Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JEZUS EN SIMON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JEZUS EN SIMON

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lucas 7 vers 36—50. Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen en de andere vijftig;

En als zij niet hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan, wie van deze zal hem meer liefhebben?

En Simon antwoordende, zeide: Ik acht, dat hij het is, dien hij het meeste kwijt gescholden heeft. En Hij zeide tot hem: Gij hebt rceht geoordeeld. Vers 42—43.

(3)

Weer gaan we op bezoek ten huize van Simon den Farizeër, waar Jezus Zich bevindt en aanligt aan den maaltijd, terwijl de vrouw, welke een zondares was, staat achter Zijn voeten, die zij nat maakt met hare tranen en afdroogt met de haren van haar hoofd, terwijl zij ze zalft met kostelijke zalve.

Ze krijgt alle gelegenheid haar liefdewerk te verrichten, terwijl Jezus een gesprek heeft met Simon, zooals wij hebben gehoord. Een gelijkenis spreekt Hij uit, die we bezig waren te overdenken. We overwogen het ontstellende feit dat wij schuldenaar zijn voor God, en Hem het geleende niet bij machte zijn terug té geven, waarop Hij blijft staan naar zijn rechtvaardigheid. Onze schuld is groot en zwaar. Hoe is het deze week gegaan, lezers, met de schuldvraag? Is er verandering gekomen in de verhouding tot God uw Maker? Straks gaan we handelen over de schuldvergeving van deze vrouw, thans moeten we ons nog bezig houden met de gelijkenis.

Eén punt in de gelijkenis, waar het hier ook juist op aankomt, overwogen we nog niet. Eigenlijk zou het 't gemakkelijkst zijn dit punt maar over te slaan, want juist dat punt geeft moeilijkheden in de verklaring; maar overslaan mogen we niet. Dus, komaan, we gaan ermee beginnen.

De een was schuldig vijfhonderd penningen en de ander vijftig.

Het is duidelijk dat de Heere Jezus met die onderscheiding in het bedrag van de schuld iets wil leeren, in het bijzonder aan Simon, den Farizeër en verder aan de boetvaardige zondares, achter Zijn voeten, en tenslotte aan allen, die tegenwoordig waren in het huis, benevens aan ons, tot wie dit woord des Heeren kwam in de Schrift.

Eerst gaan we enkele algemeene opmerkingen maken, om dan toepassing te maken op het geval van Simon en de vrouw.

De vraag wordt gesteld van meer dan eene zijde: is er dan zoo n groot verschil in de schuld tegenover God onder de menschen, als hier in de gelijkenis wordt voorgesteld, vijfhonderd penningen de< een, en vijftig slechts de ander.

De gansche wereld is toch verdoemelijk voor God. Eén ijdele gedachte verdient toch den eeuwigen dood! Zeer zeker en toch leert de Schrift we! degelijk graadverschil in schuld, onder de menschen. Bovendien moet ge het doel der gelijkenis in het oog houden, anders ontgaat u de betekenis. Ge moet niet gaan redeneeren, de een heeft dus tienmaal zooveel schuld tegenover God als de ander. Zóó bedoelt de Heere Jezus het zeker niet; die toepassing moogt ge niet maken. Er zijn echter inderdaad beesten van zondaars, monsters van goddeloosheid, in de uitleving, vloekers, hoereerders, dieven, moordenaars, schurken in hun omgang met anderen, liederlijke lui, verzonken in bestialiteit.

Sodom en Gomorra staan bekend als steden in de vlakte van de Doode Zee, waar de zonde ten hemel schreide, in de grofste openbaring.

Tyrus en Sidon waren twee handelssteden waar de ongerechtigheid zeer groot was. Ninevé zou worden omgekeerd als het zich niet bekeerde, zoo grof was de zondedienst. Maar ik moet u met deze vergelijking even in de war brengen en een andere waarheid u voor oogen stellen: het zal Tyrus en Sidon vefdragelijker zijn in den dag des oordeels dan ulieden, want indien in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en asch bekeerd hebben.

Zoo raken we in de war en wisselen de vijfhonderd-penningen-schuldigen met die van vijftig. Denk dus ook aan die waarheid, als ge u soms bij die van vijftig wilt rekenen. Groote zondaars zitten dus vooral in de kerk, vijfhonderd-penningen schuldig, omdat hen zooveel meer is geleend door den Heere in genade.

Zou het dan toch zóó zijn dat tenslotte de vrouw in de gelijkenis vijftig en Simon vijfhonderd penningen schuldig is? Neen, dat is de bedoeling niet, hoewel het voor Simon zoo moet worden! Mij, den voornaamste der zondaren is barmhartigheid geschied. Meen niet dat degenen op wie de toorn van Siloam viel, grooter zondaars zijn geweest, maar indien gij u niet bekeert, zult gij desgelijks vergaan, zei Jezus.

Er is dus verschil, maar verreken u niet voor uzelf. Vijftig penningen schuldig maakt rampzalig voor God. Maar ook is waar: hij, die Mij aan u heeft overgeleverd heeft grooter zonde, zei Jezus tot Pilatus. Zeker, iedere zonde is overigens groot genoeg om een menschenziel voor eeuwig te ruïneeren.

Doch sommigen hebben als het ware "grooter capaciteit en sterker passies in het zondigen, zoodat hun schuld ten hemel rijst.

Anderen zijn geplaatst in posities van vertrouwen. Hij, die maar één talent heeft kan niet met twee zondigen.

De zwakzinnige en van zijn verstand beroofde is niet zonder schuld, maar de bestialiteit waartoe hij kan vervallen, maakt hem niet tot een vijfhonderd-talenten-schuldige zondaar. Als wij over al deze dingen dieper nadenken, komen we voor allerlei moeilijkheden te staan en vinden het maar gelukkig dat wij de rekening niet moeten opmaken, maar de hartenkenner en de nierenproever dit doet, die alle omstandigheden ook kent en het harte doorgrondt. Alléén voor onszelf, moeten we maar niet te laag schatten, en vooral niet doen als Simon, die zich een braaf mensch achtte. Neen, dan mogen we Paulus volgen in de belijdenis des harten, mij den voornaamste der zondaren is barmhartigheid geschied.

Doch, dit moet belijdenis des harten zijn en geen vroom vertoon, want dan komt er ineens vijfhonderd penningen schuld bij! En die moeten óók betaald worden.

Neem een prediker, die het woord vervalscht, de breuk op het lichtst geneest,

dat is een groote weerzinwekkende zondaar voor God. Gelijk zijn kwaad grooter is dan van zijn hoorders zal ook zijn straf zijn als hij zich niet bekeert.

Ge moet in den dienst der schaduwen maar letten op het verschil in offer dat gebracht moest worden voor den priester en b.v. voor de reiniging eener vrouw.

Zij mocht komen met een paar duifjes, doch niet alzoo de priester.

Vaders en moeders zondigen in veel meer verhoudingen dan kleine kinderen.

De schuld wordt zwaarder als licht en kennis toenemen. Gij zijt opgevoed onder het Woord en de prediking ervan. Veel heeft de Heere u geleend, gij zijt gedoopt in den driemaal-heiligen naam des Heeren. Vijfhonderd penningen zijt gij schul-

dig. Er is in onze zonde eene intensiteit van zwartheid voor God, die er bij den heiden niet is, omdat hij leeft buiten de bijzondere openbaring.

Wij zondigen tegen licht en beter weten in. Gij moet uw deugdzaam leven toekennen aan de genade en uwe zonde aan uzelven. Vijfhonderd-vijf tig waar schaart ge u bij in waarheid? Sommigen uwer hebben geleden onder de zonde en zijn er toch mee doorgegaan. Moet dit zoo blijven tot het bittere einde? Hoe zuk ge dat betalen, hoe zult ge dat verantwoorden?

Wij bidden u van Christus-wege, alsof God door ons bade, laat u met God verzoenen. Kom, lezers, die weet wat schuld en vergeving is, worstel toch mee aan den troon der genade, opdat er menschen komen achter Jezus' voeten, weenende, die voeten kussende, ze zalvende. Dan wordt het feest voor de medelevers, gelijk er blijdschap is bij de engelen in den hemel over één zondaar, die zich bekeert.

Weet ge welke zonde dubbel telt bij God? Moet ge eens hooren, de zonde van ongeloof en verwerping van Zijnen Christus, het onrein achten van Zijn bloed... wat gij nog doet? Ge zegt, ik ben geen dronkaard, geen dief, ... gelukkig niet, maar ongelukkig, ge zijt een ongeloovige. Deze is de erfgenaam, kom aan, laat ons Hem dooden en de erfenis aan ons behouden. Wie niet gelooft is aireede veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in den naam van den eeniggeboren Zoon van God.

Let er op dat de zonde u degenereert, ontaardt, de dronkaard, overspelige, moordenaar, is er een sprekend bewijs van, maar denk erom, Simon, die ik daar zie zitten, neerziend op Jezus en de zondares, denk eiom Simon, ... wie ge zelf zijt. Uw ingebeelde braafheid en vroomheid is walgelijk vcor God.

In bepaald licht gezien was de zondares degi ne, die vijfhonderd penningen schuldig was en de brave Simon maar vijftig. De Heere Jezus zegt immers tegen Simon, haar is veel vergeven.

Evenwel is voor u waar: zoo dan, wie den wil des Heeren geweten heeft en niet gedaan, die zal met vele slagen geslagen worden, want dien veel gegeven is van dien z.? .l veel geëischt worden. b d i

Een paar vragen nog en we gaan verder. Acht ge u een vijftig-penningen zonk z daar, of zondares, dan wel een vijfhonderd-penningen schuldenaar? Of, of weet ge niet wat te zeggen?

Toch zijn we nog niet tevreden na alles wat is gezegd en we zoeken eigenlijk naar een verklaring van deze gelijkenis, die ons de bedoeling van den Heere Jezus doet verstaan.

Welken weg moeten wij dan inslaan? Me dunkt, we moeten op het volgende acht geven. Ge weet wel dat de Heere Jezus soms merkwaardige gezegden gebruikte. Zoo denk ik aan hetvwoord: die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van noode, maar die ziek zijn. Wat wil dat zeggen? Het wil zeggen: menschen, die zich gezond achten, maar eigenlijk ziek zijn. Ja maar, zegt ge, als het dat beteekent, dan is hetgeen volgt eigenlijk niet van kracht. Stel nu eens dat ge ziek zijt en noodig den dokter zoudt moeten hebben, doch ge zegt: ik heb geen dokter noodig, want ik ben niet ziek!

Juist, nu zult ge begrijpen wat de tweede helft van dit gezegde moet beteekenen. Die zich gezond achten, hebben geen behoefte aan den medicijnmeester. In den grondtext blijkt die beteekenis volkomen zeker.

Niet-noodig-hebben naar eigen-meening en gevoel, omdat men meent niet ziek te zijn. Gezonden hebben geen geneesheer noodig, maar zieken.

Jezus sprak daar tot de Farizeën, die Hem kwalijk namen dat vele tollenaren met Jezus aanlagen aan den maaltijd. Hoe kon Hij Zich met zulke lieden ophouden (Matth. 9 : 12). Jezus plaatst Zich als het ware op hun standpunt: ij, die zich als gezonde menschen beschouwen, moeten toegeven, dat de door hen voor groote zondaren gehouden tollenaren — zwaarzieken ook, volgens hen - — toch wel een geneesheer noodig hebben! Tevens laat Jezus uitkomen hoezeer zij, juist op hun standpunt, tekort schoten in hun roeping ten opzichte van tollenaren en zondaren. Zoo moeten we nu deze gelijkenis verstaan. Simon ziet laag neer op die zondares, het is wel een vijfhonderd-penningenzondares, en hij, nu ja, hij heeft ook wel zonde, maar hij is toch zeker niet meer, in eigen schatting, dan een vijftig-penningen zondaar. Simons gedachten van zichzelf en die vrouw grijpt Jezus in deze gelijkenis.

Simon is de brave man, nu ja, vijftig penningen schuldig, maar wat is dat nu eigenlijk voor schuld! De Heere Jezus geeft deze gelijkenis om Simon in het nauw te drijven en de zondares in de ruimte te brengen, want die zegt aanstonds bij zichzelf, ja, een vijfhonderdpenningen zondares ben ik, Simon is veel beter dan ik.

Nooit uit te drukken hoe schuldig de zondares is, ach Heere, noem een veel grooter getal, want zij gevoelt wat Jezus edoelt.

We moeten dus aan het schuldgevoel enken. En daarin is wel zeer groot verchil onder de menschen. De zondares ende hare groote schuld, was daarom oo diep verslagen en had groote liefde voor den ontfermenden Jezus, Die Zijn hart voor haar had geopend, nog eer Hij Zijn mond ontsloot om haar toe te spreken. In haar gansche doen toonde zij hare liefde tot den Heere, hare verwondering, hoe zij Hem welkom was, en mocht staan achter Zijne voeten en van terzijde Zijn gelaat kon zien en in Zijn oogen lezen. De gelijkenis zegt dus niet hoe Jezus over Simon en de vrouw dacht, maar hoe Simon erover dacht. Simon laat deze vrouw dan een vijfhonderd-penningen zondares zijn en gij maar een vijftiger, voor uw gevoel, denk dan eens na Simon... en dan zal Jezus straks Simon verwijten dat Hij Jezus totaal geen dank heeft geweten en dus mag hij wel eens onderzoeken hoe het met zijn vijftig penningen schuld staat, of hij zich niet schromelijk vergist in het getal en of hij wel weet wat vergeving is!

Nu ie er bij gradueel verschil toch óók weer gelijkheid in ander opzicht tusschen die twee schuldenaars. Ze konden geen van twee hun schuld betalen. En als de Heere een zondaar redt dan leeren ze dat óók verstaan. Het is wat, schuldig te zijn en de schuld meerder te maken! Hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven. Dan zijn we hulpeloos en hopeloos verloren en geruïneerd.

Zoo wordt de zondaar ontledigd en vernederd tot in het stof des doods. Neen, we loopen niet over onze schuld heen, en beginnen niet met de vergeving, doch met de ontdekking. Evenmin echter blijven we in het schuldbesef steken want dat is ook een bewijs dat wij onze schuld nog niet recht kennen.

De twee schuldenaars hadden niets om te betalen. Zoo wordt het in de gelijkenis ons voorgesteld. Er zijn sommige lieden, die zich veel zonde bewust zijn, maar aan waar schuldbesef ontbreekt het hun, en ze zullen met hun berouw betalen. Ik zal dit laten-en dat doen, en dan: God is barmhartig en Jeztis is Heiland voor iedereen.

Anderen willen tot een accoord komen, ze zullen hun best doen en Jezus mag de rest doen, dan zal het wel gaan, want God is toch barmhartig. Ze kunnen God wel geen volmaakte gehoorzaamheid bieden, maar ze doen wat ze kunnen, meer mag toch ook niet worden geëischt! De dreiging: vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in alles wat geschreven is in het boek der wet om dat te doen, laten ze in het midden of schuiven haar terzijde. Maar vergeet niet, wie door eigen werken wil zalig worden die moet de wet volkomen houden. Jezus leert ons dat beide schuldenaren hierin gelijk waren dat zij niet hadden om te betalen.

Hebt gij dat nu geleerd, mijn lezer, bankroet, geen penning om te betalen en dan gemaand keer op keer? Want God ziet de zonde niet door de vingers. Zou ons dan geen tollenaarsbede passen: o God, wees mij, den zondaar, genadig; wees met mij verzoend, staat er eigenlijk. Ik moet voor eeuwig omkomen, als Gij mij geen genade bewijst en daarop heb ik geen recht, want dan was genade geen genade. Maar Heere, bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.

En als wij dan genade gevonden hebben in Gods oogen door de verdiensten

van Zijn lieven Zoon, wat blijft ons dan passen? Niet, om groote zondaars te zijn in de uitleving, maar ons groote zondaars te kennen in ons schuldgevoel, dat houdt ons dicht bij de fontein der verzoening. Telkens vernederd te staan achter Jezus' voeten, te weenen over Zijne liefde in diep verlangen om te bewonderen Zijn vergevend woord.

Kom, waar is uw flesch met zalf heden, nu en hier?

Ik zal liefde en lof voor U ten offer mengen...

En als zij niet hadden om te betalen, schold hij het hun$beiden kwijt.

Zoo komen wij nader tot de verklaring van het laatste punt van de gelijkenis. De schuldeischer schold beiden hun schuld kwijt.

Beiden hadden schuld, konden niet betalen, en aan beiden wordt de schuld kwijtgescholden. De Heere Christus wijst ons in deze gelijkenis op de vergeving der zonden, in het slot. Vergeving, naar den rijkdom der genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is. Hij is ten hemel gevaren om te geven bekeering en vergeving der zonden. Bij den Heere onzen God is vergeving, Hij haalt een streep door de rekening, delgt de overtredingen uit als een nevel en gedenkt ze niet. En Hij kan vergeven door de aangebrachte verlossing van den Zoon Zijner liefde, die ging in den dood.

Bij U is vergeving, zoo beleed de dichter, die de schuldvergevende liefde Gods kende. De Heere heeft behagen in ontferming; die al uwe ongerechtigheden vergeeft, die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden, die in den nood uw redder is geweest. Hij werpt de zonde achter Zijn rug, doet ze verdwijnen als in de diepte der zee, zoodat ze onvindbaar zijn.

Simon! Ik heb u wat te zeggen... Meester, zeg het! Als zij niet hadden om te betalen...

Nog even moeten wij terugkomen op het bankroet der insolvente schuldenaars. Ze waren ontwijfelbaar in schuld. Evengoed als de schuld staat vast het onvermogen om te betalen. Ze beschikten niet over betaalmiddelen, zoo verschijnen deze schuldenaars in een hopeloozen toestand ten opzichte van den schuldeischer. Ze hebben geen geblokkeerde rekening, ze beschikken niet over een spaarbankboekje, het is hopeloos met hen gesteld. En... de schuldeischer vroeg zijn geld. Er moest een eind komen aan dezen toestand. In ieder geval leeren wij uit de gelijkenis dat het met onze schuld een droeve zaak is, of ge dan al van vijfhonderd of vijftig penningen spreekt. Zij hadden niet om te betalen. o

We kunnen ons ook niet verontschuldigen, wat in het natuurlijke meermalen mogelijk is, dat we buiten onze schuld niet meer in staat zijn om het geleende terug te geven. Neen, zoo is het hier niet, onze schuld is groot en het heeft ons niet goedgedacht God in erkentenis te houden. i g J l w w

Het is noodzakelijk den waan te laten varen dat wij kunnen betalen èn dat wij te verontschuldigen zijn.

Als zij niet hadden om te betalen... Voor de vergevende liefde en genade Gods is plaats wanneer de zelfvoldaanheid ophoudt, als wij niets, maar dan ook werkelijk niets hebben aan te bieden. En daar willen we nu maar niet aan, in dienstbaarheid onder de wet willen we altijd weer wat verdienen en buiten de genade blijven, zoodat onze schuld wel vergroot maar niet vergeven wordt.

In de laatste jaren heeft menigeen getracht zooveel mogelijk zijn winst weg te werken uit zijn boeken met het oog op de belastingen, anderen zoeken hun schuld weg te werken om toch maar boven nul te staan. Als... zij niet hadden om te betalen...

Een mensch beweent zijn staat voor God als hij waarlijk ontdekt bankroet te zijn, doorbrenger van het geleende goed. verkwister van Gods gaven. In den Heere zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hem zal men komen. Wij worden niet begenadigd terwijl wij zorgeloos neerliggen in onzen waan of onverschilligheid, terwijl wij eigengerechtig streven onze schuld af te doen, of onverschillig voortleven. Genade is geen premie op de zonde, maar hare dooding en vergeving door toegepaste verzoening in het geloof, door den Heiligen Geest, in het hart van den verslagen zondaar.

Het is bovendien óók zóó dat bij dit geestelijk bankroet een eerlijke belijdenis van schuld wordt vernomen, de betalingsplicht wordt erkend en de doorbrenging van het geleende goed met diepe smart vervult.

De schuldeischer wordt nu niet meer ontloopen maar opgezocht en Hem wordt de zondeschuld beleden. Mijne zonde maakte ik U bekend, en mijne ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: k zal belijdenis van mijne overtredingen doen voor den Heere, en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela. (Psalm 32 : 5).

Het heeft geen zin meer te zeggen: ik zal betalen, want er is niets aanwezig dat ook maar in eenig opzicht als betaalmiddel zou kunnen dienen. Heere, ik ben schuldig, diep in nood, ik heb verdiend dat Gij een. einde met mij maakt, maar ontferm U over mij. Wie gebracht is tot zijn slechtst ontmoet den Heere op zijn best, in Zijn schuldvergevende liefde in Christus. Ja, Christus is dierbaar als de zonde ons zeer bitter is geworden en ons doodziek maakt, als het ware, zoodat wij geen raad weten.

Nu zien wij de werkelijkheid van gericht en genade, er zit niets meer tusschen, zoodat de genade in het gericht te voorschijn komt en het gericht achter de genade verdwijnt, ja, in de genade wordt pgeheven. De hitte van Gods gramschap s gebluscht. Wij kennen nu een genadien God in Zijn lieven Zoon. Daarom is ezus zoo uitermate dierbaar en beminneijk.

We worden ontledigd om vervuld te orden, lijden schipbreuk om behouden te orden, door de reddingsboot.

Als zij niet hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt.

Zoo viel het wonderlijk mee voor deze schuldenaars, met hun vijfhonderd en vijftig penningen schuld, zooals de gelijkenis ons stelt*

Ze zijn verheugd, want hun is door den schuldeischer meegedeeld en bewijs gegeven dat hij hun de schuld kwijt scheldt, dat wil zeggen, dat hij een streep door de rekening haalt en de zaak voor afgedaan beschouwt. Ze staan niet meer in zijn schuldregister, hun namen zijn daar geschrapt. Ze hebben geen rechterlijke vervolging meer te vreezen, kunnen zonder schaamte hun schuldeischer tegen komen en ontmoeten, Hij is hun schuldeiser niet meer, maar hun weldoener, en zij zien niet met vreeze tegen hem op doch met dankbaarheid erkennen zij Zijn mildheid. Hij schold het hun beiden kwijt.

En nu weet ge wel: de vreugde van het schrappen van vijfhonderd of vijftig penningen schuld is niet te vergelijken met de vergeving der zonden, het is slechts een heenwijzing naar de schuldvergeving. Doch, althans de zondares heeft haar verstaan en Simon, hoewel hij de bedoeling des Heeren in het geestelijke niet verstond, noch kon verstaan, heeft toch wel de letterlijke zin begrepen en iets van de bedoeling des Heeren moest hij wel beseffen toen de Heere Jezus zelf de toepassing ging maken in de volgende verzen van ons textverhaal.

Kwijt schelden... uit gunst of genadig schenken, beteekent het grondwoord, hier gebruikt. Die geleende gelden hadden ze niet meer, hun schuld is opgeheven, geannuleerd, maar verder hebben zij nog niets, immers het gaat over de kwijtschelding van schuld, van geleende gelden, of in geld gewaardeerde schuld, die zij hadden gemaakt. Daarom, hoe veel rijker is het in de genade, want als onze schuld wordt teniet gedaan, uitgedelgd uit Gods boek, dan behoort bij die vergeving der zonden óók de schenking van gerechtigheid, daar lijdelijke en dadelijke verdiensten van den Middelaar niet gescheiden zijn. De wet eischt niet alleen dat wij geen overtreding hebben, maar evenzeer dat wij gerechtigheid bezitten.

Lezer, een vraag op den man af: kent gij de toegepaste schuldvergeving en de toegerekende gerechtigheid?

Bij deze schuldvergeving worden wij getroffen door de oneindige goedheid en genade Gods in Christus. Den dood verdiend, en nu het leven ontvangen, wie had het toch ooit kunnen vermoeden of verwachten? Wie ook had ooit den weg kunnen uitdenken om tot zulk een rechtvaardige schulddelging te komen, waarin recht en genade beide erkenning vinden en worden verheerlijkt.

Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof hebben vrede met God, door onzen Heere Jezus Christus, door welken wij nu de verzoening verkregen hebben. Wat zal de zondares hebben geluisterd! En zij, die geloofde in de vergevende liefde Gods in den Messias, zal weldra hooren: uwe zonden zijn u vergeven.

Want de Zoon des menschen heeft macht op aarde de zonden te vergeven.

Simon begrijpt er niet zoo heel veel van,

behalve dan dat het wel op hem gemunt schijnt, door den Meester. Hij is toch niet heelemaal op zijn gemak, al handhaaft hij zijn Farizeesch standpunt, de brave man, die die zondares niet zetten kan en zich veel beter waant, en die het ook niet hebben kan dat Jezus zoo die zondares laat begaan en al wijst in de richting van vergeving voor haar.

Ja, een Farizeër heeft nog nooit vrije genade kunnen prijzen of aanvaarden voor zichzelf en anderen. De vrijheid der vergevende genade Gods is nu eenmaal een ergernis voor ons vleesch, en wij houden het uit zoolang wij kunnen tegen de genade. Want theorie en praktijk zijn ook hier, ja hier in het bijzonder, twee.

Gijlieden wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven hebben zoudt in mijnen naam.

Gij kunt niet betalen, maar Ik kwijtschelden, wilt ge dat? kan

Ja, zegt ge. gaarne! Zou het waar zijn? Daarvan zijn we nog zoo zeker niet, want als gij het wildet zou het zeker gebeuren! Wie gezond wil worden wordt gezond, namelijk in het willen des geloofs, dat ingaat op Gods aanbod eA in ontvangst neemt wat de Heere geeft. Het is toch zoo eenvoudig als we namelijk zijn geworden als deze vrouw achter Jezus' voeten staande. weenende, en die zalvende.

Gij hadt nooit zoo mogen zijn of doen, maar Ik kan alles goed maken door vergeving. Ik maak een eind aan deze schuldverhouding..., toen was ik als een, die vrede vond in Zijne oogen. Hij is eene verzoening voor onze zonden. Ja, deze vrouw zal straks heengaan in vrede, haar geloof heeft haar behouden.

En let ook daarop, de schuldenaars hebben niet hun eigen kwitantie geschreven en onderteekend met den naam van den schuldeischer, neen, dat ware een valsche handteekening, maar de schuldeischer zelf scheldt kwijt, volkomen.

Werkelijk, het is als had ik nooit zonde gehad of gedaan.

Zoo is dan de kwijtschelding effectief, zij heeft volkomen uitwerking voor den schuldenaar, zoo hebben wij in Christus vrijen toegang tot den troon der genade. Wij kennen den Heere onzen God als een gaarne vergevend God.

Deze kwijtschelding blijft van kracht in Christus, die onze Voorbidder is bij den Vader. De Heere zal niet wederom manen, maar wel onderwijzen hoe de mensch moet leeren leven bij de verzoening, door het geloof in Christus, om de vergeving te genieten en als een vrij mensch, ontslagen van het juk en de bedreiging der wet, te leven.

De Heere Jezus heeft de korte gelijkenis uitgesproken en hij richt zijn blik op Simon en vraagt: zeg dan, wie van deze zal hem meer liefhebben?

Denk daar alvast over na, en dan hopen we samen de volgende maal verder te gaan. De Heere zegene u, de kleinen met de grooten, de gebondenen en de bevrij-

den.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 augustus 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

JEZUS EN SIMON

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 augustus 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's