Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De waardering van het Oude Testament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De waardering van het Oude Testament

10 minuten leestijd

(3)

De Hervorming maakt kennis met het voortbestaan van de twee stromingen uit de oude chr. kerk. Enerzijds een wettische Bijbelopvatting en anderzijds een geringschatting van het Oude Testament.

De Wederdopers vertegenwoordigen de eerste stroming. Aanvankelijk stellen zij het O. Testament zeer hoog en verdedigen zelf op grond daarvan, dat het hebben van meer dan één vrouw tegelijkertijd geoorloofd zou zijn. Immers de heiligen uit het oude verbond hebben ook zo geleefd. Doch al ras zijn zij zover gegaan, dat zij geen bewijzen uit de Heilige Schrift meer nodig hadden. Het inwendig licht, de inspraak van Gods Geest werd gesteld ver boven de Bijbelse openbaring. Tegen de Wederdopers hebben alls Hervormers heftig gestreden. In dit blad is reeds eerder het geschrift van Calvijn tegen hen behandeld. Ook de opvatting van het Oude Testament, welke zij huldigen, werd radicaal afgewezen door de kerk der Hervorming, zoals nog telkens weer het geringschatten van de Schrift en het uitgeven van eigen mening voor de inspraak des Geestes moet worden verworpen.

Anderzijds waren het de Socinianen en later de Arminianen, die het Oude Testament minderwaardig achtten. De eerstgenoemden gingen daarin zeer ver en ook hiertegen verhieven de Hervormers waarschuwend hun stem en traden zij zeer krachtig op. Men denke aan het geval van Servet in Genève. De Arminianen en later de Remonstranten leerden, dat het Oude Testament slechts tijdelijke goederen bevatte. Dezelfde argumenten, die wij bij de geringschatting van het Oude Testament reeds tegenkwamen in de eerste chr. kerk vinden wij ook hier, gelijk zij tot op de huidige dag in nieuw gewaad nog worden voorgedragen. Maar het reeds aangehaalde art. 5 van de belijdenis erkent ook de boeken van het Oude Testament als van God gegeven, als heilig en kanoniek, „om ons geloof daarnaar te regelen, daarmede te bevestigen en daarop te gronden". Van de Hervormers vereist Luther nog een nadere uiteenzetting. Het leven van deze baanbreker der Hervorming werd bewogen tussen de twee polen van wet en evangelie. Zo kwam hij er toe om het Oude Testament met de wet te vereenzelvigen en dus laag aan te slaan. Later wordt hij v echter voorzichtiger, door de praktijk geleerd, en vindt hij in het Oude Testament rijke evangelische beloften. Niettegenstaande dat werkt toch de eerste opvatting van Luther door in de kerk, die zich naar zijn naam noemt.

De Duitse geleerde A. von Harnack, die aan het begin van deze eeuw schreef, kan zich dan ook op bepaalde uitspraken uit Luthers eerste periode beroepen bij zijn afwijzing van het Oude Testament. Evenwel is Luther nimmer zo ver gegaan als genoemde geleerde gaat. In zijn boek over de slaafse wil heeft Luther, die graag sterke uitdrukkingen gebruikt, zich echter nogal kras uitgelaten, als hij schrijft: , , Het Nieuwe Testament bestaat naar zijn diepste wezen uit beloften en opwekkingen, terwijl het Oude Testament even wezenlijk uit wetten en bedreigingen bestaat." (Citaat uit Het Oude Verbond, van Prof. Dr. Ph. Kohnstamm. Verg. ook voor het vervolg de Hermeneutiek van het Oude Testament door wijlen Prof. Dr. L. H. K. Bleeker.) Luther is in de genoemde uitspraak dus wel heel radicaal en wel bezijden de waarheid, zoals hij zelf later heeft ingezien. Daarom gaat v. Harnack veel verder als hij de volgende woorden neerschrijft, waarbij het gelovig gemoed niet nalaat te huiveren: , , In de tweede eeuw het O. Testament te verwerpen, was een fout, die de grote Kerk terecht vermeden heeft; het te blijven erkennen in de 15de eeuw was een noodlot, waaraan de Hervorming zich niet mocht onttrekken, maar het sedert de 19de eeuw als kanonische oorkonde van het Protestantisme nog te willen bewaren, is het gevolg van een religieuze verlamming."

Langzamerhand is er ten onzent wel een terugkeren van dit radicale standpunt te bespeuren, doch niettemin leeft de geest, die hieruit spreekt, nog bij velen voort. In dit alles beroept men zich dan gaarne op de Hervormers, maar wat bij Luther nóg enige schijn van rechtvaardiging vindt, want meer dan schijn is het niet, wordt bij een onderzoek naar de gedachten van Calvijn geheel en al omver geworpen. Bij zijn standpunt kunnen wij later nog afzonderlijk stilstaan. Thans zien wij slechts hoe de lijn over Zwingli. Bullinger en Calvijn loopt tot in de Engelse theologie en vandaar ook de Nederlandse godgeleerden heeft beïnvloed. Deze opvattingen, die wij de Gereformeerde plegen te noemen, houdt zich in het bijzonder bezig met de leer des verbonds. Gereformeerde theologie is vooral bezinning op het verbond der genade, zoals dat in Oud en Nieuw Testament is geopenbaard. Coccejus was waarlijk niet de eerste, die het verbond centraal stelde, zoals wel eens wordt beweerd. Geheel in

de lijn van het gereformeerd protestantisme hield ook Coccejus zich bezig met de leer van het verbond. Maar hij blijft niet staan bij het verschil in bewustzijnsinhoud, dat de vaderen van het oude verbond onderscheidde van de nieuwe bedeling, doch hij gaat verder en leert een verschil in de wezenlijke goederen van het verbond.

Coccejus leert dus met de anderen, dat de vaderen van de oude dag in de schaduw van de schemering leefden en daardoor minder inzicht hadden in het verlossingsplan Gods. Dat was volkomen gereformeerd. Maar hij gaat verder en leert bovendien, dat aan die vaderen ook de wezenlijke goederen van het genadeverbond ontbroken hebben. Zo zou — om slechts één duidelijk voorbeeld te noemen — de rechtvaardigmaking onvolkomen geweest zijn, omdat het offerdier geen verzoening kon aanbrengen. Het genadeverbond vatte hij tenslotte op als een langzamerhand plaats hebbende afschaffing van het werkverbond. Op deze wijze hield Coccejus in het geheel geen verbond over en week hij af van de gereformeerde lijn. Het heeft dan ook in zijn tijd niet aan bestrijders van zijn dwalingen ontbroken. * *

Zonder de bijzonderheden na te gaan, welke aan de strijd om de Coccejaanse leer verbonden zijn, merken wij op, dat Coccejus en zijn volgelingen zeer open stonden voor de wijsgerige stromingen van hun dagen, waarin de twijfelzucht verheerlijkt werd. Op die wijze werd de weg gebaand voor scherpe critiek op het Oude Testament, zoals wij die heden ten dage kennen. Telkens weer blijkt het in de kerk dat afdwaling van de gezonde leer der waarheid gepaard gaat aan gewillig het oor neigen naar de theorieën der wereld. Iedere dwaling aangaande de leer des heils heeft een stuk tijdgeest in zich en kan daarom in een bepaalde tijd grote vorderingen maken. In onze tijd zien wij dit opnieuw in het Barthianisme, dat zoveel kracht kan ontwikkelen, omdat het in belangrijke punten overeenkomt met de geest van de tijd en omdat het in zeker opzicht een wijsgerige ontwikkeling is van de geest onzer dagen. In een losgeslagen wereld grijpt men krachttermen in zijn wereldveroordeling. De geschiedenis van heden schijnt Barth gelijk te geven, als hij al wat bestaat tot zonde verklaart en aan de vergankelijkheid overgeeft. De mensheid van heden heeft alle steun en zekerheid verloren en gelooft daarom geredelijk dat al wat bestaat „zonde" is en vergaan moet. Wanneer deze gedachten ingeweven worden in „het stuk der ellende" menen velen, dat de Bijbelse waarheid wordt gepredikt, terwijl het de ontwrichting der geestelijke wereld is, die op onbijbelse wijze wordt uitgebeeld. Zonde blijft hierbij niet, zoals de apostel Johannes schrijft wetteloosheid, opstand en ongehoorzaamheid tegen God, maar zonde wordt zonder meer als vergankelijkheid verklaard. Velen, die menen gereformeerd te zijn, spreken graag van de tegenstelling tijd en eeuwigheid. In dit schema past men dan net woord zonde, maar voor genade is daar nauwelijks plaats. Zo dringt de tijdgeest door tot in de meest godsdienstige kringen die het thema van de vergankelijkheid en het oordeel tot hun geliefkoosde onderwerpen maken. Doch keren wij terug tot Coccejus.

De Coccejaanse leer in verbinding met de (Cartesiaanse) wijsbegeerte bereidde de weg voor de critiek op het Oude Testament, die op de vernietigende critiek uitlopen, zoals wij die uit de woorden van v. Harnack hebben beluisterd.

De kerk, die haar krachten verloren had, doordat zij zich niet of niet genoeg verdiepte in het Woord Gods, kon het Oude Testament niet redden uit de verscheurende handen van ongelovige critiek. Vandaar, dat de wijzen van hun eeuw en niet de kerk de in hun ogen beslissende woorden over dat bijbelgedeelte hebben gesproken.

Zonder de lezers te willen vermoeien met namen van onbekende mannen, willen wij toch hun meningen laten horen.

Het was Kant, die het Oude Testament slechts van waarde achtte voor de Joodse Staat van voorheen en de zedelijke voorschriften voor een toevoegsel hield. Het Christendom is uit het Jodendom voortgekomen en betekende de afschaffing van al wat Oudtestamentisch was.

Schleiermacher waagt zich nog een stap verder en vindt, dat het Jodendom in dezelfde verhouding staat tot het Christendom als het heidendom. Voor hem is er dus geen plaats voor de bijzondere openbaring van God aan Israël. Het teruggrijpen van de Heere Jezus op het Oude Testament moet dan onverklaard blijven of als als een fout worden aangemerkt. Ook dat laatste is in het critische kamp heel goed denkbaar, al is het voor het geloof een grote goddeloosheid.

Nog erger dan beiden maakt het Hegel, die het Jodendom een lagere godsdienst acht dan het heidendom van Grieken en Romeinen. Het „eerst de Jood en dan de Griek" van Paulus is dus alweer onjuist! Het bondsvolk Gods wordt vernederd tot de rang van het gruwelijkste heidendom.

Deze uitwassen behoren voornamelijk tot het verleden, doch zij hebben niet nagelaten hun sporen te drukken in de zijde der theologie, die door hen van het rechte pad al meer werd afgevoerd. In de huidige critiek vinden wij van deze denkers allerwege de invloed en er blijkt niets nieuws onder de zon te zijn.

In zulk een ontspoorde geestenwereld leven wij. De openbaring Gods aan de vaderen wordt met voeten getreden. De onheilige handen der critici schromen niet het Heilig Woord uiteen te rijten. De gemeenten worden eerst van het Oude en daarna van het Nieuwe Testament beroofd. Wat wonder, dat het geestelijk leven kwijnt en dat de kerk aan invloed inboet.

In plaats van de prediking van het Evangelie is er gesteld de voorstelling van menselijk-goddeloze gedachten. De natuurlijke mens verstaat niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, zij zijn hem een dwaasheid. Halfvolle kerken in vele plaatsen, verval allerwege. een menigte onkerlijke mensen, dat is het droeve resultaat van enige eeuwen Schriftcritiek. Hoevelen onder de predikanten prediken op de kansel niet een waarheid, waaraan zij twijfelen in de studeerkamer. Men maakt er maar iets van, want er moet toch gepreekt worden. De gloed der overtuiging wordt gemist. De Bijbel komt niet aan het woord, de vaderen met hun zielservaring, evenmin als de heiligen, die in Christus geloven in de nieuwe bedeling, krijgen de kans om tot een voorbeeld te worden gesteld. Een Christus wil men prediken zonder de volle rijkdom des geloofs in een toegepaste Christus te verkondigen. Wat bergen de Adventsweken voor • vele predikers niet een moeilijkheden om vanuit Israëls heilsverwachting naar Gods beloften te spreken over de vervulling. Het Oude Testament kan bijna geen dienst meer doen in de verkondiging des Woords.

Dit is de ene zijde. De andere zijde is een Oudtestamentisch leven van velen, die zich gedragen, alsof er geen verzoening is aangebracht. Een zich krampachtig terugtrekken op het Oude Testament, zonder dit met het Nieuwe Testament te verklaren. Een willen leven uit de beloften, alsof er geen vervulling ware. In het midden van deze kleinere of grotere afdwalingen moet het Woord bediend worden, zonder aanzien des persoons. Zowel naar rechts als naar links moet gewaarschuwd. Niemand kan zeggen, dat Christus de Heere is dan door de Heilige Geest. En... hoge waardering van de Heere Jezus voor het Oude Testament: Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen! Hoeveel te meer geldt dat ons, die de Vervuiler van wet en profeten horen verkondigen. Meer dan Mozes, dan Jona en Salomo is hier.

M.

H. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 maart 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De waardering van het Oude Testament

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 maart 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's