Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het huwelijk van Mozes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het huwelijk van Mozes

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat ik de verzen 24 tot 26 van Exodus 4, die we bezig zijn te verklaren, weer afschrijven.

En het geschiedde op den weg, in de herberg, det de HEERE hem tegenkwam en zocht hem te dooden.

Toen nam Zippora een stenen mes, en besneed de voorhuid haars zoons, en wierp die voor zijne voeten, en zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom!

En Hij liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom! vanwege de besnijdenis.

Eerst zouden we nu enkele aanteekeningen van Calvijn op vers 24 doorgeven aan de lezers. C.R. Vol. LII; O.C. Vol. XXIV c. 64—66).

Op welke wijze, zoo schrijft hij, God Mozes tegenkwam, weten wij niet, maar hij wist zich den dood nabij. Indien echter de Heere hem niet had onderwezen door een wonder of een engel, zou het hem geen nut hebben gedaan dat het gevaar hem is getoond, hetwelk hem bedreigde... Calvijn veronderstelt dus een spreken Gods, hetzij door inspraak des Geestes, door openbaring, dan wel door een engel en wij voegen toe: wellicht de Engel des verbonds, die hem inlichtte over het gebeuren daar in de herberg. Mozes was dus doodsbenauwd in die ure, want als God met ons twist, worden we schuldenaar en verootmoedigen ons, worden óók bereid tot gehoorzamen. En dan, om weer tot Calvijn terug te keeren, zegt hij: uit den context maken wij op, dat God vertoornd was over het nalaten der besnijdenis. Het is toch dwaasheid met sommige rabbijnen te meenen dat Gods toorn was opgewekt omdat Mozes zijn vrouw en kinderen meenam op de reis naar Egypte, die hem daar hinderlijk zouden zijn. Wij moeten ons tevreden stellen met op te merken, dat de dood hem bedreigde en hem tegelijk de oorzaak van het kwaad werd bekend gemaakt, om het vereischte middel aan te wenden... Mozes was zwaar in overtreding, want hij heeft de besnijdenis van zijn zoon tot nog toe, niet-door-vergeten-ofonwetendheid, of achteloosheid nagelaten, maar omdat hij ervaren had, dat de besnijdenis zijner kinderen aan zijne vrouw of schoonvader niet behaagde. — Zij keerden zich er blijkbaar tegen.

Derhalve wilde hij niet met zijn vrouw in twist geraken of zijn schoonvader mishagen en zoo heeft hij liever gewild hen te believen, dan gelegenheid geven voor veeten, oneenigheden, twisten en tumult. Maar... ten believe van menschen heeft hij verzuimd God te gehoorzamen. Dit plichtsverzuim was geen licht vergrijp, omdat het niets minder is dan God berooven van de Hem toekomende gehoorzaamheid. Ook is er wantrouwen mee verbonden en ondankbaarheid, omdat, als hij zich door vreeze Gods had laten leiden, hij door geen vrees van dezen plicht der vroomheid afgehouden zou zijn.

Wij leeren derhalve uit deze plaats, dat wij de sacramenten, die zegelen zijn van Gods genade, met eerbied moeten gebruiken, opdat God door hun verachting niet ernstig beleedigd worde. En tegelijk moeten wij bedenken, dat de uitwendige belijdenis der vroomheid en van den dienst Gods eene aangename offerande is voor den Heere.

Verder geeft Calvijn als zijn meening te kennen dat Mozes na zijn droeve ervaringen met de besnijdenis van Gersom, den jongsten zoon Eliëzer maar niet besneed.

In deze zaak heeft Mozes ernstig gezondigd en daarom komt de Heere zelf tusschenbeide, dat de leider van het bondsvolk niet langer zij een nalater van den plicht des verbonds in de besnijdenis, en zoo tevens de genade des verbonds geringschat.

Ten slotte merkt Calvijn op bij dit vers: Door welk voorbeeld wij vermaand wor-

den dat wij dagelijks de hulpe Gods noodig hebben om met kracht aangegord te worden, opdat onze zielen niet mat worden en onze ijver niet langzamerhand verflauwe en minder worde. Want satan brengt bestendig veel in beweging, waardoor onze ijver óf verzwakt óf verflauwt. Derhalve, wie zijn gansche leven lang zich Gods goedkeuring wil verwerven, hebbe steeds wapenen en krachten gereed, om dezen dienst waar te nemen.

Want, indien aan Mozes de standvastigheid ontbrak, dan zouden wij even gemakkelijk of nog eerder tot dergelijken val komen, zoo God ons niet met Zijn Heiligen Geest verlicht.

vs. 25. Toen nam Zippora een steenen mes en besneed de voorhuid haars zoons, en wierp die voor zijne voeten en zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom!

Zippora is beangst, met schrik vervuld en wat doet zij? Zonder dat zij daartoe opdracht ontvangt, omdat zij nu weet waarom God haar man naar het leven staat, grijpt zij een scherpen steen, om als mes te gebruiken en besneed daarmee de voorhuid van haar zoon. In ouden tijd werden steenen messen gebruikt, die het plechtige van de besnijdenis verhoogden (Joz. 5:2, 3).

We ihebben er reeds op gewezen dat we wel zullen moeten denken aan den jongsten zoon Eliëzer, en dat Gersom, de oudste, die zeker reeds verscheidene jaren telde, in zijn jeugd was besneden. Meerderen willen wel aan Gersom denken als zou deze hier zijn bedoeld, maar uit vers 20 blijkt dat er reeds meer zonen waren, en in vers 26 wordt het woord besnijdenis in het meervoud gebruikt. Zippora sprak zoo met het oog op de besnijdenissen, te weten van Gersjoom en nu ook van Eliëzer. Het lijkt mij dan ook zeker, dat we hier moeten denken aan Eliëzer, den jongste, die op aandrang van Zippora door Mozes niet was besneden ten achtsten dage.

Dat inderdaad hierin Zippora schuldig was geweest en Mozes te zwak om toch door te zetten, blijkt ons uit haar daad en woord na de besnijdenis. Wat doet Zippora met de voorhuid haars zoons? Zij werpt die aan de voeten van Mozes en zegt tot hem: voorwaar, gij zijt mij een bloed bru id egom.

Eigenlijk raakt zij de voeten van Mozes aan met die voorhuid en dit is zinnebeeld van het offer, dat het. gehuwd zijn met Mozes nu toch van haar heeft geëischt. Om Mozes als man te behouden, heeft zij het bloed van haar zoon moeten laten vloeiem. Dat bracht nu die godsdienst van Moze* en zijn volk mee! Ook hier voelen wij aan hoe afzijdig, zoo niet vijandig, Zippora stond jegens den dienst van den God van Israël. Verder noemt zij in toorn en opwinding Mozes haar bloedbruidegom. Dit is uitdrukking van haar gevoelen, dat de besnijdenis wreed was voor haar kind en toch kon zij Mozes niet op andere wijze behouden als man, want God zocht hem te dooden, drong op hem aan, omdat hij had nagelaten te doen wat het verbond Gods vorderde, zooals wij hebben gezien.

Van Ronkel in zijn Bijbellezing over dit • hoofdstuk gaat bij de verklaring een weg, dien wij niet kunnen volgen. Hij meent namelijk, dat de eerstgeborene besneden werd, namelijk Gersom en dat Zippora dien zoon bloedbruidegom heette. Na de volbrachte daad der besnijdenis van het kind liet God af van Gersom om hem te dooden.

Vader van Ronkel slaat hier op bedenkelijke wijze aan het vergeestelijken. Hij zegt: loedbruidegom is een verbinding van woorden gelijk wij er in kinderen des doods, man des doods aantreffen (2 Sam. 12 : 5; I Kon. 2 : 26). — Dat is zoo, maar dan verder! —•

Bloedbruidegom is dan hij, die als met een bloedschuld verloofd, gehuwd, dus als met den dood getrouwd, daaraan verbonden en daartoe gewisselijk door een straffenden God gewijd is. Duidelijk is deze voorstelling van zaken zeker niet, en aannemelijk evenmin. Daar komt nog bij, dat' hij Zippora zeer mild beoordeelt en gelijk een Rebecca en Mirjam, als de welberaden en ras handelende vrouw ziet en niet als de heftige en kribbige echtvriendin, waarvoor men haar gewoonlijk houdt. Dan verdient zij een eereplaats naast andere groote vrouwen, die uit het heidendom tot Israël gekomen, voor dat volk een vurige liefde gevoelden, gelijk een Thamar, een Rahab en een Ruth.

Maar het is ons niet mogelijk dit gunstig oordeel over Zippora over te nemen, omdat de Schrift er geen aanleiding toe geeft, al kunnen wij de daad van Zippora maar ten deele beoordeelen. In ieder geval geldt de bevrijding Mozes, en berust het oordeel over Zippora, als heldin des geloofs, niet op gegevens der Schrift en daar gaat het toch om!

Zij heeft Mozes als opnieuw uit den dood tot bruidegom, tot man gekregen, door de besnijdenis van haar zoon Eliëzer. Het heeft haar bloed gekost, en in verbittering werpt zij de voorhuid voor Mozes' voeten of raakt die ermee aan.

Calvijn kan geen gunstig oordeel vellen over Zippora en merkt o.a. bij dit vers op: dat de opvatting van sommige rabbijnen geen enkele grond heeft dat namelijk Zippora de besnijdenis zou hebben verricht omdat Mozes afwezig was. Neen, ze heeft in overspanning en angst hare daad verricht, zoodat haar verstand verblind was. Het kan verder zijn dat Mozes niet in staat was de daad te verrichten, bedreigd en neergedrukt door God.

De vraag, of deze besnijdenis nu wettig was, wijl zij door de moeder verricht is en niet door den vader, hééft nog al veel hoofdbrekens gekost aan de verklaarders, vooral omdat Rome zich op dezen text beroept teneinde de nooddoop door vrouwen te verdedigen. Nu weten we wel, dat het beroep van Rome op de Schrift meer schijn dan wezen is, want de kerk staat daar boven de Schrift en de traditie opent den weg tot alles wat zij wenscht te besluiten en te doen.

Calvijn merkt op dat deze besnijdenis niet wettig is verricht (non rité) en dat toch blijkt dat deze dienst, die zoo maar in den blinde (officium temere susceptum Deo placuisse) werd verricht, Gode heeft behaagd. Immers, God liet van Mozes af. Ik verklaar derhalve aldus, dat Gods geesel ophield of werd weggenomen, omdat door het berouw van Mozes én Zippora, hoewel bij haar averechts. God verteederd was. De Heere keurde het verkeerde niet goed, maar krachtens genade was het Hem aangenaam. Calvijn haalt dan het voorbeeld aan van Achab, die zich vernederde voor God, al waren zijn tranen niet gesproten uit ware boetvaardigheid, en die werd toch ontslagen van de straf (1 Kon. 21 : 29).

, , Daar derhalve Zippora, die haar man tegen was geweest, met haar eigen handen haar zoon besneden had, alhoewel zij nog niet in waarheid tot bezinning was gekomen, zoo is God toch tevreden geweest nu haar trots is ten onder gebracht, zoodat Hij afliet Mozes te vervolgen.

Men moet niet denken dat God zóó maar genoegen neemt met dit soort onderwerping, maar dat hij aldus ons vriendelijk noodigt tot het ware en echte berouw." We moeten het er derhalve voor houden, dat genade is bewezen aan de verwarring van Zippora en de ontzetting van Mozes, terwijl zij voorbarig voortvoer haar zoon te besnijden, niet door aanmatiging, maar opdat zij het verderf zou stuiten, waarmee God dreigde. En hierdoor wordt verworpen de smakeloosheid (insulsitas) dergenen die met deze kleur den doop door de vrouw willen opschilderen. Want uit deze ondoordachte en in verwarring volbrachte daad kunnen wij toch geen regel opstellen."

Witsius merkt op: „Het blijkt dat God de besnijdenis goedgekeurd heeft, maar niet de manier van te besnijden." We kunnen eraan toevoegen: daarover deed de

Heere genadig verzoening.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het huwelijk van Mozes

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's