Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De belijdenisgeschriften onzer Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De belijdenisgeschriften onzer Kerk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE DORDTSE LEERREGELS

(15)

Tenzij iemand wederomgeboren worde...

Op de Haagse Conferentie bleek duidelijk een groot verschil tussen de remonstranten en de contra-remonstranten. Toen de remonstrantie van de remonstranten voorgelezen was en de contra-remonstrantie van de gereformeerden, was dat verschil al openbaar gekomen. In de besprekingen was het nog duidelijker geworden. Het ging in de diepste grond om het woord van de Heiland: „Voorwaar voorwaar zeg Ik u: Tenzij iemand wederomgeboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien."

Een mens kan zonder wedergeboorte wel allerlei godsdienstige gevoelens hebben, maar hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Door zijn natuurlijke godsdienst kan de mens niet zalig worden.

Dit is eigenlijk het punt, dat ook tegenwoordig nog in het geding is. Het gaat er om of het geloof een werk van de mens of een werk van God is. En de Heilige Schrift leert ons duidelijk het laatste. De Heere is het begin en het einde, Hij maakt volkomen zalig. En het werk van de Heilige Geest is onmisbaar tot die zaligheid. Op de natuurlijke akker des harten groeit het geloof niet als een vrucht, maar het ongeloof en de twijfel.

In de Remonstrantie hadden de remonstranten hun leerstellingen wel niet onomwonden uitgesproken — ook tegenwoordig worden de ongereformeerde leerstellingen, die in de kerk alom verkondigd worden, nog gehuld in een kleed van rechtzinnigheid — maar de gereformeer-Staten: „En wat betreft de vijf punten, waarin de remonstranten zeggen hun gevoelen vervat te hebben, kunnen wij het niet anders verstaan dan dat men ze opgesteld heeft met een dubbelzinnige mannier van spreken, terwijl ze ten dele strijden met Gods Woord en ook met de Confessie en de Catechismus..... "

De gereformeerden hebben op die conferentie de lamp van Gods Woord laten schijnen op de Remonstrantie en toen bleek, dat er onder de vrome vormen een valse leer gevonden werd, die de natuurlijke mens zelf het werk laat doen dat nodig is tot zaligheid. Men leert dat de mens het geloof maar aan moet nemen, zodat wij de genadegaven Gods maar voor het oprapen hebben. Hoe anders leert ons echter de Heilige Schrift. Het geloof moet immers gewerkt worden door de Heilige Geest: Het is niet uit u, het is Gods gave.

Ook tegenwoordig moeten we de lamp van Gods Woord meer laten schijnen op de verkondiging van zovelen, die door het gebruik van gereformeerde uitdrukkingen eigenlijk de schare misleiden, aangezien men aan die uitdrukkingen een geheel andere inhoud geeft. En de onkunde is tegenwoordig zo groot, wanneer men maar bepaalde klanken hoort dan zijn velen al tevreden. In een gesprek dat we onlangs hebben gehad over het optreden van een vrijzinnig predikant in een rechtzinnige gemeente, zei een ouderling ter verdediging hiervan: Ja, maar die dominé sprak toch van de Heere Jezus en daarom moeten we voorzichtig zijn met ons oordeel. Toen we echter vroegen: Over welke Jezus sprak hij? , toen bleef het antwoord uit. Men kan van Jezus spreken zonder de Christus der Schriften te verkondigen.

De remonstranten wilden ook door een dubbelzinnige manier van spreken een valse leer ingang doen vinden in de kerk. Daartegen kwamen de gereformeerden op. Daartegen moet ook nu onze strijd nog gaan. Wanneer straks, nu de nieuwe kerkorde aangenomen is en over enige maanden ook ingevoerd zal worden, de vragen aangaande de belijdenis en de leer ter tafel zullen kunnen komen, zullen ook wij hebben op te komen voor de zuivere gereformeerde leer. En we zullen er op moeten aandringen om niet dubbelzinnig maar eerlijk zich uit te spreken. En wij zullen daarbij het woord van de Heere Jezus niet mogen vergeten: : Tenzij iemand wederomgeboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.

De gereformeerde leer.

In de contra-remonstrantie en in de bespreking op de Haagse Conferentie van 1611 hebben de gereformeerden zich ook verdedigd tegen een voorstelling van de gereformeerde leer, die door de remonstranten gegeveen werd. De remonstranten dichten ons dingen toe, die wij nooit gedacht hebb«n toe te stemmen, veel min-

der te leren. Over de uitverkiezing wordt zeer matig gesproken en ook zeer voorzichtig. alleen tot aanwijzing van Gods onverdiende genade en tot wegneming van alle menselijke verdiensten en waardigheid, aldus deze gereformeerden.

Ze beleden, dat het lijden van Christus genoegzaam is tot betaling van de zonde van alle mensen, maar dat nochtans volgens Gods Raad alleen de uitverkorenen en ware gelovigen de kracht van dit lijden ondervinden tot verzoening en vergeving der zonden.

De Heere laat het evangelie prediken, maar Hij geeft bij het evangelie ook de werking van zijn Heilige Geest, zodat de uitverkorenen verlicht worden in het verstand. hun wil veranderd en vernieuwd wordt, het stenen hart weggenomen en een vlezen hart gegeven wordt, zodat ze niet alleen macht ontvangen om zich te bekeren en te geloven, maar ook metterdaad zich bekeren en geloven.

Zonder dat werk van de Heilige Geest komt er echter van een waarachtige bekering niets. De Contra-remonstrantie begint immers als volgt: „Alzo in Adam het ganse menselijk geslacht is gevallen en daardoor zo verdorven, dat alle mensen in zonde ontvangen en geboren worden, en daardoor kinderen des toorns zijn, die dood liggen in hun zonden, zodat ze niet meer het vermogen hebben om zichzelf uit de doden op te wekken; dat God uit die val en verdoemenis trekt en verlost een zeker getal mensen, dje Hij in zijn eeuwige en onveranderlijke Raad uit loutere goedertierenheid naar het welbehagen van zijn wil, uitverkoren heeft om hen door Christus zalig te maken; de anderen door zijn rechtvaardig oordeel voorbijgaande en latende liggen in hun zonden."

De gereformeerde leer wil alleen aan Gode de eer geven. Deze eer komt ook alleen Gode toe. Want wanneer een mens gered en gezaligd wordt, dan is dat alleen door de vrije genade Gods. Daar komt van een mens niets bij. Een mens is van nature onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Maar door zijn Woord en Geest leert de Heere zijn volk wandelen in zijn wegen, opdat het zo ook de lof verkondige van die God, die trok uit de duisternis der zonde en bracht in het wonderbaar licht van zijn genade.

Een goede verdediging.

De gereformeerden hebben op die Haagse Conferentie zich verdedigd tegen voorstellingen, die van hun prediking gegeven werden, die kant noch wal raakten. Dat is ook tegenwoordig nog het geval. Wanneer men sommige mensen moet geloven, dan wordt door de gereformeerde predikanten een leer gebracht waar men van ijzen moet. Daar zou het alleen maar gaan om hel en verdoemenis. Daar zou van het liefelijk evangelie niets overblijven. Daar zou de christen en niet de Christus gepredikt worden. Natuurlijk zullen er wel enkele uitwassen aan te wijzen zijn. Die zijn immers overal. Ook Uitenbogaert kon zich op die Haagse Conferentie natuurlijk wel beroepen op de een of andere harde uitdrukking van een predikant, die zich gereformeerd noemde. Maar in de Contra-remonstrantie had men nu eens ronduit duidelijk gemaakt wat dan wel de gereformeerde leer was.

Deze Contra-remonstrantie heeft zeker ook indruk gemaakt op de Staten. Er was eigenlijk weinig tegen in te brengen. Dit was immers ook de leer der kerk, zoals het in de belijdenisgeschriften beleden werd. Dit was ook in overeenstemming met het Woord van God.

Daarbij werd duidelijk gemaakt, dat de gereformeerden niets anders wilden doen dan dat Woord Gods verkondigen. Ze wilden daarbij niet in de Raad Gods indringen. Ze wilden alleen het evangelie verkondigen, waarbij het de rechtvaardigen aangezegd werd, dat het hen wel zou gaan, maar de goddelozen daarentegen, dat het hen kwalijk zou gaan.

Maar dan moest men ook in de kerk die volle Raad Gods handhaven, zonder daarbij door te dringen in het diepe mysterie van Gods eeuwige Raad. Men herinnerde daarbij aan het woord van Paulus:

„Maar toch, o mens, wie zijt gij, dat gij tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tegen dengene, die het gemaakt heeft, zeggen: waarom hebt Gij mij alzo gemaakt? "

Nog zeven jaar zou echter gestreden moeten worden voordat de Staten toestemming zouden geven om de kerk te laten oordelen over de gerezen geschilpunten. Ze bleven de remonstranten steunen en ze verklaarden, dat hun leer ook gereformeerd was. Hoe moeilijk deze strijd ook was, ze liep gelukkig toch uit op een veroordeling van de leer der remonstranten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 januari 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De belijdenisgeschriften onzer Kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 januari 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's