Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het jaar onzes Heeren 1950

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het jaar onzes Heeren 1950

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheüs 24 : 44. 46. Daarom, zijt ook gij bereid Zalig is die dienstknecht, welke zijn heer. komende, zal vinden alzo doende.

(1)

Het is nog Oude-jaar, als de lezers dit nummer ontvangen, doch nog slechts enkele dagen en uren... en het jaar 1949 zal bijgezet zijn in de grafkelder der eeuwen. Een nieuwe tijdskring strekt zich voor ons uit met voor ons onbekende inhoud, het jaar 1950. Echter is het het jaar omes Heeren 1950. Zijn hand omvat het leven der volken en de tijden, ook ons leven. Hij is gezeten aan de rechterhand der kracht Gods in de hemelen. Het Lam is waardig gevonden om het verzegelde boek uit de hand Desgenen, Die op de troon zit te ontvangen en de zegelen ervan te verbreken. — Zo reizen we dan toch geen onbekende toekomst tegemoet. Welke donkere wolken zich ook mogen samenpakken boven de wereld en de volken der aarde, hoezeer ook de toestand van land en kerk met zorg mag vervullen, het jaar 1950 en de toekomst zijn Zijne. Mogen we dan zo in Zijne mogendheden het nieuwe jaar ingaan om Zijne gerechtigheid te vermelden, de Zijne alleen.

Anders huiveren we en zouden we willen weglopen van de plaats en uit het werk waar we gesteld zijn en dat ons op de handen is gezet. De dreiging is zo groot, de nood der kerk zo bitter, vooral ook de nood van Gods Kerk in engere zin. Maar, is God dan dood? — Neen, Hij leeft, Hij leeft eeuwiglijk, Zijn Kerk ten goede. O, mogen we in de Geest dan op deze Nieuwjaarsmorgen Hem met Zijn Zoon, onze gezegende zaligmaker en Koning zien zitten in Zijn saffieren troon, en geestelijk repeteren en bemediteren vraag 28 van onze Heidelberger: Waartoe dient ons dat wij weten, dat God alles geschapen heeft en nog door Zijne voorzienigheid onderhoudt? — Dat wij in alle tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles, dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onze getrouwe God en Vadeïv dat ons geen schepsel van Zijne liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen. Dan is er zeker een horend oor en opmerkend hart voor het getuigenis des Woords, dat we boven afdrukten: Zalig is die dienstknecht, welke zijn heer, komende, zal vinden alzo doende. Ja, dan zullen we, kinderen des Heeren, buigend voor Zijn troon, gaarne en blijmoedig de taak en roeping, die Hij ons heeft toegedacht, als bij vernieuwing uit Zijn hand aanvaarden bij het aanbreken van dit nieuwe jaar, en gesterkt met een edele geest, volvaardig 't pad van Zijn gebode n begeren te lopen, met de bede in het hart: En nu, wat verwacht ik, o Heere! Mijne hoop, die is op U.

We willen ook gaarne alle lezers de zegen des Heeren voor het nieuwe jaar toewensen. Het is zo de gewoonte om elkaar op Nieuwjaarsdag de hand te geven en zegen te wensen. Maar laat ons er bij bedenken, dat het ijdel is, indien we niet zien op de zegen des Heeren. Die zegen is gans anders dan wat vlees er van maakt. Wat wij voor zegen en voorspoed houden, omdat het ons naar den vlese is, kan wel schadelijk, ja ten dode voor ons zijn.

Welnu, niet het goede van ons, maar het goede des Heeren willen we u dan gaarne toebidden. Dat houdt in, in welke weg ge ook geleid wordt, over welke hoogten of door welke diepten uw pad ook voert, er vruchten voor de eeuwigheid door mogen wassen op de akker uws harten, zodat ge moogt zeggen aan de uitgang des jaars of in uw stervensure: Het heeft mij winst gebracht, eeuwigheidswinst.

Moge dan niet uw wandel zijn in de raad der goddelozen, noch uw staan op de weg der zondaren, noch uw zitten in het gestoelte der spotters; maar uw lust zij in des Heeren wet en in de overdenking daarvan dag en nacht. Want van dezulke sprak de mond der Waarheid: Zalig die dienstknecht, welke zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.

Ons tekstwoord is ontleend aan de gelijkenis van de twee dienstknechten, de goede en de kwade. En deze gelijkenis komt weer voor in het verband van de redevoeringen des Heeren met het oog op Zijn wederkomst en het grote eindgericht.

Vele malen heeft de Heere Christus gesproken van Zijn wederkomst in heerlijkheid op de wolken des hemels en het gericht, dat daaraan verbonden zal zijn. Hij, Die gekomen was in Zijn eerste komst om de werken der duisternis te verbreken en de prijs der verlossing voor Zijn van de Vader ontvangen Gemeente te betalen, zag deze komst in het vlees onlosmakelijk en steeds verbonden aan Zijn komen op de wolken met grote kracht en heerlijkheid. In Zijn wederkomst zal immers Zijn eerste komen zijn volle bestemming bereiken en het eeuwige Koninkrijk, dat gegrond werd op Zijn gezegend bloed, in volle glorie openbaar worden.

Steeds heeft Hij er dan ook Zijn jongeren op gewezen, opdat Zijn Kerk, levende uit Zijn eerste komst, zou uitzien en verlangen naar de volle openbaring Zijner heerlijkheid aan het einde der dagen.

Vooral bij het naderen van het kruis heeft de Zaligmaker veel over deze dingen met Zijn jongeren gesproken. Hij doorzag in eeuwig Middelaarsvermaak de raad van het welbehagen Zijns Vaders, die Hij als de Zoon mede van eeuwigheid had beraadslaagd en begeerde Zijn ziel te geven tot een rantsoen om eenmaal Zijn dierbare bruidsgemeente als een reine maagd den Vader voor te stellen.

Toen Hij eens met Zijn jongeren heenging van de tempel en zij wezen op de

schoonheid van het gebouw vond Hij daarin aanleiding om in 't bijzonder hen van deze dingen te spreken. Zo wees Hij er op, hoe al deze heerlijkheid zou vergaan. De discipelen, daardoor opmerkzaam gemaakt, kwamen later tot Hem met de vraag, wanneer deze dingen zouden zijn, en welke het teken zou zijn van Zijne toekomst en de voleinding der wèreld. — De Heere wees er hun toen op, dat, naarmate die dag naderde, er steeds meer verleiders zich zouden openbaren, de chaos in de wereld steeds groter zou worden, door ontzettende rampen de volkeren zouden worden geteisterd, en de vijandschap tegen de gemeente Gods steeds zichtbaarder gestalte zou aannemen. De ongerechtigheid zal worden vermenigvuldigd, en de liefde van velen zal verkouden. Ontzettende verdrukkingen zullen in die dagen zich openbaren. — Nu eens ziet de Heere in het bijzonder op de dag van de verwoesting van de tempel en van Jeruzalem. Dan weer ziet Hij op de grote dag van het eindgericht. — Want gelijk de bliksem uitgaat van het Oosten, en schijnt tot het Westen, alzo zal ook de toekomst van de Zoon des mensen zijn. En... dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen de Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid.

De Kerk des Heeren wordt opgewekt om te letten in het geloof op de tekenen der tijden en standvastig met opgerichten hoofde Zijn toekomst met heilige spanning te verbeiden. — En leert van de vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is. Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet, dat het nabij is en voor de deur. Het welwezen des geloofs brengt mede, dat er waarnemen der tekenen is met verlichte ogen des verstands, een vurig verlangen en een standvastig verdragen van de vele verdrukkingen. De beloften des Konings wekken daartoe op en verzekeren de zalige uitkomst: Wie volharden zal tot het einde zal zalig worden. — Zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.

De dag en ure van de komst van Sions Bruidegom in heerlijkheid heeft de Vader voor Zichzelf behouden. Het zal zijn als in de dagen voor de zondvloed, toen de mensen waren etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot de dag toe in welke Noach in de ark ging; en zij bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam.

Velen zal die grote en doorluchte dag overvallen als een dief in de nacht; doch de bruid des Lams worde wakende gevonden; Waakt dan... zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.

Hoe wordt dus in dit alles de Kerk des Heeren vermaand om in levende geloofsgemeenschap met haar verheerlijkt Hoofd aan de rechterhand des Vaders in hope zalig te zijn en in ware bruidsgestalte de dag haars Heeren te verbeiden.

Hoe staat het in deze met de Kerk des Heeren in het heden, hoe is het met haar gesteld op de eerste dag van het jaar onzes Heeren 1950? - Zijn haar lampen brandende, is zij vurig van geest en levend in hoop? - Wat dunkt ge, lezer? - Hoe zijt ge er zelf onder?

Er zijn in de loop der eeuwen allerlei secten geweest (en zij openbaren zich in onze dagen, vol van geestelijke verwarring, wel zeer veelvuldig), die als het enige en grootste stuk drijven de verwachting van de wederkomst des Heeren, en zich daarbij met het oog op het wanneer aan allerlei berekeningen en voorspellingen te buiten gaan. Zij zijn wel genoemd de onbetaalde rekeningen van de kerk, waar de kerk zou verburgerlijkt zijn en hier in deze bedeling de pinnen van haar tent te vast zou hebben gemaakt, zodat zij in haar uitzien naar de toekomst des Heeren te kort zou zijn geschoten en ook in haar belijdenis er niet genoeg van zou hebben gesproken. Ongetwijfeld is op het erf der kerk de verwachting van het Koninkrijk der hemelen vaak op de achtergrond gekomen en is er meer concentratie geweest op de huidige bedeling, de plaats en taak der kerk in het aardse leven. Het is er echter verre vandaan, dat b.v. in de belijdenis onzer kerk het levend geloof niet genoegzaam zou uitspreken de blijde hoop op de toekomst des Heeren. Doch het waarachtig geloof weet er van alles op zijn plaats te laten en ordelijk te betuigen en niet het ene levensstuk ten koste van het andere eenzijdig naar voren te halen. Zo horen we dan ook de levende Kerk in b.v. art. 37 van onze belijdenis haar zalige verwachting helder en levendig uitspreken, tegelijk vol van diepe ernst: Ten laatste geloven wij, volgens het Woord Gods, dat, als de tijd, van de Heere verordend (die allen creaturen onbekend is), gekomen, en het getal der uitverkorenen vervuld zal zijn, onze Heere Jezus Christus uit de hemel zal komen, lichamelijk en zienlijk, gelijk Hij opgevaren is, met grote heerlijkheid en majesteit, om zich te verklaren een Rechter te zijn over levenden en doden; deze oude wereld in vuur en vlam stellende om haar te zuiveren. En alsdan zullen persoonlijk voor deze grote Rechter verschijnen alle mensen, zowel mannen als vrouwen en kinderen, die van de aanbeginne der wereld af tot het einde geweest zullen zijn, verdagvaard zijnde door de stemme des archangels en door het geklank der goddelijke bazuin. Want alle degenen die gestorven zullen wezen, zullen uit de aarde verrijzen, de zielen tezamen gevoegd en verenigd zijnde met haar eigen lichaam, in hetwelk zij zullen geleefd hebben. En aangaande degenen die alsdan nog leven zullen, die zullen niet sterven gelijk de anderen, maar zullen in een ogenblik veranderd en uit verderfelijk onverderfelijk worden. Alsdan zullen de boeken (dat is, de conscientiën) geopend, en de doden geoordeeld uK> rden, naar hetgene zij in deze wereld gedaan zullen hebben, hetzij goed of kwaad. Ja de mensen zullen rekenschap geven van alle ijdele woorden, die zij gesproken zullen hebben, die de wereld niet dan voor kinderspel en voor tijdverdrijf acht; en dan ullen de verborgenheden en geveinsdheden der mensen openbaarlijk voor allen ontdekt worden. En daarom is de gedachtenis van dit oordeel met recht schrikkelijk en vervaarlijk voor de bozen en goddelozen, en zeer wenselijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen: dewijl alsdan hunne volle verlossing volbracht zal worden, en zij aldaar zullen ontvangen de vruchten des arbeids en der moeite, die zij zullen gedragen hebben; hunne onnozelheid zal door allen bekend worden; en zij zullen de schrikkelijke wrake zien, die God tegen de goddelozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld zullen hebben in deze wereld. Dewelke overwonnen zullen worden door het getuigenis hunner eigen conscientiën, en zullen onsterfelijk worden, doch in zulker voege, dat het zal zijn om gepijnigd te worden in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. En daarentegen, de gelovigen en uitverkorenen zullen gekroond worden met heerlijkheid en ere. De Zone Gods zal hunne naam belijden voor God Zijn Vader en Zijn uitverkoren engelen, alle tranen zullen van hunne ogen afgewist worden; hun zaak, die nu tegenwoordiglijk door vele Rechteren en Overheden als ketters en goddeloos verdoemd wordt, zal bekend worden de zaak des Zoons Gods te zijn. En tot een genadige vergelding zal hen de Heere zulk een heerlijkheid doen bezitten, als het hart eens mensen nimmermeer zou kunnen bedenken. Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de belofte Gods, in Jezus Christus onze Heere.

Zo spreekt het levend geloof over die dag en de verwachting er van.

Helaas moet wel worden erkend, dat in Gods Kerk het leven des geloofs zo kan inzinken, dat de verwachting van het Koninkrijk Gods niet die plaats inneemt, die zij behoort te hebben. Dan ontzinkt de Kerk in haar in-en uitleving aan haar eigen belijdenis. — Welk een droeve gesteldheid! — Helaas wordt det heden heel veel aangetroffen. — Dat moge ons op deze eerste dag van het nieuwe jaar wel mede heilig verontrusten en uitdrijven om te smeken om de bediening van die Geest, Die alleen kan toebereiden en leiden tot dat gezegende leven der verwachting en het ook doet beoefenen. Waarachtige gemeenschap des geloofs met ket Hoofd doet torh uitzien naar volle vereniging met Hem op de nieuwe aarde, om met lichaam en ziel God Drieënig te mogen verheerlijken en met de ganse schepping in voleinde herschepping te rusten aan het Vaderhart Gods. Waar de liefde Gods uitgestort werd in onze harten en we in die liefde geworteld en gegrond werden, daar zullen we in de oefening des geloofs en der hoop met een ware bruidsgestalte uitzien naar de eeuwige dag van onze beminliike Bruidegom, de dag, waarop Hij Ziin ondertrouwde bruid zal trouwen en den Vader toevoeren. — Daarom stemmen ook de Geest en de Bruid van Christus samen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! — Ja, kom Heere Jezus.

Zijn we in dit uitzien en verlangen naar de dag van Koning Jezus het nieuwe

jaar ingereisd, door het geloof rustend in Zijn aangebrachte gerechtigheid, lezer? Mogen we afzien van hetgeen achter ons is en ons strekken naar hetgeen voor ons is? En elkander opwekken om vol moed verder te reizen naar het land. waar de Zon niet meer zal ondergaan? —• Gods kinderen reizen ook nu weer het jaar huns Heeren in en spoeden zich voort langs de koninklijke heirbaan.

Om dit in beoefening te verstaan, moet de grondslag van ons leven liggen in Immanuëls komst in het vlees. Waar Zijn dierbaar bloed op ons hart werd gesprengd, en Hij ons ondertrouwde in gerechtigheid en gericht en in goedertierenheid en barmhartigheden en in geloof, kent onze ziel zeker het hijgen naar Zijn wederkomst. Zijn eerste komst is ons welkomst geworden? Dan zal Zijn tweede komst voor ons eeuwige thuiskomst zijn naar ziel en lichaam beide. — De Geest zegt: Kom, want dan zal God zijn alles in allen, en naar de volle glorie van de Drieënige God streeft de Geest des Vaders en des Zoons. En die Geest neemt de bruid mee in Zijn roepen: Kom Heere Jezus...

Indien we niet in de vrijheid werden geleid in de verzoening onzer zonden tot vrede met God, blijft dit leven van uitzien en hopen grotendeels verborgen. Er mag eens bij ogenblikken een uitzicht zijn, maar er is geen in vast zalig vertrouwen op de grondslag der verzoening over dood en graf heenblikken tot op de nieuwe aarde, die vol zal zijn van de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken. — Doch dan moge de levende verwachting der Kerk u recht in de armoede brengen.

Hoe nodig is het, dat Gods kinderen deze hoop in-en uitleven mogen, èn voor henzelf èn voor hun omgeving. Dan mogen we onze dagen leven bij het licht der eeuwigheid, en ook staan met de kracht der eeuwigheid midden in de tijd. En op Vet erf der kerk wordt steeds weer ieder het besef bijgebracht, dat we op reis zijn en wordt ieder voor de vraag gesteld, of hij met bion reist naar dat eeuwige vaderland of wel met de duivel naar een eeuwig verderf. Woord en wandel van Gods kinderen moesten toch altijd weer de omgeving aanspreken met: Kom, ga met ons, we reizen naar een goed land, het land, vloeiende van melk en honing. — Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus; Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zich-^'elven kan onderwerpen.

Het jaar onzes Heeren 1950.

We zijn gewoon op te tellen, waar we rekenen vanaf de komst van Immanuël in het vlees. Doch in de verwachting van de stad die fundamenten heeft, mag Sion ook aftellen. Ja, laat ons dat heden mogen doen. Al 1949 jaren zijn verlopen. De wereld wordt oud. We naderen de grens. 1949 jaren minder scheiden ons van Zijn ederkomst. Sions God kent de ure. Dat is genoeg. Dan behoeven Zijn kinderen het niet te weten. Als ze maar mogen weten. dat Hij komt. — Wat dit jaar brengen zal weten we niet, maar we weten wel, dat het het jaar onzes Heeren is en dat Hij voorop trekt in de wolk-en vuurkolom en dat het ons nader brengt bij Zijn dag. Wij reizen voor ons onbekende gebeurtenissen tegemoet, doch ze zijn onze gezegende Koning bekend en... Hem is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.

Is dat ook voor u zieleweelde en zielevreugde? *

Hij zal al de dagen en nachten van het jaar 1950 in het hemelse heiligdom bezig zijn als Sions voorbiddende Hogepriester. Hij zal altijd, dag en nacht, op de troon aan de rechterhand Zijns Vaders zitten om Zijn volk door Zijn Geest en Woord te regeren, rechtvaardig, wijs en zacht. Hij zal nooit met Zijn genade, majesteit en Geest van Zijn kudde wijken.

Welnu dan... neen, zal het Gods kinderen niet naar den vlese gaan, maar zullen ze voorzeker wel door de verdrukkingen worden heengeleid. Hij zal zeker in genade Zijn eeuwige kracht en heerlijkheid betonen jegens de Zijnen al de dagen van dit jaar. Zij zullen ervaren, dat, als zij moeten gaan door het water, Hij bij hen zal zijn. en - door de rivieren, zij hen niet zullen overstromen; dat, wanneer zij door het vuur moeten, zij niet zullen verbranden en de vlam hen niet zal aansteken.

Wanneer zal nu ook dit jaar de vrede Zijner kinderen groot zijn? Wanneer zullen wij getroost onze weg mogen gaan te midden der verschrikkingen? — Wanneer we niet vragen naar het hoe of waarom, noch naar het hoelang en wanneer Hij komen zal, doch voor Zijn aangezicht mogen wandelen in Zijne vreze, Hem verwachtende, en alzo onze roeping in Hem mogen vervullen.

Zalig is die dienstknecht, welke zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1949

Gereformeerd Weekblad | 9 Pagina's

Het jaar onzes Heeren 1950

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1949

Gereformeerd Weekblad | 9 Pagina's