Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De belijdenisgeschriften onzer kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De belijdenisgeschriften onzer kerk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE HEIDELBERGSE CATECHISMUS

(10)

De Catechismus als belijdenisgeschrift aanvaard

Naast de Nederlandse Geloofsbelijdenis werd de Heidelbergse Catechismus als vanzelf door de Hervormde Kehk in de Nederlanden aanvaard als belijdenisgeschrift. Men herkende in de Catechismus de zuivere leer der Schrift en de harten der gelovigen vielen bij de weg der zaligheid, zoals die in de Catechismus werd uitgelegd. Reeds op het z.g. Convent van Wesel, waar een zestigtal uitgewekenen uit de Nederlanden, predikers en aanzienlijke leden der gemeenten, in 1568 samenkwamen, werd de Catechismus aanvaard als een Formulier van Enigheid. Het Convent van Wesel stond waarschijnlijk onder voorzitterschap van Petrus Dathenus, aangezien hij de eerste ondertekenaar van de aldaar ontworpen artikelen en hoofdregelen voor de eenparigheid in leer en kerkorde was. In een van de artikelen wordt uitgesproken, dat een predikant instemming moest betuigen met de Geloofsbelijdenis en met de Catechismus. Ondertekening wordt nog niet voorgeschreven en naast de Heidelbergse Catechismus wordt ook die van Genève nog genoemd. Maar het is duidelijk, dat men in de Heidelbergse Catechismus het gemeenschappelijk geloof uitgedrukt vond. Maar in de

notulen wordt vermeld: „doch wij laten dit in de vrijheid der kerken tot de eerste aanstaande synode."

De personen die het Convent van Wesel vormden wilden hun samenkomst niet beschouwd zien als een synode, aangezien hier geen kerken samengekomen waren in haar afgevaardigden, maar slechts personen, zowel ambtsdragers als niet-ambtsdragers om de belangen der kerk met elkaar te bespreken.

De eerste nationale synode werd gehouden te Embden. Deze kwam samen in 1571. Voorzitter van deze synode was Caspar Heidanus, toen predikant in de vluchtelingengemeente te Frankenthal. Daar waren tegenwoordig afgevaardigden van de gemeenten in en buiten de Nederlanden. De synode bestond uit 29 personen, waaronder 22 predikanten of aanstaande predikanten en 5 ouderlingen. De Nederlandse Kerk leefde toen nog „onder het kruis", ze begon in de Nederlanden pas enige gestalte te krijgen, en de besluiten van de synode van Embden zijn dan ook zeer belangrijk geweest voor de organisatie en de uitbouw van de kerk in Nederland.

Ons interesseert nu echter het meest wat de synode van Embden besloot in verband met de Catechismus. Duidelijk blijkt, dat de Heidelberger Catechismus door de meeste gemeenten reeds vrijwillig is aanvaard als belijdenisgeschrift en leerboek. De synode bepaalt dat geen andere Catechismus gebruikt mocht worden dan die van Heidelberg of van Genève. De enkele gemeenten echter, die nog een andere Catechismus gebruikten, zouden niet gedwongen worden deze terzijde te stellen, wanneer ze tenminste in alle stukken aan het Woord „gelijkvormig" was.

In Amsterdam wordt in 1566 de Heidelbergse Catechismus al bepreekt door Ds. Peter Gabriel. In verband hiermee komen in de eerstvolgende jaren telkens weer vragen uit de kerken naar voren. Steeds meer wordt het gewoonte om in de namiddagdienst uit de Heidelbergse Catechismus te preken en door deze leerdiensten het volk de gereformeerde leer zo duidelijk mogelijk uit te leggen. In 1586 wordt deze gewoonte door de Nationale Synode van 's-Gravenhage reeds tot wet verheven.

Ondertekening verlangd

Zodra er in de Nederlanden een mogelijkheid was om in vrijheid te vergaderen kwamen er verschillende provinciale synoden bijeen. Ook op deze synoden werd gesproken over de Heidelbergse Catechismus. De provinciale synode van Holland en Zeeland, die in 1574 te Dordrecht werd gehouden, bepaalde, dat men in de gemeenten „eenderleij Catechismus" zou gebruiken. En dit zou de Heidelbergse Catechismus zijn. Dit besluit zou gelden totdat een generale synode zich hierover zou hebben uitgesproken. In dit besluit is echter nooit verandering gekomen. Op de Dordtse Synode werd uitgesproken: „er kan moeilijker een bondiger, bekwamer, volmaakter catechismus opgesteld worden, zowel naar het begrip van de volwassenen als naar dat der jongeren".

Zoals de lezers van ons blad zullen weten, wordt in het voorgestelde artikel 10 van het ontwerp voor een nieuwe kerkorde, dat straks in eindbeslissing door de generale synode zal worden behandeld, naast de Heidelbergse Catechismus genoemd die van Genève. Nu komt men derhalve terug op wat de vaderen dienaangaande hebben besloten. Men heeft dit, naar van synodale zijde opgemerkt is, vooral gedaan ten gunste van de Waalse gemeenten, die altijd nog tot de Ned. Herv. Kerk behoren, en die de Catechismus van Genève tot belijdenisgeschrift hebben. Wanneer die Waalse gemeenten nu maar naar dat gelijdenisgeschrift leefden en leerden, dan zou dit een grote zegen zijn. Maar dit is jammer genoeg niet het geval. De meeste Waalse gemeenten zijn vrijzinnig en hebben der halve de gereformeerde leer verlaten.

Ook werd al spoedig na het besluit van de synode van Dordrecht de ondertekening van de Catechismus gevraagd van de predikanten, evenals die reeds vroeger van de Nederlandse Geloofsbelijdenis gevraagd werd. Uit dit alles wordt duidelijk, dat reeds van het begin af aan de Catechismus erkend werd als een gereformeerd geschrift en dat de kerk daarna reeds spoedig deze Catechismus ook beschouwde als een belijdenisgeschrift. In 1586 stelde de synode van 's-Gravenhage reeds als voorwaarde, dat ook de schoolmeesters de Catechismus zouden ondertekenen. Zij immers moesten de jeugd er in onderwijzen en het is te begrijpen, dat de kerk waarborgen wenste, dat de onderwijzers ook werkelijk met de gereformeerde leer instemden. Zij immers hadden grote invloed op de kleine kinderen. En het was van zo groot belang, dat vooral ook de jeugd onderwezen werd in de weg der zaligheid naar de Schriften.

Bestrijding

Maar niet alleen instemming doch ook bestrijding heeft de Catechismus ondervonden. Toen men de Catechismus moest ondertekenen — en dat beschouwde men als noodzakelijk om daarmee de enigheid in de leer met de gehele kerk te bewijzen - — kwam hier en daar verzet. En dat bracht het kerkvolk in beweging. Want zo geliefd was de Catechismus al bij het volk geworden, dat men haar fel tegen alle aanvallen verdedigde.

Dat ondervond de bekende letterkundige Dirk Volckertsz Coornhert, notaris te Haarlem. Hij verzette zich vooral tegen de vijfde vraag: Kunt ge dit alles volkomenlijk houden? met het antwoord: Neen ik; want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten. Hij noemde dit een grove dwaling in een boek, dat speciaal dit onderwerp behandelde. Zijn boek wekte heftige verontwaardiging. Een medestander van Coornhert zei: „De predikstoelen daverden van het gekijf en geblaf". Coornhert had echter machtige beschermers onder de regenten. Juist de aanzienlijken des volks, die de regering in handen hadden, hebben degenen, die van de gereformeerde leer afweken, steeds weer beschermd. 'Daarom ging de strijd tegen Coornhert onder in een zee van papier, waarin zijn uitspraken bestreden werden, zonder dat er echter een beslissing viel.

Het is echter wel opmerkelijk, dat de aanvallen tegen de Catechismus zich tot op deze dag juist op ditzelfde punt richten. Want men vindt deze uitspraak, dat een mens van nature geneigd is God en zijn naaste te haten, toch wel een beetje te erg. We moeten wel aan onszelf ontdekt zijn en de verdorvenheid van onze natuur hebben leren kennen, willen wij het met een oprecht hart belijden: Ja Heere, ik vind in mij zelf niets goeds, ja ik vind in mijzelf wat de Catechismus zegt: ik ben van nature geneigd u en mijn naaste te haten.

Ook Herman Herbertsz., predikant te Dordrecht en later te Gouda, had bezwaren tegen de Catechismus. Hij weigerde dan ook om in de namiddagdiensten de Catechismus te behandelen en hij stootte zich vooral aan hetgeen geleerd werd in vr. 114, dat ook de allerheiligste nog maar een klein beginsel der gehoorzaamheid heeft. Tegen Coornhert kon de kerk geen maatregelen nemen omdat hij geen predikant was en de Staten hem zijn gang lieten gaan. Maar na veel samensprekingen moest Ds. Herman Herbertsz. toeven. Hij onderwierp zich aan de kerkelijke wetten en predikte in het vervolg ook de Catechismus.

De Dordtse Kerkorde schreef ook het prediken van de Catechismus in de namiddagdiensten voor, opdat het kerkvolk van de gereformeerde leer op de hoogte zou blijven. Na 1816 is in vele gemeenten de prediking van de Catechismus in onbruik geraakt. Daardoor is er in vele gemeenten de kennis van de gereformeerde leer verloren gegaan. In het ontwerp voor een nieuwe kerkorde wordt in verband met de Catechismusprediking gezegd: In leerdiensten kan ook gehandeld worden over de belijdenisgeschriften, in het bijzonder de Heidelbergse Catechismus. Het is jammer, dat het hier zo slap en zo vaag is uitgedrukt. Een zekere verplichting in deze zou nuttig zijn voor predikanten en ge-

meenten beide.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 augustus 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De belijdenisgeschriften onzer kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 augustus 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's