Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXVII

Zondag 22 vraag 57

De opstanding des vleesches (slot)

We spraken over 't opstandingslichaam, zooals Paulus daarover handelt in L Cor. 15. Hij stelt in vers 44 tegenover elkander het natuurlijk en het geestelijk lichaam.

Het woord natuurlijk wil zeggen: wat alleen maar leeft (psychisch) wat geen geestelijke verandering heeft ondergaan. Geestelijk is wat bij den Geest Gods behoort, wat van Hem Zijn stempel heeft ontvangen. Zoo lezen wij ook van den natuurlijken mensch, die door Gods Geest niet is vernieuwd. En van den geestelijken mensch, die der wedergeboorte deelachtig is. Thans hebben wij een lichaam dat natuurlijk leeft, maar bij de opstanding ontvangt Gods kind een geestelijk lichaam, een lichaam, dat zóó door den Geest is vernieuwd, dat het past in de heerlijkheid. De opstanding beteekent, dat ook het lichaam de volle vruchten ontvangt van het werk van Christus.

Men moet echter het woord geestelijk niet nemen in den zin van onstoffelijk, want dat is de beteekenis van het Grieksche woord niet.

En nu is dat geestelijke lichaam er niet of eerst moet het natuurlijke er zijn geweest en de verandering geschiedt juist aan dit natuurlijk lichaam in de opstanding der dooden. De christen draagt als mensch het beeld van Adam, in het bijzonder ook naar zijn lichaam. Maar in de opstanding zal hij het beeld van Christus dragen.

In vers 50 zegt hij nog eens nadrukkelijk, om de grof zinnelijke gedachte van de opstanding af te wijzen: Doch dit zeg ik, broeders, dat vleesch en bloed het Koninkrijk Gods niet beërven zullen en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet. Een mensch, die alleen maar met de aarde in verband staat, kan het Koninkrijk Gods niet beërven. Dat kan niet, want het Rijk Gods is niet van aardsche doch van hemelsche orde. Ook beërft de vergankelijkheid, zooals wij nu bestaan, óók lichamelijk, de onvergankelijkheid niet.

Thans gaat de apostel nog een verborgenheid bekend maken. Als Christus wederkomt, zullen er nog geloovigen op aarde zijn, daar zal Hij voor zorgen, door Zijn plotseling verschijnen op de wolken des hemels. Dus allen zullen wel niet ontslapen, maar wel veranderd worden. Maar hoe dan? De verandering van vergankelijk in onvergankelijk zullen alle geloovigen ondergaan. Zoowel zij, die bij dê wederkomst nog leven als degenen, die reeds langen tijd geleden of onlangs zijn gestorven.

De verandering van degenen, die alsdan nog in leven zijn zal in een ondeelbaar oogenblik geschieden. Er zal een bazuin klinken! en wel de laatste!

De gestorven christenen zullen onvergankelijk, onverderfelijk worden opgewekt. Dat is ééne groep. En degenen, die nog leven worden plotseling veranderd, zonder de scheiding tusschen ziel en lichaam mee te maken.

Wanneer dat is geschied, dan zal in vervulling gaan: de dood is' verslonden tot overwinning. Hij is teniet gedaan, zoo blijft wat onsterfelijk, onverderfelijk is gemaakt, dit ook eeuwig. Als de dood overwonnen is kan hijzelf niet meer overwinnen, en zoo komt de apostel tot den blijden geloofsuitroep, tevens verwachting der hope: dood, waar is uw prikkel, hel, waar is uw zegepraal? De dood kan niet

meer overwinnen, omdat hij overwonnen is. De dood is zijn prikkel kwijt, namelijk der zonde, waarmee hij steekt en wondt.

Zoo teekende de apostel, hetgeen h em de Heere had geopenbaard in aansluiting aan het geheel van het onderwijs der Schriften.

Zalig, wanneer wij dit werkelijk gelooven en wijzende op ons broos lichaam, mogen belijden in vertroosting der Schriften: dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen en dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen.

Ja, dan is ons graf een slaapstede, een akker, waarin de. korrel wordt neergelegd, om uit te spruiten tot een schoone halm.

Wij zullen met Daniël rusten in hope tot den jongsten dag.

Voor één misvatting moeten wij nog waarschuwen, dat namelijk dit geestelijke lichaam niet mag vergeestelijkt worden alsof de tweeheid van het bestaan des menschen zou worden opgeheven, lichaam en ziel. Neen, die tweeheid blijft, maar beide volmaakt verheerlijkt. De eene mensch, de compléte mensch, zal verschijnen iri de heerlijkheid van den Zoon des menschen, Hem geheel gelijkvormig, naar zijne menschelijke natuur, herschapen naar Zijn evenbeeld, nu dragende het hemelsche beeld.

Zoo worden de dooden opgewekt in hetzelfde wezen doch in andere gestalte. In het scheppingsleven kennen wij dergelijke verschijnselen ook wel. Neem maar water en ijs, in wezen hetzelfde, maar in e^n geheel andere vorm van zijn. Neemkoolstof en diamant, in wezen hetzelfde, maar in vorm en toestand wel zeer verschillend. Zoo zacht als koolstof, als asch, en zoo hard als diamant.

Maar hoe dit alles nu zal zijn moge de zalige toekomst leeren, gedachtig aan de leering en vermaning des Heeren door den apostel Johannes: kinderkens, het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen, maar, als Hij zal geopenbaard zijn, die ons leven is, zullen wij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.

Wat zegt nu de Schrift van dit verheerlijkte lichaam verder?

Het zal zijn zonder begeerten, zooals wij die in dit leven kennen. In de opstanding nemen zij niet ten huwelijk en worden niet ten huwelijk gegeven; maar zij zijn als de engelen Gods in den hemel. (Math. 22 : 30).

Gij weet, bij welke gelegenheid de Heere Jezus dit woord heeft gesproken.

In de opstanding verheerlijkt zich de kracht Gods, speciaal in de opstanding der rechtvaardigen. In dit opstandingsleven in het algemeen zal het huwelijksleven geheel wegvallen. En daaraan juist hadden de Sadduceën hun spitsvondige redeneering ontleend om Jezus in de war te brengen, dófch Hij wist te antwoorden en verweet hun dat zij dwaalden en niet wisten de kracht Gods.

Jezus noemt de engelen niet, omdat de menschen dan, evenals de engelen geen lichaam zouden hebben, maar omdat zij als de engelen geen huwelijk meer zullen kennen, noch hetgeen daartoe behoort..

Verder leeren wij uit de schrift dat behoefte aan spijs en drank niet meer zal bestaan, zooals in dit leven. De spijzen zijn voor den buik en de buik voor de spijzen; maar God zal beiden dezen en die teniet maken. (1 Cor. 6 : 13)

Hoe dan de onderhouding van het leven precies zal zijn wéten wij niet. Er blijven hier vragen over.. Wij denken aan Mattheus (26 : 29). En ik zeg u, dat ik van nu aan niet zal drinken van deze vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik met u ze nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders.

Öok Marcus en Lucas hebben deze uitspraak des Heeren bewaard in hun Evangelie.. Jezus zou geen wijn meer drinken van den aardschen wijnstok, dit was de laatste dronk. Eerst wanneer het Koninkrijk Gods zal gekomen zijn en daarin enkel gerechtigheid woont, en Gods heerlijkheid van alles op de meest luistervolle wijze uitstraalt, dan zal Ik wederom met u aanzitten en den maaltijd van eeuwige zaligheid genieten. Daarmede zal de Heere wel niet uitspreken dat er op de nieuwe aarde wijn gedronken zal worden aan het Avondmaal van de bruiloft des Lams, maar dat genoten zal worden wat de wijn bewerkt, namelijk blijdschap, vreugde, om deze te genieten in de tegenwoordigheid des Heeren ononderbroken en eindeloos.

Het woord nieuw bij wijn wil zeggen: van gansch andere soort, hemelsche vreugde, die past bij het bruiloftsmaal des Lams.

Zoo zullen deze woorden wel verstaan moeten worden, overigens zal de eeuwigheid ons leeren hoe alles zal zijn, want het zal al onze verwachtingen verre overtreffen, wat wij hier soms mogen genieten en vermoeden te zullen genieten.

We spreken nog als kleine kinderen, maar als wij man geworden zullen zijn zullen wij teniet doen hetgeen eens kinds is.

De heerlijkheid van den mensch na de opstanding zal al onze stoutste gedachten overtreffen. Toen Stefanus werd gesteenigd lezen wij van hem: en zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en in de Openbaringen staat geschreven: Zijn naam zal op hunne voorhoofden zijn.

Dan zullen wij geschikt zijn om God te , schouwen in Zijne zelfopenbaring en den Koning te zien gelijk Hij is; te zien óók met onze oogen des lichaams. Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan aangezicht tot aangezicht. (1 Cor. 13 : 12)

En wij zullen kennen gelijk ook wij gekend zijn.

Om aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig te zijn.

Het lichaam derhalve waarmede Christus is ten hemel gevaren. Gelijk wij gedragen hebben het beeld des aardschen, alzóó zullen wij óók dragen het beeld des hemelschen, die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan zijn heerlijk lichaam.

Job sprak het uit, toen hij zijn levende Verlosser, zijn Goël zag: mijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot.

Het doel der verrijzenis is de verheerlijking Gods, in het aangezicht van Christus. Zoo komen wij terug op de vraag: wat troost u de opstanding des vleesches? En de vraag wordt dus persoonlijk tot u en mij gericht, en we mogen ons niet aan een antwoord onttrekken. Doch geven wij het antwoord van onzen Heidelberger? Leeft ge daarin? Zijt ge een mensch, die een eeuwige toekomst hebt in heerlijkheid, het geloof in Hem, die de opstanding en het leven is!

Door dezen troost roemde de apostel: ik houde het daarvoor dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen bij de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.. Deze troost onderschraagt ons in lijden en druk, wetende dat ons weggelegd is een beter goed in de hemelen; een goed dat niet kan worden gestolen, «noch door mot of roest worden verteerd.

De erfenis der heiligen in het licht, wacht ons na den strijd, erfgenamen Gods, mede-erfgenmen van Christus. En Hij is het onderpand van onze zalige verrijzenis ten jongsten dage. Zijn lichamelijke tegenwoordigheid in den hemel, waarborgt dat wij eenmaal Hem gelijkvormig zullen zijn, gelijk de Heilige Geest in ons hier en nu het onderpand der erfenis is, die ons wacht. .

Wat troost u de opstanding des vleesches? Deze hemelsche leer brengt ons over de grenzen van dood en graf, laat ons blikken in de grootsche toekomst van het geopenbaarde Koninkrijk Gods, dat hemel en aarde zal vervullen. De Kerk des Heeren verwerkelijkt zich de ellende van haar aardsch bestaan. Zij erkent de smart harer gebondenheid, de pijn der vergankelijkheid. Hoe zou zij dan kunnen meedoen aan de wereldsche vertroeteling van het vleesch, zonder echter in een ongezonde wereldmijding te vervallen!

De Christen verft zijn lichaam niet om het een sqhijn van onverderfelijkheid te geven, want hij weet dat de schoonheid ijdelheid is en de bevalligheid bedrog.

Zoo leeft de mensch, de Christen, in het lichaam als instrment des geestes, waarin de Geest woont als in zijn tempel, om in het geloof te grijpen naar het eeuwige leven. Dit leven der hope gebruikt deze wereld als niet misbruikende, aanschouwt de schepping als het werk van Gods handen maar hoort haar zuchten, en zucht mee, ja, zucht vóór, verwachtende de verlossing des lichaams, want zij zijn gekocht voor tijd en eeuwigheid met lichaam en ziel.

Zoo hebben wij, door de vertroosting der Schriften, hope, en verstaan den roep des Geestes: Kom, Heere Jezus, ja, kom haastiglij k!

Gelijkvormig aan het heerlijk lichaam van Christus. Volkomen herschapen naar lichaam en geest om eeuwig met den Heere te zijn. En daartegenover? Eeuwig buiten Gods gemeenschap onder Zijn toorn.

Maar (blij vooruitzicht, dat mij streelt!) Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 maart 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 maart 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's