Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring CLVI Zondag 21 vraag 55

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring CLVI Zondag 21 vraag 55

HET ANDERE DEEL Van God den Heiligen Geest (De gemeenschap der heiligen)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geloovigen hebben allen en een iegelijk, als lidmaten van den Heere Christus, aan den Heere Christus en alle Zijne schatten en gaven, gemeenschap, zegt ons antwoord.

De gemeenschap der heiligen wordt dus gesteld in het Hoofd Christus; in Hem alléén is ware gemeenschap met elkander mogelijk. Buiten Hem is zij er niet en kan zij dus ook niet worden geoefend. Daarom moeten wij eerst stilstaan bij deze gemeenschap met Christus, om zoo te komen tot de gemeenschap met elkander in en door Hem.

In Hem zijn alle kinderen Gods verbonden met elkander als lidmaten van hetzelfde lichaam, als organisch geheel, dat leeft door Hem. Zij zijn allen ranken in den wijnstok. Hier wordt alle kerkisme uitgesloten, en het oog gericht op het onzichtbare lichaam van Christus. Het is één gemeenschap, ééne kudde met één herder, Jezus Christus, Die Zijn leven stelde voor Zijne schapen, en hen allen merkt met bloed, aan oor en. voet, om Zijn stem te hooren en te wandelen in Zijne wegen, gerechtvaardigd door het geloof in Hem, Die onze zonden heeft gedragen op het hout.

Zij zullen aanzitten met Abraham, Izaak en Jacob in het Koninkrijk der hemelen. Ze zullen deelen in elkanders zaligheid en wederkeerig elkanders geluk vervolmaken. Niemand heeft alles zonder de anderen, maar wat ieder heeft, bezit hij met de anderen. De gemeenschap der heiligen is dan ook allereerst een zaak des geloofs:

Ik geloof de gemeenschap der heiligen. Allen zijn lidmaten van Christus en hebben zoo aan Hem en alle Zijne schatten deel. De gemeenschap der heiligen is dus allereerst gemeenschap aan denzelfden Christus Gods. Hierop valt alle nadruk, opdat de gemeenschap niet worde losgemaakt van Hem, Die het Hoofd des lichaams is. In het geloof wordt deze gemeenschap dan ook gekend, met Abraham, Izaak en Jacob, Mozes en David, en alle bijbelheiligen.

Zooals wij hoorden bij antwoord 54: waarvan ik een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven. Deze lidmaten nu hebben gemeenschap aan Christus en alle Zijne schatten en gaven. Wat in het Hoofd is vloeit aan de leden toe, wordt hun deel. Alles is uwe, hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe, doch gij zijt van Christus en Christus is Gods.

De ware christen is deelgenoot van alles, omdat hij aan Christus gemeenschap heeft, de erfgenaam van alles. Deel aan den God en Vader van den Heere Jezus Christus, deel aan Zijn verdiensten, dood en opstanding, hemelvaart en zitting ter rechterhand Gods. Deel aan Zijn erfdeel, aan Zijn hemel, aan Zijn troon, want wie overwint, zoo laat Hij schrijven, zal met t z G C g C i g Mij zitten in Mijnen tsoon, gelijk als Ik overwonnen heb en ben met Mijnen Vader gezeten in Zijnen troon. Erfgenamen Gods en medeërfgenamen van Christus. Ziedaar het deel dergenen, die den Heere vreezen. Dat is zoo, zegt de Schrift, allen en een iegelijk, die in Hem gelooft, valt dit heil toe door vrije genade en verbondsliefde. Dit alles hebben zij in Christus en door het geloof eigenen zij het zich toe, trapsgewijze zeer zeker, zoodat zij het nu ook hebben in het geloof. Hier ligt een stuk van het geloofsleven en de geloofsworsteling, om hunne bezittingen te mogen bezitten, wat toch geen verstandelijke conclusie is, maar geestelijke werkelijkheid. Wanneer men zegt buiten het geloof: ik heb alles in Christus, dan hebben ze in werkelijkheid niets, dan... zelfbedrog. Een armzalig bezit, dat geen zaligheid brengt maar ellende. Daarom komt het erop aan, de dingen juist te zien, om geen zelfbedrog aan te kweeken, maar in waarheid rijk te zijn in Christus.

Als lidmaten van Christus hebben zij allen en een iegelijk deel aan den Heere Christus en alle Zijne schatten en gaven.

Dit is dus gezien vanuit God in Christus allereerst, en daarna zooals het door het geloof wordt gekend en geëigend.

De rank leeft uit den wijnstok, en zalig zich dit bewust te zijn. Want niemand kan zich gerust stellen met hetgeen voor al Gods kinderen in Christus zeker en vast is, tenzij hij in het geloof deze werkelijkheid beleeft en inderdaad Zijne schatten en gaven hem toevloeien, door bediening van den Geest, die het uit Christus neemt en ons schenkt. Maar dan zóó, dat hetgeen ons geschonken wordt toch in Christus blijft en wij het alléén in Christus kennen en genieten, door geloofsgemeenschap met Hem.

Maak de gaven nooit los van den Gever, den schat van den akker, waarin hij is verborgen, want ons leven is met Christus verborgen in God. Uit Zijne volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade.

Hij, Die rijk was is arm geworden, opdat wij door Zijne armoede zouden rijk worden. Allen en een iegelijke geloovige... allen tesamen en ieder afzonderlijk. In Christus Jezus is noch Jood, noch Griek, maar een nieuw schepsel. De gemeenschap aan Christus is de grond op welke wij deel krijgen aan Zijn schatten en gaven.

Wie zal opsommen de gaven en schatten, die in Hem zijn verborgen! Gerechigheid, en leven, vrede en blijdschap, veroening en eeuwig leven. Geloofd zij de od en Vader van onzen Heere Jezus hristus, die ons gezegend heeft met alle eestelijke zegeningen van boven in hristus.

De groote levensvraag is dus deze: heb k deel aan Hem? Ben ik Zijn eigendom eworden? Dan ben ik overgegeven in den z t dood met mijzelf, en heb leven en vrede gevonden in Hem, Die het leven en onverderfelijkheid heeft aan het' licht gebracht.

Deel hebben aan Christus, aan Zijn Persoon met al zijn schatten en gaven.

Zij gaven zich eerst aan den Heere en daarna aan ons, door den wille Gods. Zich aldoor overgeven, van-zichzelf-losmaken en neerzinken op Hem; op Hem leunen en steunen, voert tot het ontmoeten van den ander in Hem. Alleen in Christus kunnen wij liehebben, die door God zijn bemind, anders wordt het afgoderij met een mensch, die wij wellicht terecht voor bekeerd aanzien, maar het is geen gemeenschap der heiligen. Heb daarom niet lief om de gaven des Geestes, buiten Christus, dat leidt tot vergoding van het schepsel. Zoek ook niet voor uzelf de gaven buiten den Persoon, om met genadekenmerken Christus te veronachtzamen. Dit gevaar is volstrekt niet denkbeeldig, want wij hebben onszelf zoo lief en willen de genade om onszelf te behouden, gebruiken. Dit laat echter de Geest niet toe en Hij zal zeker twisten als wij Christus verdonkeren, want de Geest is geen concurrent van Jezus, maar Hij leidt tot en doet leven uit Hem.

Gemeenschap in Christus. Ik kan geen gemeenschap in Christus met iemand hebben buiten Christus. Daar smelten de harten ineen door bediening van den Geest.

Het is, helaas, in onzen tijd zóó, dat meer gezocht wordt naar gemeenschap in de gaven die men zelf ook meent te bezitten, dan in den Persoon van Christus.

Maar de gemeenschap der heiligen rust niet in de gemeenschap der gaven, doch in den persoon van Christus; dan zijn wij waarlijk ondedigd en is Hij alles.

Anders is het zóó dat men zegt: dat heb ik óók ondervonden, dat ken ik ook, maar de vraag is: kennen wij Hem? Het accent mag niet liggen in de bevinding maar in Christus, dan is ook onze bevinding pas zuiver, anders maken wij de bevinding tot een afgod en wordt Christus beroofd van Zijn eere, maar zullen ook de gaven opdrogen, omdat ze afgesneden worden van de bron. Hoe zuiver legt de catechismus de verbanden, hoezeer is ons leerboek bedacht op de eere Gods.

Zoek de vruchten niet buiten den boom, maar in den boom, om te ervaren: uwe vrucht is uit Mij gevonden. Ik in u en gij in Mij!

Blijft in mij, opdat gij veel vrucht draagt. De gemeenschap der heiligen wordt gekend in Christus allereerst en dan door Christus onder elkander.

Dit vormt het tweede deel van het antwoord.

Dat elk zich moet schuldig weten, zijne aven ten nutte en ter zaligheid der anere lidmaten gewilliglijk en met vreugde an te wenden.—

Wanneer de gemeenschap met elkaner niet gegrond is in en opkomt uit den ortel der gemeenschap met Christus, is ij niet geestelijk en Gode aangenaam.

Gemeenschap der heiligen in Christus, ot Christus en om Christus.

Alle geloovigen ontvangen uit Christus gaven, ieder naar de mate der bedeeling van de genade Gods. Niemand bezit ze alle, doch allen gedeeltelijk: ook al hebben zij in Christus deel aan alle gaven en schatten, namelijk als deel van Zijn lichaam.

Daarop moet gij wel letten, om hier niet in de war te geraken.

Daar is iemand, die de gave der profetie heeft ontvangen, die de ander niet heeft, maar wel heeft hij deze gave in de gemeenschap met Christus met dien ander. In dien zin geldt: alles is uwe. ook Paulus en Apollos, zoodat wij in Christus deel hebben aan de bijzondere gaven, dre aan Paulus en Apollos zijn geschonken.

Paulus, uwe gaven zijn van u, maar ook van mij, namelijk in ons beider Hoofd Christus.

Hier ligt een diepe en overvloeiende bron van zegeningen, die maar al te veel worden verwaarloosd, door persoonlijk isolement.

Ik weet niet veel, zegt iemand en toch heb ik deel aan de wijsheid van Petrus in Christus. Lezers, wilt gij hierover eens nadenken en u er op bezinnen voor uzelf?

Maar de gaven, die nu ieder ontvangt, mag hij niet voor zichzelf houden, doch moet ze ten nutte van de anderen gebruiken en aanwenden, terwijl hij ze alléén in Christus bezit, want de gaven blijven verbonden met den Gever.

Anders plegen wij afgoderij en smarten den Geest, bedroeven Christus en onteeren den Vader. De verbanden moeten wel in acht genomen, alles luistert hier zeer nauw, anders komen wij zeker in het duister, en trekt de Geest in Zijn bediening Zich terug, gelijk onze tijd, in het leven der Kerk Gods, dit overvloedig leert.

Maar, hoe moet ik nu die gaven gebruiken? Daarbij komen verschillende vragen aan de orde. In de eerste plaats moeten wij bedenken dat wij slechts met weinig menschen kunnen omgaan en ieder een eigen kring heeft, waarin hij werkt en leeft.

Daar zal zeker allereerst deze gemeenschap der heiligen aan de orde kotnen en worden geoefend. Doch tot deze levenskringen is deze gemeenschap niet beperkt.

Zij strekt zich veel verder uit, al naar de gaven zijn en de omstandigheden door God den Heere worden geschonken.

In ieder geval moet ieder zich schuldig weten zijne gaven ten nutte van anderen aan te wenden. Dit is levensroeping van Gods kinderen, anders worden ze onvruchtbaar. Ook mag het nut van anderen nooit ondergeschikt worden gemaakt aan eigen eer en aanzien, maar moet het gaan om het nut en de zaligheid van den ander, dat is ook ter eere Gods in Christus. De gemeenschap der heiligen bestaat dan ook volstrekt niet allereerst hierin dat de heiligen samenkomen en elkander ontmoeten, ook dat zeer zeker. Maar het kan zijn, dat iemand zijn gaven ten nutte van anderen beter kan besteden door voor velen te schrijven, dan met enkelen te spreken.

Ik geef slechts één voorbeeld, één uit vele, die bijgebracht zouden kunnen worden.

Ook moet steeds worden bedacht dat bij het vervullen van een plicht, een andere plicht niet mag worden verwaarloosd, zoodat de vraag aan de orde komt hoe wij voor het aangezicht des Heeren mogen weten op welke wijze wij onze gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten het beste kunnen aanwenden.

Deze gemeenschap der heiligen is dan ook veelvormig en onderscheiden, naar tijd en plaats en omstandigheden.

Hierop zullen we nog nader moeten terugkomen in het vervolg.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring CLVI Zondag 21 vraag 55

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's