Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het huwelijk VAN MOZES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het huwelijk VAN MOZES

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

Aan de orde zijn nu de verzen 24 tot 26 van Exodus 4, waarin gehandeld wordt over Mozes, Zippora, zijne vrouw, en zijn zonen. We zouden boven deze verzen kunnen stellen als opschrift:

De HEERE. die Mozes zoekt te dooden. door de besnijdenis van zijn zoon bevredigd.

En het geschiedde op den weg, in de herberg, dat de HEERE hem tegenkwam en zocht hem te dooden.

Toen nam Zippora een steenen mes en besneed de voorhuid haars zoons en wierp die voor zijne voeten en, zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom!

En Hij liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom! vanwege de besnijdenis.

Hier is een merkwaardig, ja, we kunnen wel zeggen, een mysterieus verhaal. Het doet ons denken aan Genesis 32 waar ons verhaald wordt de worsteling van Jacob in Pniël, al is daar de aanleiding en het verloop anders dan hier.

Mozes dan is op reis van Midian naar Egypte, met zijne vrouw Zippora en zijn twee zonen, Gersom en Eliëzer, die reden op huns vaders ezel, terwijl Mozes te voet gaat. Hij zal zonder enig vertoon naar Egypte trekken waar zijn volk in diepe ellende verkeert, maar... de HEERE heeft hun angst en tranen aangezien en gedacht aan Zijn verbond. Hij denkt dus zijn gezin, dat hij in Midian gewon, mee te nemen naar Egypte, terwijl hij het vee heeft teruggebracht naar zijn schoonvader Jethro, die hem met de beste wenschen liet vertrekken; Jether de priester van Midian.

Onderweg moet Mozes overnachten en zoekt daartoe een herberg, of karavansera, voor nachtlogies. Doch wat gebeurt? De HEERE, zoo zegt vers 24, kwam hem hier tegen en zocht hem te dooden. Hoe moeten wij dat verstaan? En wien zoekt de Heere te dooden, de zoon óf de vader en welke zoon dan? Men heeft gemeend dat het ging om de zoon, er wordt immers maar van één gesproken. En wie dan, wel Gersom, zoo denkt men. Op deze wijze zou dan Zippora gedwongen zijn om haar zoon te besnijden, om hem aan den dood te ontrukken. En... dan zou zij ook tot Gersom zeggen: bloedbruidegom! Deze voorstelling van zaken is totaal onaannemelijk en wordt dan ook door uiterst weinigen voorgestaan.

We denken dus aan Mozes, dien de Heere wil dooden, daartoe komt Hij hem tegen; en aan zijn zoon, die besneden wordt door de moeder Zippora. Maar wat gebeurde daar ih dien nacht in de herberg met Mozes? Werd hij doodelijk ziek, de redder van Israël uit het diensthuis van Egypte? De Heere had hem toch geroepen en bekwaamd, ook bereid gemaakt te gaan, ondanks alle onzekerheden en gevaren, die hem bedreigden.

En nu, zal het nu zóó met hem afloopen? Ja, maar moeten we wel aan een plotselinge ziekte denken? En hoe wist hij dan tegen-de oorzaak, waarom God hem kwam?

De uitdrukking: dat de HEERE hem tegenkwam en hem zocht te dooden, wijst niet heen naar een ziekte, maar veeleer naar een ontmoeting Gods met Mozes en dan een ontmoeting, waarin Mozes bedreigd werd met den dood, door de tegenwoordigheid en de handelingen Gods.

Hoe dit nu in zijn werk ging weten we niet, het staat er niet bij en het heeft geen zin er over te phantaseeren. Het gaat om het feit dat de HEERE zelf in een ontmoeting met Mozes hem bedreigt met den dood, op hem aandringt met den ondergang.

We laten dus in het midden of wellicht een Man met hem worstelde ten doode, zooals bij Jacob in Pniël. Dat heeft men wel gedacht en daarop wijst ook wel dat sommige oude vertalingen lazen: de Engel des Heeren. Nu is een zichtbare verschijning zeker niet onwaarschijnlijk, want in hoofdstuk 3 vers 2 is verhaald, dat de Engel des Heeren aan Mozes verscheen in den brandenden braambosch.

We verkeeren met Mozes geheel in de spheer van den Engel des Verbonds. Hij toch is degene, die in de redding van Israël openbaar wordt als hun verlosser. We kunnen hier geen zekerheid geven wat precies de zin der woorden inhoudt: , , en het geschiedde op den weg, in de herberg, dat de Heere hem tegenkwam en zocht te dooden." Maar het was Mozes duidelijk dat het bittere ernst was en ook dat hij hier met God te doen had. Het is zeer wel mogelijk dat hier slechts zeer beknopt wordt weergegeven wat is gezegd bij die ontmoeting. In ieder geval is duidelijk dat zoowel Mozes als Zippora wisten wat de oorzaak was van dezen aanval des Heeren om Mozes te dooden.

Mozes was in des Heeren weg, liep het pad Zijner geboden en toch... wordt hij aangevallen door den Heere, zelfs ten doode. Wat mag hiervan de oorzaak toch zijn?

Wie in Gods weg is moet niet denken dat nu alles voor den wind zal gaan, evenmin als men moet denken in den weg Gods te zijn omdat Hij schijnbaar onzen weg voorspoedig maakt. Dan zou Jona, toen hij vluchtte van voor het aangezicht des Heeren om zijn roeping te ontgaan naar Ninevé, zich erop hebben kunnen beroemen dat hij aanstonds een schip vond om naar Tarsen te reizen.

Neen, zoo staan de zaken niet. Tegenwind zegt niet: buiten Gods weg zonder meer. De Heere kan ons tegenkomen met ramp en tegenspoed om ons geloof te beproeven. Hij kan Job ten einde toe beproefd laten worden, om het goud des geloofs te beproeven en van schuim te bevrijden. Maar, dat is hier toch niet aan de orde. Het gaat wel om de loutering des geloofs, zeer zeker, doch er is een zeer bepaalde oorzaak aanwezig in een zonde van Mozes, een nalatigheid in het verbond. En dat weegt bij den Heere zeer zwaar in de weegschaal des heiligdoms.

Wat toch is het geval? Mozes heeft nagelaten zijn zoon te besnijden, waarschijnlijk, zooals we straks zullen zien, den jongste, Eliëzer. En toch, de Heere had de

besnijdenis ingesteld, vele eeuwen geleden ten tijde van Abraham: al wat mannelijk is zal u besneden worden. En deze besnijdenis zou geschieden ten achtsten dage.

Mozes echter is nalatig geweest Gods bevel uit te voeren. En zeker kende hij de bedreiging des Heeren uit Genesis 17 vers 14: En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids vleesch niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit hare volken uitgeroeid worden; hij heeft Mijn verbond gebroken.

Het gaat hier dus om den rijkdom van Gods belofte, in de besnijdenis beteekend en verzegeld, zonder dat we hierop thans nader kunnen ingaan.

De inhoud van de verbondsbetrekking is deze: om u te zijn tot een God en uwen zade na u. De Heere geeft zichzelf en dan verbindt de Heere aan deze vérstrekkende belofte des verbonds, die overvloeit van geestelijken rijkdom der genade, de toezegging van het bezit van Kanaan.

Immers de verbondsbelofte wordt voltrokken in de historie der openbaring. Het verbond is geen document, dat ge op kunt bergen; of een acte, die ge nu eens leest; neen, het verbond is een handeling Gods, een levende betrekking tot Abraham en zijn zaad. Evenzeer tot ons en onze kinderen, die in het verbond begrepen zijn en daarom als lidmaten van Christus' gemeente behooren gedoopt te wezen, zegt ons Doopsformulier terecht. De betrekking Gods in het verbond is een werkdadige betrekking; God doet wat aan en in ons en onze kinderen. En Hij zegt ons wat; èn doen en zeggen moeten verbonden blijven, anders maakt men een gedachten-god, hoe zwaar men wellicht werkt met de verkiezing als stuk wijsbegeerte der rede.

Laat toch de Heere God zijn, en berg uw verkiezingslectuur op, ook al dat dwaas getwist over deze dierbare waarheid van verbond en verkiezing; uw citatenspel evenzeer, want wat heeft dat alles nu te maken met de veelzijdige levende waarheid Gods in Zijn Woord vervat en — vergeet dat niet — werkzaam in de verbondsverhouding tot ons en ons zaad, door den Heiligen Geest. Wat voor dooden god predikt men toch heden, een god der wijsgeereri, maar niet den God der Schriften, de levende, de werkdadige God; de God, die Zijnen Zoon heeft gegeven en den Geest heeft uitgestort, voor wiens troon zeven lampen branden en de Geest is uitgezonden in alle landen. Laten we toch trachten het Woord levend te laten en ermee te werken alb een scheppende macht in onze zielen en die van onze kinderen.

Hij wil en zal zijn onze God en de God onzes zaads èn des zaads onzes zaads. Laat de verkiezing, de vrije genade toch op haar plaats!

Aan de belofte Gods beantwoordt nu eene verplichting van de zijde van Abraham en zijn zaad. Die verplichting behoort óók tot de bediening des verbonds, evengoed als de belofte, al is het op andere wijze.

Het is dwaasheid te beweren dat het Evangelie alléén beloften kent en geen verplichtingen, al dat ijdel gephilosopheer is waardeloos, ja, erger dan dat, laat toch Gods volle Woord en openbaring ongerept. Hoe en waarmee werkt God in de verbondsbetrekking? Even krachtig als gezegd is: mijn verbond bestaat met u, wordt óók opgemerkt: gij zult mijn verbond houden.

Dat ligt in den aard van het verbond, omdat het wel van God uitgaat, maar toch tweezijdig is, omdat het een verbond is, een levende betrekking tusschen God en mensch. Natuurlijk kunnen wij thans niet handelen over het verbond en alles wat daartoe behoort, we beperken ons tot hetgeen ons hier noodig is om het geval met Mozes te verstaan. En om dit hier op te merken, Mozes heeft de les, die hij dezen nacht krijgt, goed verstaan en ter harte genomen ook.

De Heere Christus zegt: aarom heeft Mozes ulieden de besnijdenis gegeven, niet dat zij uit Mozes is, maar uit de vaderen (Joh. 7:22).

Door Mozes is het teeken van het genadeverbond, dat Israël droeg in zijn vleesch, verbonden mèt de bedeeling van het verbond in de schaduwen van offer, priester en altaar; het verbond tot algeheele naleving in het teeken der besnijdenis, die de belofte des verbonds mede verzegelt.

Wie nu het teeken niet aanbrengt, veracht de genade, die erdoor wordt beteekend, is een bondsbreker, die moet worden uitgeroeid uit zijne volken.

En nu is Mozes op weg naar Egypte om het volk des verbonds uit te leiden uit het diensthuis en wat is nu het geval? De één, Farao, weigerde het volk ten heiligen dienst te laten gaan, en de ander, Mozes, had verzuimd zijn zoon door de besnijdenis in te lijven tot den gewijden dienst des Heeren in het verbond. Hij had des Heeren inzetting verzuimd, zijn kind beroofd van het teeken en zegel des verbonds; den Heere oneere aangedaan in zijn verzuim.

Uit toegevendheid jegens zijn vrouw Zippora en wellicht ook door zijn schoonvader Jethro, heeft Mozes nagelaten, om ongenoegen te voorkomen, zijn jongsten zoon te besnijden. We nemen aan dat hij Gersom wel had besneden en daarover ongenoegen was ontstaan. Hierover straks nader.

De besnijdenis nu was het teeken des verbonds, zoodat God kon zeggen, wanneer dit teeken niet was aangebracht door de besnijdenis: gij versmaadt mijne genade, mijne werkzame betrekking tot u in genade! Ik geef u over aan de begeerte uws harten.

Uit kracht van het verbond zou Israël verlost worden. Op dit verbond des Heeren zou Mozes het volk Israël wijzen. Maar dan mocht hij toch zeker zelf niet iemand zijn, die omtrent de teekenen van dat verbond in eigen huis nalatig was geweest. Mozes had, ondanks den tegenstand van zijn vrouw Zippora zijn bondsplicht moeten vervullen om de bondsgenade niet tegen te staan en Gode gehoorzaam te zijn.

Het is hem in dien nacht blijkbaar tot schuld geworden voor God. En zeker heeft hij hiervan Zippora op de hoogte

gebracht. Het is nooit een kleinigheid te verzuimen wat God voorschrijft, zijn genade af te wijzen, al is het dan uit vrees voor menschen. Wanneer Mozes getrouw zal zijn in Gods huis moet dit verzuim ongedaan gemaakt en zijn zoon besneden. Als op den drempel wordt hij door God tegengehouden. God viel op hem aan. in dien nacht, zoo staat er letterlijk. Indien wij ons aangorden tot eenig groot werk en meenen kleine plichten onvervuld te kunnen laten, dan zullen wij ervaren dat onze ongehoorzaamheid ons in onzen loop zal tegenhouden en in ons werk belemmeren, gelijk een steentje in onze schoen het wandelen tot een kwelling maakt. God houdt ook rekening met de kleine zonden der zijnen, indien daarvan gesproken kan worden. Ge denkt natuurlijk aan het groote verzuim bij velen van Gods ware kinderen in het gebruik van het Nachtmaal onzes Heeren; óók een sacrament van het verbond, en Hij zeide: doe dat tot Mijne gedachtenis. En hoelang zal de Kerk des Heeren dit doen: totdat Hij komt; tot het einde der wereld.

Bij Amos roept de Heere Zijn volk toe: it alle geslachten des 'aardbodems heb Ik ulieden alleen gekend; daarom zal Ik al uwe ongerechtigheden aan u bezoeken (Amos 3:2).

Hoe dierbaarder wij zijn in Gods oog, des te meer wil Hij ons heiligen. Die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat hij meer vrucht drage. Het fijnste metaal wordt aan de grootste hitte blootgesteld. En juist omdat Mozes tot zulke groote doeleinden moet dienen, kwam hij in den smeltkroes van Gods liefde en heiligheid.

We willen nu eerst luisteren naar Calvijn en de hoofdzaken meedeelen uit zijn verklaring van dit 24ste vers.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 oktober 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het huwelijk VAN MOZES

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 oktober 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's