Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het huwelijk VAN MOZIES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het huwelijk VAN MOZIES

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

5 (slot)

Na hetgeen daar in de herberg is geschied met Mozes. verloopt er een heele tijd voor we weer iets hooren van Zippora met de twee zonen Gersom en Eliëzer. Zooals we gezien hebben, heeft Mozes zijn vrouw en kinderen na het gebeuren in de herberg, teruggestuurd naar haar vader Jethro, de priester in Midian. Dit is de meest aannemelijke gang van zaken, zooals ons straks nader zal blijken. Van hfdst. 4 tot hfdst. 18 hooren we niets van het gezin van Mozes. Veel is er echter in dien tijd gebeurd, lees het Schriftgedeelte van kapittel 4 tot 18 maar eens na. We zijn thans na den slag van Rafidim en vóór de wetgeving op den Sinaï. Het is niet de bedoeling om hoofdstuk 18 in zijn geheel te bespreken, doch ons te beperken tot de hereeniging van Mozes met Zippora en haar beide zonen Gersom en Eliëzer. Welnu, dat wordt ons hier verhaald.

Jethro, de schoonvader van Mozes, stelt belang in zijn schoonzoon en in het volk dat hij leiden moet. Het gerucht van Israëls uittocht en de plagen van Egypte, is bij de Midianieten, trouwens in den heelen omtrek onder de volkeren bekend geworden. Ja, óók in Kanaan zelf heeft men ervan vernomen en is zelfs met schrik bevangen. Van dien schrik schijnt ook iets op Jethro te zijn gevallen, want vers 1 maakt den indruk dat één van de motieven om vrouw en kinderen van Mozes bij hem terug te brengen gelegen is in ontzag en vrees voor de grootheid van den God van Israël en Zijn knecht Mozes.

Jethro, de schoonvader van Mozes, nam Zippora, de vrouw van Mozes, na hare wegzending en hare twee zonen Gersom en Eliëzer...

Blijkens het gebruikte woord in den grondtext had Mozes zijn vrouw van zich gezonden en nu brengt Jethro haar weer terug. De opvatting van Calvijn is, dat Mozes Zippora en hare twee zonen meegenomen heeft naar Egypte, maar dat hij haar en haar kinderen tijdens de woestijnreis Jethro had laten bezoeken, die hen thans terugbrengt. Calvijn wijst erop dat dit woord uitsluit als zou na de besnijdenis Zippora Mozes in verbolgenheid hebben verlaten en zijn teruggekeerd naar haar vader. Neen, het woord wijst op een daad van Mozes, die haar had weggezonden, dus daarin is Mozes de gebiedende persoon en moet Zippora gehoorzamen.

De vraag is echter wanneer heeft Mozes zoo gehandeld? Zooals we hoorden wil Calvijn denken aan een bezoek door haar met de kinderen, na den uittocht, bij haar vader Jethro. Mozes heeft haar indertijd weggezonden. Maar het komt ons meer waarschijnlijk voor dat die terugkeer naar Jethro heeft plaats gehad na de besnijdenis in de herberg op weg naar Egypte. Zoodoende werd Mozes niet gehinderd in het volvoeren van zijn opdracht bij Farao en zijn volk, want het is ons toch wel gebleken dat Zippora niet nauw verbonden was aan Israël en Israëls God, zoodat ook de band aan Mozes niet die teerheid vertoonde welke bij diepere levenseenheid zou hebben bestaan.

Jethro dan brengt zijn dochter Zippora, de vrouw van Mozes nu terug met hare twee zonen. Blijkbaar heeft Zippora niet veel in te brengen, maar wordt de heele zaak door vader beschikt.

De persoon van Jethro, over wien in dit hoofdstuk vrij veel wordt vermeld, vraagt thans onze aandacht niet, wij beperken ons tot de hereeniging van Mozes met zijn gezin. (Calvijn geeft tal van belangrijke opmerkingen over Jethro; C.R. LI, O.C. XXIV c. 182—189).

Jethro stuurt een bode vooruit om Mozes te verwittigen van zijn komst, blijkbaar ook om mogelijke spanningen weg te nemen. De verhoudingen waren koeler geworden na het gebeuren in de herberg, maar Mozes' schoonvader draait bij, mede door hetgeen hij heeft gehoord van de daden Gods.

Toen ging Mozes uit, zijnen schoonvader tegemoet, en hij boog zich en kuste hem, en zij vraagden den een den ander naar den welstand en zij gingen naar de tent (vs. 7). De ontvangst is hartelijk, de beleefdheidsvormen worden in acht genomen bij de ontmoeting en Mozes neemt Jethro mee naar zijn tent, waar hij hem verhaalt alles wat de Heere heeft gedaan aan Israël en hem (vs. 8). „Hierop was de heele rede van Mozes gericht, dat het geen lichtvaardigheid was geweest toen hij van zijn schoonvader scheidde, maar dat hij aan Gods roeping had gehoorzaamd, die inmiddels door bijzondere hulp en hemelsche teekenen was bewezen." (Calvijn op vers 7 c. 184).

In het verdere van ons hoofdstuk vernemen wij dat Jethro aan Mozes den raad geeft zich te laten bijstaan in de rechtspraak door oudsten, waaraan Mozes gaarne voldoet, nadat hem gebleken is dat deze zaak de goedkeuring des Heeren heeft.

Een singulier bewijs van bescheidenheid zoo teekent Calvijn aan bij vers 24, dat Mozes geen bezwaar maakt, den raad van zijn schoonvader op te volgen. Want, ofschoon Jethro in leeftijd en bloedvriendschap hooger stond, stond hij in andere dingen veel lager. Dat Mozes dus wijkt voor zijn gezag, daarmede schrijft hij den grootsten en voortreffelijksten doctoren den regel voor, om niet te weinig gehoor te geven aan de wenken van hen, welke zij erkennen rechte dingen voor te schrijven, ofschoon zij niet met groote waardigheid zijn bekleed." En, zoo vervolgt Cal-

vijn: in waarheid zegt Cyprianus dat niemand een goed doctor is, die niet tegelijk leerzaam is (O.C. XXIV c. 189).

In vers 27 wordt ons dan verhaald dat Jethro weer naar zijn land is teruggekeerd. Toen liet Mozes zijn schoonvader gaan en hij ging naar zijn land. Hij voor zich, zoo staat in den grondtext, dus daaruit blijkt ons, dat Zippora en haar twee zonen bij Mozes zijn gebleven. Na vers 6 echter werd niet meer over hen gesproken. Hoe de ontmoeting is geweest tusschen Mozes en vrouw en kinderen weten wij niet, de Schrift bevredigd nu eenmaal onze nieuwsgierigheid niet. Van Zippora hooren wij verder niet meer, noch van haar leven noch van haar sterven. Zij verdwijnt in het duister der geschiedenis.

Van de zonen van Mozes vernemen wij verder ook niets, alleen worden hun namen nog een tweetal malen genoemd in het boek der Kronieken.

In 1 Kronieken 23 en 24 wordt ons verhaald de reorganisatie van den stam van Levi. In hoofdstuk 23 wordt gehandeld over de nieuwe indeeling der Levieten en de omschrijving van hun taak. Dit was in den tijd van Davids ouderdom, dus eeuwen later, dan de geschiedenis van Zippora met hare zonen, die we hebben behandeld bij het huwelijk van Mozes.

David treft nu kort voor zijn sterven nog allerlei maatregelen inzake den tempel, dien Salomo zal bouwen. En nu vinden we daar de zonen van Mozes, Gersom en Eliëzer terug in een geslachtslijst met hunne nakomelingen.

De stam van Levi wordt ingedeeld naar de zonen van Levi: Gersom, Kehat en Merari. Uit het geslacht van Kehat stamt o.a. Amram, de vader van Mozes en Aaron. En van Aaron wordt dan gezegd (vs. 13): Aaron werd apart gezet ten einde hem als hoogheilig af te zonderen, hem en zijne zonen, voor altijd, ten einde voor den Heere te offeren, Hem te dienen en in Zijn naam te zegenen, voor altijd.

Dus Aarons geslacht wordt het priestergeslacht, in zijn nakomelingen uit zijne zonen Eleazar en Ithamar, want Nadab en Abihu zijn gestorven, zonder zaad, door den Heere gedood, omdat zij vreemd vuur hadden gebracht op het altaar.

Maar behooren nu de zonen van Mozes óók tot het priestergeslacht? Neen, luister maar naar vers 14 en 15: En Mozes was de man Gods. Zijne zonen echter werden bij den stam van Levi gerekend. De zonen van Mozes waren: Gersom en Eliëzer. De zonen van Gersom waren: Sjoebaël, het hoofd. De zonen van Eliëzer waren: Rechabja, het hoofd. Eliëzer had geen andere zonen, maar de zonen van Rechabja waren bovenmate talrijk (vs. 14—18). Aaron vormt een aparte groep, de priesterschap, met geheel eigen taak.

Nu is het merkwaardig dat Mozes, die ook uit den stam van Levi is, toch eigenlijk afzonderlijk wordt genomen, betiteld als man Gods, dat is als de door den Heere volkomen beheerschte en tot het profetische werk geroepene. Zoo staat Mozes apart, en óók Aaron, doch deze et zijne zonen. Maar de zonen van Moes worden niet bij hun vader gerekend, b g b v want deze staat geheel alleen als man Gods, doch zij worden gewone Levieten gerekend, dienaren van Aaron en zijne zonen, ook al was hun vader man Gods. We zien dus dat het geslacht van Mozes nog in Davids dagen bestond, maar dat zij minder waren dan de zonen van Aaron in hunne geslachten, want wel is waar nam Aaron een unieke plaats in in zijn leven, doch zijn zonen worden zijn opvolgers in het priester-en hoogepriesterambt, doch Mozes heeft als man Gods geen opvolger. Zijne zonen in hunne geslachten zijn gewoon Leviet.

We komen hun namen weer tegen in 1 Kronieken 26, waar ons wordt gesproken van de groepeering van tempelbeambten (vs. 20—32). Daar wordt ons verteld dat Sjoebaël, de zoon van Gersom, de zoon van Mozes, het oppertoezicht over de schatten van de wijgeschenken, die koning David en de familiehoofden en de oversten van duizend en van honderd en de legeroversten gewijd hadden. Van de oorlogen en van den buit hadden zij deze gewijd om het huis des Heeren toe te rusten. De bewaking van de tempelschatten werd dus toevertrouwd aan de Levieten; later, in de dagen van Ezra, vinden we de priesters naast hen. Sjelomit leefde in de dagen van David, uit Eliëzers geslacht.

Nog een vraag moeten we zoeken te beantwoorden over het huwelijksleven van Mozes, den man Gods.

In Numeri 12 vers 1 — 16 wordt ons verhaald hoe Mirjam met melaatschheid is gestraft. Het gaat ons thans alleen om hetgeen van Mozes' gezinsleven wordt gezegd in het eerste vers. Mirjam en Aaron maakten Mozes een verwijt met betrekking tot de Koesjietische vrouw, die hij genomen had, want hij had eene Koesjietische vrouw genomen...

Mozes heeft een Koesjietische vrouw getrouwd. De rabbijnsche overlevering heeft daarvan gemaakt een schoone vrouw (Targoem Onkelos, Rasji). Het doel is duidelijk, men wil Mozes vrijspreken van een huwelijk met een Ethiopische vrouw. Met Calvijn zijn meerderen van oordeel geweest dat hiermede Zippora is bedoeld. Maar dit gelijkstellen heeft toch groote bezwaren, want een Midianitische is nu eenmaal geen Koesjietische. Anderen hebben de meening geopperd, dat Zippora was gestorven, doch daarover zijn geen gegevens in de Schrift. En dan blijft nóg dat hij opnieuw een heidensche nam, ja, nog wel een zwarte. De Midrasj weet te vertellen dat deze vrouw Tharbis zou hebben geheeten, de dochter van den koning van Ethiopië, afkomstig uit Meroë (Josephus Oudheden II, 10, 2).

Maar we kunnen dit verder laten rusten. Ook over dit huwelijk wordt ons verder niets vermeld en zoo zien we de grootheid van Mozes, maar niet ingewikkeld in zijn gezinsleven, dat geheel op den achtergrond treedt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het huwelijk VAN MOZIES

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's