijl inwendig. En toch maakt dit alles juist het wezen der Kerk uit. Inwendige harte-genade is alleen zichtbaar voor den Heere God. Zoo is naar hare innerlijke gestalte de Kerk onzichtbaar in de naar ons toegekeerde zijde, en zichtbaar naar de zijde Gods.

Maar nu is die onzichtbare Kerk toch tegelijk in anderen zin zichtbaar, want het kan niet anders of het inwendige werk der genade moet zich naar buiten openbaren, en zoo wordt de Kerk zichtbaar in geloof en wandel.

Het is dus zoo, dat de Kerk naar hare onzichtbare zijde nooit zichtbaar is, doch wel is het gelaat der Kerk zichtbaar, omdat zij belijdt en wandelt naar Gods geboden. Onzichtbaar en zichtbaar slaat dus op één en dezelfde Kerk, het zijn twee zijden van dezelfde zaak.

Laat ik een eenvoudig voorbeeld geven om toe te lichten wat is bedoeld. Stel, er zijn ergens op een plaats vijf kinderen Gods geboren uit water en Geest. Nu is daar de Kerk, inwendig alleen gekend door God. Maar die christenen zullen van hun geloof niet kunnen zwijgen, gelijk zij daartoe ook geroepen zijn om te getuigen.

Zij zullen dus belijden den naam van Jezus en wandelen door den Geest. Zoo is de Kerk onzichtbaar en zichtbaar tegelijk.

De Heere kent degenen, die de, Zijnen zijn en die den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. Laat uw licht alzóó schijnen voor de menschen, dat zij uwe goede werken mogen zien en uwen Vader, die in de hemelen is verheerlijken, sprak Jezus. Een stad boven op een berg kan niet verborgen blijven.

De Kerk wordt zichtbaar in het midden der wereld, staat tegenover haar als het zaad der vrouw; bestrijdt die wereld en getuigt in die wereld van het heil in Christus, om de wereld te winnen voor haren Koning en Heere, die haar kocht met Zijn dierbaar bloed. Die zichtbare Kerk wordt bestreden door den vorst der duisternis en de wereld naarmate zij zich meer als kerk openbaart en getuigenis geeft en leeft uit haar inwendig leven des Geestes.

De Kerk des Heeren is een wondere verschijning in deze wereld, onbegrepen en veracht, afschrapsel en uitvaagsel en toch van de grootste beteekenis, want zij staat niet ergens in een hoek van Gods belangstelling, maar neemt een centrale plaats in in Gods gedachten en voorzienigheid, zooals ons reeds vroeger bleek. Het boek met zijn zeven zegelen ligt in de hand van haar Koning en Heere.

God was in Christus, de wereld met zichzelven verzoenende, hare zonden haar niet toerekenend. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Tot nog toe spraken wij alleen over de Kerk als het lichaam van Christus, daarin zijn geen geveinsden, geen historisch geloovigen, geen tijdgeloovigen, geen menschen, die slechts het wondergeloof hebben, maar enkel ware christgeloovigen, alle hunne zaligheid zoekende in Christus.

Gij zijt niet van de wereld, gelijkerwijs Ik niet van de wereld ben.

Maar is daarmede nu alles gezegd en kunnen we ons bij het leerstuk der Kerk hiertoe bepalen? Neen, dat kan niet, omdat de Schrift ons ook nog andere dingen leert inzake de Kerk des Heeren. Zoo komen we tot een andere onderscheiding, die eveneens Schriftuurlijk is en aan onze aandacht niet mag ontgaan. Bovendien hebben wij hiermee dagelijks van doen, met alle moeilijkheden en bezwaren.

We onderscheiden dan organisme en instituut der Kerk. Het organisme is lichaam van Christus, aan alle plaatsen van des Konings heerschappij.

De ranken aan den waren wijnstok, de kudde van den eenigen Herder en Opziener der zielen. En wat wil de Koning der Kerk nu? Mogen zij nu op zichzelf leven, of moeten zij gemeenschap oefenen met elkander? Zonder twijfel moeten zij in gemeenschap met elkander leven. Maar hoe? In gezelschappen, of heeft de Koning der Kerk een vorm der gemeenschap geboden, die een eigen karakter draagt? Het antwoord is bekend, want de Heere Christus heeft ook een kerkvorm geboden. Hij heeft de ambten geschonken, Zijn sacramenten ingesteld, de sleutelen des hemelrijks geschonken, de bediening des Woords en de tucht ingesteld in het midden der gemeente.

Zoo komen we vanzelf tot het instituut der Kerk, de Kerk met hare ambten en bedieningen. En zeg nu niet, ja, maar dat is alles uitwendig, want dan gaat ge tegen Gods Woord in en miskent gij Zijne instellingen en inzettingen.

De levende lidmaten moeten zich voegen bij de geïnstitueerde Kerk, gelijk zij er in den regel ook in worden herboren, want het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods.

Ik ben met ulieden, alle de dagen tot de voleinding der wereld, ziet niet alleen op de Kerk als organisme, maar zeer bepaald ook op de Kerk als instituut. Zonder deze vorm der Kerk is er geen bediening des Woords en der Sacramenten, geen kerkelijke tucht, enz. En sprak Jezus niet in den nacht des verraads; bij de instelling van het Heilig Avondmaal: doe dat tot Mijne gedachtenis? Ja, totdat Hij wederkomt op de wolken des hemels! Daarom is het diep zondig zich aan de instellingen des Heeren te onttrekken en op zichzelf te leven.

De gezelschappen kunnen de Kerk in hare openbare samenkomsten met Woord en Sacrament niet vergoeden of overbodig maken. Neen, de Kerk moet hare dienaren baren, hongeren naar de bediening des Woords en der Sacramenten.

Als de apostelen de wereld worden ingezonden om het getuigenis van den Christus uit te dragen, moeten zij discipelen maken en hen doopen, dus inlijven in de Kerk in haar institutairen vorm.

Dit is het gebod van Jacobs God, door ons billijk te eeren.

Anders komt er magerheid over de zielen, want niemand kan ongestraft des Heeren instellingen vergeten of verzaken.

De Kerk wordt aldus zichtbaar door belijdenis en wandel, tegelijk in hare instellingen. Daarom kan op de vraag: waar is de ware Kerk? worden geantwoord: waar het Woord recht wordt gepredikt en de

Sacramenten bediend naar de instelling van Christus. Daar is de levende Kerk in hare zichtbare gestalte onder de menschen.

De Kerk is alzoo zichtbaar in organisme en instituut, die niet gescheiden mogen worden, maar verbonden blijven, naar den wil en het bestel van den Koning der Kerk.

Nu doet zich echter een vraag voor, die de zaak ingewikkelder maakt dan tot nog toe het geval was. En wel deze vraag: wie behooren tot de Kerk in het instituut? Hebben wij een zichtbare Kerk van enkel ware Christgeloovigen in deze Wereld? Kunnen wij hier volstaan met de verkiezing en het verbond der genade naar zijn wezen en inwendige zijde? Neen, dat kan niet en dat mag ook niet, want tot het verbond der genade behooren de geloovigen en hun zaad.

Het verbond der genade leert ons tweeerlei kinderen des verbonds kennen, naar het bestel des Heeren. Er zijn ook kwade ranken aan den wijnstok, die toch in betrekking staan tot den wijnstok. Dit verbond wordt ons ook bevestigd door den Heiligen Doop.

Zegt ge wel eens: dat mag ik niet doen, want ik ben gedoopt, ik behoor den Heere toe! Hierop zullen wij vollen nadruk leggen ook in de prediking, zonder te vervallen in veruitwendiging. Immers, de Heere Jezus appelleert telkens op het verbond met Abraham en zijn zaad. Daarom kon Hij zeggen, dat het Sodom en Gomorra verdragelijker zal zijn in den dag des oordeels dan Kapernaüm waar Zijne krachten waren geschied onder de bondelingen, en die Hem toch hadden verworpen.

De lieden van Sodom waren gruwelijke zondaars, zoodat hun zonden niet eens kunnen worden toegelicht, zoo weerzinwekkend en gruwelijk. En toch, het zal hun verdragelijker zijn in den dag des oordeels dan de inwoners van Kapernaüm, die bondelingen waren.

Gij kunt de voorbeelden uit het onderwijs van den Heere Jezus vermenigvuldigen en zien hoe verstrekkend de gevolgen zijn van het behooren tot het verbond, het gedoopt zijn in den naam van God-drieeenig, het geroepen worden tot geloof en bekeering, het verkeeren onder het vriendelijke aanbod der genade, het welmeenende roepen des Heeren: geloof in den Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.

Het is dus niet naar het Woord des Heeren wanneer gewerkt wordt met een verkiezingsleer, die is losgemaakt van het Verbond in zijn breede beteekenis voor de Kerk. Bovendien worden uit deze bondelingen geroepen met eene krachtdadige roeping tot zaligheid, die de Vader gaf aan den Zoon.

Gods kind is verbonden aan zijn familie, zijn omgeving, enz. Hij staat niet als eenling op zichzelf, maar is ingeweven in het organisme der geslachten.

Het zal er dus op aankomen, willen wij den Heere niet onteeren en wijs zijn boven hetgeen geschreven staat, dat wij verkiezing en verbond beide recht laten wedervaren en het een niet door het ander verdringen om een redelijk sluitend systeem te hebben. Dit voert onherroepelijk tot versteening en verdorring der zielen en onvruchtbaarheid ook in ons kerkelijk leven, want veriaters van Zijn Wet doet Hij in het dorre wonen.

Wij leeren dus. dat het met de vraag der Kerk niet zoo eenvoudig staat als men soms wel denkt en spreekt. De Heere doet met en door en in Zijn Kerk meer dan enkel Zijne uitverkorenen vergaderen voor den schaapsstal hierboven. Hij kan, daarvoor is Hij God, vele dingen tegelijk doen. die ons verwarren, en die voor ons vragen open laten, die wij niet kunnen oplossen. En, dat behoeft ook niet, indien wij slechts goede leerjongens Christi willen en mogen zijn, die niet wijs willen zijn boven hetgeen geschreven staat en het één evenzeer belijden en gelooven als het ander. Het is eisch der gehoorzaamheid des geloofs op al deze dingen te letten, ook al kunnen wij dan geen sluitend systeem maken. Hoe zouden wij, eindige, nietige stervelingen dit ook ooit kunnen!

Wie het toch waagt handelt in overmoed des vleesches, maar niet door de vreeze Gods. Wij gelooven even hartelijk dat God Zijne uitverkorenen zaligt en die alléén, als dat Hij van harte roept degenen die in het verbond zijn, gedoopt zijn, enz.

Wij belijden dat wij niet kunnen verstaan hoe de Heere wil de zaligheid der menschen, en toch tegelijk wil dat alléén Zijne gekenden van eeuwigheid zalig worden. Niet de minste behoefte heeft het geloof om hier te harmoniëeren, om te trachten den ondoorgrondelijken wil Gods te verstaan, die meer mogelijkheden in zich besluit, blijkens 't getuigenis des Woords, dan wij vermogen te beseffen.

Maar dit staat vast, dat een mensch, die door de liefde Gods is in beslag genomen, rustende in de verkiezende genade, juist zoo hartelijk kan noodigen, zoo innemend kan lokken, de ruimte in Christus kan voorstellen en zeggen, ja bedelen: laat u met God verzoenen, en inmiddels het hart opheft tot God om te bidden: trek er uit de duisternis tot Uw wonderbaar licht.

En tevens belijden wij: er geloofden zoovelen als er verordineerd waren tot het eeuwige leven. Ook hierin is God groot en wij belijden: en wij begrijpen niet!

Neen. we begeeren kinderlijk te gelooven alles, alles, wat God heeft geopenbaard en daarvan noch ter rechter-, noch ter linkerzijde af te wijken.

Wij gelooven dat in den Heere onzen God de waarheid één is, die echter voor ons. als het licht dat gebroken wordt in een prisma, in een verscheidenheid van kleuren uiteengaat, en toch in den Heere onzen God één is. En ja, wij belijden ook, dat er zelfs kleuren zijn, die wij niet kunnen zien. maar toch kennen door hunne werkingen, zooals wij weten van ultraroode en infra-violette stralen, die van de grootste beteekenis zijn voor de werking van het licht op onze aarde en ook in de geneeskunde een wondere toepassing vinden in onze dagen.

En neem nu in de kleuren van den regenboog, het wit en het rood, hoe verschillend en toch begrepen in het ééne licht, ja, voor ons oog zijn de kleuren zelfs tegenstrijdig en in het licht saamgenomen worden wij verblind.

Maar keeren wij terug tot de Kerk des Heeren. Zij wordt zichtbaar in organisme, door geloof en wandel, en in het instituut door de instellingen des Heeren, waar zij vergaderd wordt en vergadert rondom Woord en Sacrament.

Wij belijden dat in deze zichtbare gestalte tot de Kerk des Heeren behooren de geloovigen met hun zaad, en bekennen tegelijk, dat alléén de ware christegeloovigen in wezen behooren tot het lichaam van Christus, dat zalig wordt.

Het zou ons te ver voeren hier ook het vraagstuk van de belijdenis aan de orde te stellen, wij deden dit meermalen en mogen daarheen verwijzen. Alléén willen wij nog dit opmerken: in den hemel is geen bediening des Woords, noch ambt, noch sacrament meer zooals op aarde. Daar is het Avondmaal van de bruiloft des Lams.

Het instituut der Kerk is dus tijdelijk voor deze bedeeling, maar daarom niet minder van betekenis voor het leven der Kerk naar de bedoeling en den wil des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's