Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Paaschmaaltijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Paaschmaaltijd

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Exodus 12 vers 8: En zij zullen het vleesch eten in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde brooden; zij zullen het met bittere saus eten.

Een vreugdevol feest mag Israël vieren, op het punt Egypte te verlaten, na bangen strijd en onderdrukking. De God des verbonds heeft gedacht aan Zijn eed aan Abraham en Zijn belofte aan Izaak, Zijn trouw aan Jacob. Jozefs gebeente wacht op de begrafenis in Kanaan, alles roept om volbrenging wan Gods belofte. En de Heere gedenkt, Hij doet het uur aanbreken van de bevrijding.

Het geslachte lam is binnengedragen in de woningen, het ligt gebraden op tafel, met de toebehoorende ongezuurde brooden; en de bittere saus is ook opgediend. En zij zullen dat vleczch eten in denzelfden nacht...

Ge let nog even op hetgeen in vers 2 werd geboden: Deze zelfde maand zal u-lieden het hoofd der maanden zijn, zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn.

En nog even gaat aan onzen geest voorbij het woord: En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis en gij zult hem den Heere tot een feest vieren; gij zult hem vieren onder uwe geslachten tot eene eeuwige inzetting (vs. 14).

En ook vers 24 roepen wij in herinnering: Onderhoudt dan deze zaak tot eene inzetting voor u en voor uwe kinderen tot in eeuwigheid.

Dezen nacht zal men den Heere op het vlijtigst houden; dit is de nacht des Heeren, die op het vlijtigst moet gehouden worden (vs. 42).

Zouden wij dan heden, bij deze overdenking, vergeten welk een nacht het is geweest voor onzen goddelijken Heere, toen het verderf Hem zocht, toen het eeuwig oordeel op Hem aandrong en de Vader Hem naderde met het verderf des doods, Godverlatenheid Hem bloed deed zweeten, zoodat groote droppels bloed op de aarde afdropen van Zijn gezegend aangezicht! Ach, dat wij toch nimmer vergaten wat deze maaltijd heeft gekost, dit feest achter het bloed aan de posten? En dat anderen beseften, wat het zegt aan verachting dit feest voorbij te gaan. Dit bloed niet te achten. Doch ook wat het beteekeqt, wanneer Gods kinderen naar dit hoogfeest van Gods gemeente niet verlangen, met allerlei drogredenen zich eraf maken. Geen wonder dat hun leven onvruchtbaar en dor moet worden, want verlaters van Zijn wet doet God in het dorre wonen. Welk een nacht is de Paaschnacht geweest voor het ware offerlam! En Hij heeft gezegd: doe dat tot Mijne gedachtenis. En gij weet hoe wij Hem daarbij zullen gedenken. Lees het schoone stuk in ons Avondmaalsformulier!

Het is dan ook met heiligen eerbied dat wij de woning binnentreden, want het bloed aan de posten maakt vol ontzag voor de heiligheden des Heeren, doet ons aanbiddend bewonderen zijne goddelijke verschooning om Jezus' wille, die Zijn leven heeft uitgestort in den dood, die met de overtreders is geteld geweest.

Wie kan dit uit-zeggen, wie kan den bodem peilen van deze goddelijke diepte der ontferming? Ik zal den beker des heils opnemen en den naam des Heeren aanroepen.

Wij vernamen, dat dit feest voor Israël zijn stempel zette op heel het leven, op zijn tijdrekening, op zijn gedachtenisviering.

Is dat nu zóó voor ons, dat Christus alles is in leven en sterven, in nood en dood?

In Christus Jezus wordt alles nieuw, maar vergeet niet wat het Hem heeft gekost! Het woord bloed zegt het ons in al zijn ontroerende beteekenis.

En toch, doorgronden kunnen wij het niet, we worden verlegen, ontroerd, worden stil, tranen wellen op in onze oogen, en dat voor mij, die Hem haatte, d. - nooit naar Hem zou hebben gevraagd oi omgezien! En nu, hoe machtig kan dit wonder ons grijpen, vasthouden, doordringen, doen aanbidden!

In Hem is het leven, in ons was de dood, maar herboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden, leven we een onvergankelijk, eeuwig leven, dat niet kan sterven.

En zij zullen dat vleesch eten in denzelfden nacht...

Zoo dient het lam tot voedsel. Behouden door bloed, voeden zij zich met het vleesch. Maar het is toch het ééne lam, waarin de gansche redding is gegeven. Nooit tevoren hadden zij zulk een maaltijd gehad.

Zie in den geest de Israëlieten staan rondom den disch. Hoe, zegt ge: staan? Ja, bij dit eerste Paaschfeest stonden zij, de lendenen opgeschort, de staf in de hand. cmdat ieder oogenblik het bevel tot uittrekken kon worden vernomen.

De wijze waarop het Paaschlam moest worden gegeten wijst op de groote haast, waarmede Egypte zou worden verlaten. Het opperkleed opgetrokken, om niet te struikelen in het gaan. Dit was gewoonte, vooral als men hard loopen moest. De reisstaf moest in hun hand zijn, evenals de op reis gedragen sandalen of schoenen aan hun voeten. Uitdrukkelijk wordt gezegd: ij zult het eten in haast (vgl. Deut. 16:3).

Naar het schijnt-geldt ook dit vuoischrift alléén voor dit eerste Pascha, in Egypte. Het is b.v. door Jezus en Zijne discipelen niet in acht genomen, het staan enz., want zij lagen aan aan den disch, naar Oostersche gewoonte.

De hedendaagsche Samaritanen echter vieren hun Pascha met de lendenen omgord, met een witten gordel, feestschoenen aan hun voeten en sommigen hebben den staf in hun hand. Zoo was het tenminste een twintig jaar geleden nog onder hen. Maar het is niet alléén, het is slechts in de tweede plaats een maaltijd. Allereerst is het bedoeld als Pascha voor den Heere. Het woord Pascha beteekent voorbijgang. "Zoo is Pascha het feest van het sparend voorbijgaan des Heeren, die zoo genadig verschoonde in het lam, en dit gaf tot voeding tevens.

Jezus zielespijs, voedsel voor het leven des harten! Waarmee zal ook dit leven anders worden gevoed dan met Hem, die het schonk, in wien wij leven door het geloof!

En in dien zin eten wij het Pascha nóg staande, al zitten wij aan, omdat wij op weg zijn naar Kanaan, de reisstaf in de hand, want hier is het land der ruste niet. Evenwel, wij, die geloofd hebben, gaan in

in de rust. Hoe kunnen wij naar Hem hongeren en dorsten met een uitgeteerde ziel. terwijl wij walgen van den zwijnendraf der wereld, die ons noch verheugen noch sterken kan! Ik heb honger naar Jezus, naar het brood des levens. Ja, de maaltijd is gereed, schik maar aan, neemt, eet, gedenkt en gelooft dat het lichaam onzes Heeren Jezus Christus gebroken is tot eene volkomene verzoening van alle onze zonden.

De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is de gemeenschap des bloeds van Christus. Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat het dierbaar bloed onzes Heeren Jezus Christus vergoten is tot eene volkomene verzoening van alle onze zonden.

Zoo worden wij gespijsd en gelaafd ten eeuwigen leven, deelachtig aan de tafel des Heeren (1 Cor. 10). Ja, wij zijn voorbestemd om dischgenooten van Jezus te zijn: Ik verordineer ulieden het Koninkrijk, opdat gij eet en drinkt aan Mijne tafel.

Welk een overvloed is hier, de rijkdom van de zegeningen des verbonds.

Vergeving van zonde, herstel in de gunst des Heeren, de ontsluiting van de Vaderliefde Gods in Christus, verkeer aan den boezem van Jezus.

En zij zullen dat vleesch eten in den - zelfden nacht...

Hoe rijk begenadigd is Israël toch, als wij letten op de Egyptenaren. Deze menschen kenden den Heere niet, verachtten Zijn dienst, maar waren van nature niet slechter dan de Israëlieten; immers, de gansche wereld is verdoemelijk voor God. Hier is de onderscheidende, vrije genade.

Ziedaar het lam op tafel, en de vader van het gezin met de zijnen rondom den disch staande, gereed om te vertrekken. Zij eten met haast. Kinderen, vlug, want wij moeten weldra vertrekken! Neen, we weten wel dat hier nog niet de volheid werd genoten, ook niet door den waren Israëliet van hetgeen aan den Disch des verbonds wordt gesmaakt, maar toch wijst het ons daarheen, gelijk de Heere Christus het Pascha heeft opgeheven tot Avondmaal des Heeren, in den nacht des verraads, sacrament des Nieuwen Verbonds. Hiervan zegt Hij: doet dat totdat Ik kom, en Hij verzekert: Ik ben met ulieden, alle de dagen, tot het einde der wereld.

Nogmaals, zie daar het lam op de tafel en het gezin er rond geschaard. Jezus in het middelpunt. Neemt Hij die plaats in in uw leven, in uw hart? Is er plaats voor Hem: Christus leeft in mij! Daar komt het toch op aan, zullen wij waarlijk kunnen feest vieren. De Heere onthaalt Zijn gasten naar het vermogen van Zijn rijkdom. Dan hooren wij Zijne stem, daar zien wij Zijn lijden en sterven uitgebeeld, daar zijn we in vrijheid en blijheid bijeen. Wonderlijk toch, terwijl het verderf rondgaat, viert Israël feest, achter het bloed. Ik ben gekomen, opdat zij het leven en overvloed

hebben. Maar, wat is dat nu het lam eten? Israël deed het met den lichamelijken mond, en de kerk van heden óók wat de teekenen betreft. Aaar hebben wij het Lam gegeten, als wij ót: teekenen hebben gebruikt? Immers reen, wij moeten niet aan deze zichtbare teekener blijven hangen maar onze harten opwaart? verheffen in den hemel, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods.

Allereerst is hier het geloof aan de orde. Neemt... eet... het nemen des geloofs om te eten, te genieten, in zich op te nemen door het zelfde geloof.

Zeg nu echter niet: die zichtbare teekenen kunnen wij best missen en we kunnen gemeenschap hebben met het lichaam en bloed des Heeren ook buiten de Tafel des Heeren. Zeker kan dat, maar vergeet niet, dat het eene instelling des Heeren is, waar Hij de Zijnen wil voeden en laven ten eeuwigen leven.

Geloofsgemeenschap met Jezus, in en door de teekenen. Indien gij niet gelooft, gij zult niet bevestigd worden. Maar indien gij gelooft, zoo zult gij de heerlijkheid Gods z«'en. Daarom is ons nodig het heilvattend. aannemend geloof. Anders nemen en eten we niet. Door overpeinzing in het geloof moet de spijze als vermalen worden, en zoo ingaan in ons geestelijk wezen.

Sommige vergiftige stoffen doen snel hun doodelijke werking gevoelen, gelijk ook bepaalde geneesmiddelen snel in het bloed worden opgenomen ter genezing.

Maar hier wordt een uitgeteerde ziel niet alleen levend, maar ook aanstonds krachtig in den Heere en de sterkte Zijner macht, door feest te vieren, te nemen en te eten. Het is best mogelijk dat een vader zijn kind een stukje van het Paaschlam in den mond heeft gestopt en gezegd: eten kind, dat is noodig voor de verre reis. Het kind had geen trek of een zieke maag. Doch, al houdt de Heere de Zijnen in het leven, dat wil nog niet zeggen, dat we het daar maar op moeten laten aankomen. Neen, nemen en eten. Hoe, hebt gij geen geloof? Waar is uw geloof, , vraagt de Koning van het feest ook heden. Het Woord deed hun geen nut, omdat het met geloof niet gemengd was. Zoo is dan het ongeloof ons eigen product, en het geloof genadegave des Geestes. Wie wil nu van genade leven? Dit is een vraag, die tevens kenmerk is van het geestelijke leven. Toets u hier eens aan, ga er niet over redeneren, maar laat u gezeggen.

Zoo gaan wij dan binnen door de deur des bloeds, aan boven-en zijposten, zoodat het verderf niet kan binnen komen, en mogen eten met vreugde, hoewel in spanning, want het is de nacht van den uittocht, de nacht ook van het rondwarend verderf.

Zij zullen dat vleesch eten in denzelfden nacht...

Dat vleesch, van het geslachte lam, waarvan het bloed is gestreken aan de posten van het huis van den Israëliet.

Zij zullen dat vleesch eten, zij. de Israëlieten, het verkregen volk des Heeren, door de genadige beschikking huns Gods. Maar, let eens op het lam daar op tafel. Het is niet in stukken gesneden, maar geheel gebleven. Let ook hierop: het is gebraden.

Aan het vuur gebraden. Zij zullen daarvan niet overlaten tot den morgen en zullen daaraan geen been breken (Num. 9 vs. 12).

Het lam is dus gebraden aan het spit, boven het vuur en het is in zijn geheel gelaten na verwijdering van de huid en het ingewand.

Zoo'n gebraden lam in zijn geheel is zeker geen aanlokkelijk gezicht, en de gedachte aan dood en vuur spreekt wel heel sterk tot den aanschouwer, die het eten zal.

Een oogenblik peinzen we over het braden van het Paaschlam.

Het lam mocht niet worden gekookt in water, en zoo gaar gemaakt, om gegeten te worden, doch het moest gebraden. Het moest gebraden worden met vuur, dus met vuur in aanraking komen, waardoor het temeer als offerlam zou worden gezien. Door het braden van het lam aan het spit, boven het vuur, wordt dan ook de heiligheid van het Paaschlam onderstreept. De Joodsche gewoonte was kop en schenkelen naar de buikholte te buigen en de schoongemaakte ingewanden daarin te leggen.

Wij denken aan den brandenden braambosch, waaruit Christus sprak tot Mozes: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, dat in Egypte is, en Ik ben afgekomen om het te verlossen. Verlossen door in den oven des vuurs in te gaan. En die brandende braambosch leert ons tevens, dat Christus met Zijn volk sterft, in gemeenschap met hen, plaatsbekleedend. Christus en dien gekruist. Christus in Gethsémané en op Golgotha.

Hij ging in in het vuur van den brandenden toorn Gods, helsche benauwdheid trof Hem, de gerechtigheid eischte zijn dood, de heiligheid Gods zijn ingaan in het vuur dier heiligheid, omdat Hij tot zonde is gemaakt.

Het Paaschlam werd eerst geslacht en dan gebraden; in Christus gaan slachten en ingaan in den toorn Gods gepaard.

Wie zal laeschrijven wat de Christus Gods heeft geleden? Dit onderwerp is veel te diep voor de diepste zielen zelfs. We kunnen hier slechts stamelen, maar mogen toch wel bedenken het maanwoord van Jezus: indien dit aan het groene hout geschiedt, wat zal dan aan het dorre geschieden?

Iets van den brand van dien toorn Gods tegen de zonde leeren al Gods kinderen kennen, maar dan juist wordt uitzicht geboren op Christus als plaatsvervangend offer, in Zijn lijden en dood, voor het aangezicht des Vaders.

Op Zijne reine Middelaarsziel vervlamde de vloek van Gods toorn, en Hij doordroeg; riep uit aan het kruis: het is volbracht.

Het Lam is gestorven en begraven, opgestaan ten derden dage, opgevaren ten hemel en is nu gezeten aan de rechterhand des Vaders en tevens, staande als geslacht. Wie zou hier kunnen eten zonder te denken aan slachten en braden.

Verder moeten wij aandacht schenken

aan het feit dat het lam in zijn geheel moest worden gebraden en op tafel ge-

De gedachte aan de eenheid treedt ook hier weer naar voren. Dit ziet op de eenheid onderling èn met God. Want één brood is het, zoo zijn wij velen één lichaam dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn (1 Cor. 10 : 17).

Wij hebben den ganschen Christus noodig. Dat geen been ervan gebroken mocht worden ziet de Evangelist Johannes later vervuld in Christus (Joh. 19:36 en Ps. 34 : 21).

In den Heere Christus is niets overbodig. hoewel in alles overvloedig. De gansche Christus is noodig zoowel om ons te redden van den toorn Gods, als van het leven in de zonde en sterven in de zonde.

Wij hebben den Zaligmaker noodig in de geheelheid van Zijn Persoon, als de God-mensch, te prijzen in der eeuwigheid. Wij hebben Hem noodig in Zijn ambten, profeet, priester en Koning; in Zijn naturen, God en mensch; in Zijn staten, vernedering en verhooging. Noodig als biddende en dankende Hoogepriester. De levende en liefhebbende Jezus. Deel Hem niet; stel u niet tevreden met een deel van Hem, meen niet, dat gij Hem kunt bezitten als offerende priester, zonder den weg der zaligheid in Hem te kennen en te buigen onder Hem als koning.

Dan wordt onze aandacht gevraagd voor de toespijzen bij het eten van het lam.

En zij zullen het vleesch eten in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde brooden; zij zullen het met bittere saus eten.

Met ongezuurde brooden.

Waf zijn die ongezuurde brooden? Dit zijn ongezuurde, ongegiste broodkoeken. Men was gewoon in het deeg een klompje zuurdeeg, gezuurd deeg, te leggen, zoodat het geheel gedeesemd werd, gezuurd, om het brood smakelijker te maken.

Maar daarvoor was thans geen tijd, natuurlijk, doch al was er de tijd voor geweest, dan nog mochten de Paaschbrooden niet gedeesemd worden, moesten ongezuurd zijn. Zij moesten met haast vertrekken uit Egypte, beeld van het diensthuis der zonde.

Zag het Paaschlam op hetgeen de Heere voor Zijn volk, de ongezuurde brooden wijzen ons op hetgeen in den mensch gebeuren moet.

Hij moet gezuiverd zijn van den zuurdeesem der zonde, en gaarne breken met de zonde.

Het zuurdeeg toch is het beeld van het verderf en besmettende onreinheid.

In offers mocht zij niet aanwezig zijn, behalve dan in het lofoffer, dat door de priesters gegeten werd. De apostel Paulus zet in 1 Cor. 5 vs. 7 en 8 het feest der ongezuurde brooden in verband met het leven der heiligmaking en der dankbaarheid en noemt het geslachte Lam Christus. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. Laat ons dan feest vieren

Met ongezuurde brooden...

Niemand kan van het Paaschlam eten tenzij de zonde hem de dood zij, alle zonde; geen zuurdeesem, geen kruimel mag in de Paaschbrooden zijn. Der zonde gestorven om Gode te leven. Is dat nu een zondeloos mensch? Volstrekt niet, maar een aan de zonde gestorven mensch, die alle zonde haat, óók zijn eigen zondigen aard en leven.

Of meent ge dat een mensch in de zonde kan leven en verzoening vinden in het bloed des kruises? Meent ge, zoo kan ik het óók zeggen, dat de onherboren natuur ooit het Paaschlam kan eten? Ja, de teekenen wel, en omdat het inderdaad de teekenen zijn van het lichaam en bloed des Heeren, eet die mensch zich een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.

Maar óók het kind des Heeren eet zich een oordeel, wanneer hij boezemzonden koestert, in onmin leeft met zijn naaste, den vrijen teugel laat aan zijn verdorven natuur, en niet alle gedachten gevangen leidt onder de gehoorzaamheid van Christus. Zuivert dan uit den ouden zuurdeesem... zoo dan laat ons feest vieren, niet in den ouden zuurdeesem, noch in den zuurdeesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde brooden der oprechtheid en der waarheid.

Zuurdeeg is zinnebeeld van zonde, onreinheid, bederf, hoogmoed, dwaling, eigenzinnigheid, boosheid. Een weinig zuurdeeg verzuurt het geheele deeg.

Daarom is voor de Tafel des Heeren voorbereiding noodzakelijk, altijd weer. Indien het gedeesemde niet is weggedaan, we zullen de verlossing niet genieten. Wie het gedeesemde eet, zoo luidde de bedreiging voor het feest der ongezuurde brooden, dat aansloot bij het Paaschfeest, ja ertoe behoorde, en zeven dagen duurde in Kanaan gekomen, wie het gedeesemde eet, van den eersten dag af aan tot op den zevenden dag, diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit Israël.

Zoo is de rechtvaardiging door het geloof ten nauwste, ja, onlosmakelijk verbonden met de heiligmaking, uit Christus ontvangen.

Geen zuurdeeg in het Paaschbrood, niets gedeesemds in huis zelfs. De huisvader zoekt niet alleen de brokken gezuurd brood, maar zelfs het muizenknaagsel onder het bed moet worden verwijderd vóór Paschen.

Geen zelfbetrouwen, geen eigengerechtigheid, geen eigen vroomheid, geen nijd, geen haat tegen den naaste, onoprechtheid, enz. Wil toch geen feest vieren zonder deze reiniging des harten, zonder wettische vroomheid echter, want ons behoud is in het bloed en ons bloed en ons leven in het Lam.

En zij zullen het met bittere saus eten. Dit is het volgende voorschrift dat in acht moet worden genomen. Die bittere saus, wellicht gekookt en toebereid uit wilde andijvie, had dus bij den Paaschmaaltijd zijn bijzondere beteekenis. Zij herinnert aan het bittere lijden en de verdrukking in Egypte. Deze herinnering moet afschrikken om ooit vrijwillig naar het diensthuis terug te keeren. De bittere herinnering moet afschrikken om opnieuw slaaf te worden van de zonde. Zoo schrijft Paulus in Romeinen 6 vs. 21: Wat vrucht dan had gij toen van die dingen, waarover gij u nu schaamt? Want het einde derzelve is de dood.

Op deze wijze herinnert die bittere saus niet alleen aan de verdrukking, doch aan de dienstbaarheid der zonde onder de slavernij des satans.

Het Paaschlam wordt gegeten met ongezuurde brooden en bittere saus, in ware boetvaardigheid. En juist het zien op het bloed doodt de zondelust, wekt de ware boetvaardigheid, de smart over de zonde, de afsterving aan de zonde, en de af-keet van de wereld naar den Heere toe.

Hoe zou het anders kunnen, of de boetvaardige zondaar heeft een afkeer van eigen bestaan, denkt met smart terug aan zijn verleden, toen de zonde hem zoet smaakte en hij de wereld diende. Hier is een zoet-bitter en een bitter'zoet, dat beter kan worden geproefd dan besproken. Ziet, wij hebben geen achting voor een geloof dat drooge oogen heeft. Met bittere saus óók om afwijking en omzwerven, want wie behoorden wij te zijn in heiligheid en godzaligen wandel?

Want gij zijt duur gekocht, maant broeder Petrus, daarom wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, als uit de dooden levend geworden. Die bittere saus maakt het Lam nóg dierbaarder; zóó smaakt het vleesch van den Zoon des menschen op zijn best. Met bittere saus.

Gods ontferming in Christus doet ons heilig verlegen staan, doet ons aanbidden het groote wonder der schuldvergeving en aanneming tot kinderen, om te eten aan Zijne tafel. Genade verheft den bedelaar en misdadiger in den adelstand. Zoo komt er diepe onderworpenheid des harten; onderworpen aan den Vader der geesten.

Deze draad moet loopen door al onze geestelijke ervaringen. Zoet met bitter gemengd.

Ten slotte mocht niets van het lam overblijven tot den volgenden morgen.

Immers het Pascha heeft betrekking op den éénen nacht van den uittocht, waarin de tiende plaag in zijn doodende kracht de eerstgeborenen der Egyptenaren trof. Het slachtoffer van het Paaschfeest zal niet vernachten tot den morgen..

En zij zullen het vleesch eten in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde brooden; zij zullen het met bittere saus eten.

Zij zullen... Dit wijst op de gemeenschap. Het Pascha des Heeren, dat de Heere schonk en Hem toebehoorde was niet voor den enkeling bestemd, zonder de gemeenschap.

Hetzelfde geldt toch ook van het Heilig Avondmaal onzes Heeren. Het is zeker zalig Christus alléén te genieten, maar dubbèl zalig in gemeenschap der heiligen Hem te ontmoeten. Het lichaam van Christus, vraagt om de gemeenschap der leden.

Wie zou wenschen den weg naar den hemel alléén te reizen, zonder zijn broeders en zusters Hopende en Getrouwe, christen en al wie nog meer in Sion is geboren, moeten samen feest vieren. Als ze leeuwen ontmoeten en de een is wat terneergeslagen, moge de ander wijzen op den ketting waaraan hij vast ligt. Zij zingen bij beurten, soms tegelijk. Gereed-teblijven-staan danste zonder krukken, toen hem werd verhaald dat het hoofd van reus Wanhoop was afgeslagen.

Waar een Israëliet later ook verblijf hield in Kanaan, overal werd hetzelfde Paaschfeest gevierd. Zelfs wie onrein was kreeg een maand later de gelegenheid het te vieren, op 14 Nisan van de tweede maand.

Welk een geestelijke schade heeft juist ook het nalaten van het vieren van het Paaschfeest Israël gebracht! Ze waren nog meer achtzaam op de besnijdenis dan op het Pascha, in de historie van hun volksbestaan.

Hoe vaak is de viering nagelaten; waarom? Omdat men den zuurdeeg niet wilde verwijderen, en het verbond Gods niet eerde.

Men wilde niet leven bij het bloed en het Lam. Zoo wordt Jezus opnieuw gekruist. In de Schrift worden zeven merkwaardige Paaschfeestvieringen vermeld.

Bij den uittocht uit Egypte, toen het werd ingesteld. In woestijn, wordt het ons weer vermeld, evenals bij den intocht in Kanaan. Verder bij de hervorming van koning Hiskia en onder Josia. Na den terugkeer uit Babel en... in den nacht in welken Jezus verraden werd. Waar wilt gij, zoo vroegen de discipelen, dat wij U het Pascha bereiden? Gij kent de geschiedenis en het woord onzes Heeren: Ik heb zeer begeerd dit Pascha met u te eten.

Is het nu wederkeerig ook zóó: en mijne ziel verlangt met U aan te zitten, om met U feest te vieren. En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis, en gij zult hem den Heere tot een feest vieren; gij zult hem vieren onder uwe geslachten tot eene eeuwige inzetting.

Feest vieren achter het bloed, gedekt voor de wraak, in vrede hersteld met God, eten het Lam met ongezuurde brooden en bittere saus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 januari 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Paaschmaaltijd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 januari 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's