Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BRIEVEN VAN LEZERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BRIEVEN VAN LEZERS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Over de tijd der wedergeboorte hebben we in het nummer van 16 December j.1. een enkele opmerking gemaakt. Het is de lezers wel bekend, dat sommigen bij het eerste gebed om genade en bij de eerste droefheid over de zonde reeds denken aan de vruchten der wedergeboorte. Anderen willen van wedergeboorte eerst gesproken zien na de rechtvaardigmaking in de conscientie. Geen leven voor de rechtvaardigmaking! In het bovenvermelde artikeltje hebben we tussen die twee standpunten in onze positie gekozen. Wij hebben de wedergeboorte gesteld in de vereniging met Christus door het geloof. Het komt ons voor, dat daar weinig tegen in te brengen is, dat steek kan houden, hoewel er zeker nog moeilijke vragen overblijven. Nu kunnen we op heden het hele probleem der wedergeboorte niet behandelen. Wanneer er onder onze lezers belangstelling voor is, willen we later, zo de Heere ons spaart, nog wel eens trachten in een reeks artikelen breedvoerig dit onderwerp te bespreken. Dus nu enkel de brieven, die we gekregen hebben op ons stukje. Als u nu eerst nog eens naleest wat we in het artikel van 16 December schreven dan zult u zien, dat we ons ook op vader Brakel hebben beroepen. Nu hebben we juist over dat beroep de brief ontvangen, waar we ditmaal mee beginnen. Hij kwam uit Rotterdam en Wilhelmus a Brakel was in zijn leven bedienaar des Goddelijken Woords te Rotterdam. Dus we hebben te maken met twee Rotterdammers. Nu meent mijn geachte briefschrijver in alle bescheidenheid te mogen opmerken, dat ik zijn oudere stadgenoot niet goed heb verstaan. Dat kan. We willen het bezien.

Waar begint bij Brakel de wedergeboorte? Brakel schrijft: „bij de eerste daad des geloofs". Let op dat woordje „bij". Brakel zegt niet: voor de eerste daad des geloofs, doch bij. Dat begrijpt mijn briefschrijver niet. Hij meent dat de wedergeboorte vroeger plaats heeft en dat het geloof uit die wedergeboorte voortvloeit. Hij wil eerst allerlei andere dingen uit die wedergeboorte laten voortvloeien, als ik hem goed begrijp, en dan vervolgens ook het geloof. Hier hebt ge het desbetreffende gedeelte van zijn brief, waarin de hoofdzaak van zijn bedoeling duidelijk uitkomt.

„Ds Brakel stelt voor: de eerste daad des geloofs heeft plaats bij de wedergeboorte, want zegt par. 12: „het eerste beginseltje des levens ontvangt hij met de eerste daad des geloofs en hij bedoelt dan: die eerste geloofsdaad vloeit noodzakeilijk voort uit het door God ingeplante leven der wedergeboorte."

Is nu de eerste daad des geloofs de bewuste vereniging met Christus? Dit te stellen zou toch de dood schrijven zijn op zo men wel wil noemen „de bekommerde kerk", ja zelfs zij, die door de ontvangen beloften moed hebben mogen scheppen, doch daardoor immers nog niet van een bewuste vereniging met Christus kunnen noch durven spreken, zouden nog in een geestelijke doodsstaat verkeren, daar toch een mens voor de wedergeboorte dood is in de zonden en misdaden, en dood zijnde onmogelijk het zaligmakend geloof kan beoefenen."

Tot zover onze briefschrijver.

Ik mag wel op een paar dingen de aandacht vestigen, want ik meen, dat hij vader Brakel niet goed weergeeft of verstaat, vermoedelijk omdat hij hem te veel leest met de bril van zijn eigen gevoelens. Merkwaardig opvallend is dit reeds in het eerste zinnetje. De schrijver wil per sé Ds. Brakel laten bedoelen, dat de wedergeboorte aan het geloof voorafgaat. Brakel heeft geschreven: „het eerste beginseltje des levens ontvangt hij met de eerste daad des geloofs". Het geloof staat voorop als een daad en tegelijk met die daad is er het eerste beginseltje (let op het verkleinwoord) des levens.

Zijn stadgenoot keert het om: „de eerste daad des geloofs heeft plaats bij de wedergeboorte". Zo heeft Ds. Brakel het niet geschreven. In deze weergave gaat de wedergeboorte voorop. De schrijver voegt er nog nadrukkelijk aan toe: „hij bedoelt: die eerste geloofsdaad vloeit noodzakelijk voort uit het door God ingeplante leven der wedergeboorte". Met deze volzin schept hij ruimte voor vele gevoelens en levensuitingen tussen de wedergeboorte en het geloof. Maar Ds. Wilhelmus è Brakel schrijft noch bedoelt wat zijn jongere stadgenoot hem toeschrijft. Dat kan ik gemakkelijk bewijzen. Voor Brakel gaat het geloof in orde voor de wedergeboorte. Dat staat heel duidelijk in par. 12: „geloof en leven zijn in de tijd gelijk, maar in de orde gaat het geloof voor, als een oorsprong des levens, want daar is geen leven dan in de vereniging met Christus, die hun leven is, en het geloof is het middel van vereniging met Christus, waaruit blijkt de dwaasheid dergenen, die eerst verloochening, die eerst heiligheid zoeken." Duidelijk?

Nu komt een andere vraag aan de orde. Volgens Brakel is de wedergeboorte gelijktijdig met de eerste daad des geloofs, n.1. het geloof in Christus. Is men zich nu altijd bewust, dat men het zaligmakend geloof beoefent, is men daar bij die eerste daad des geloofs van verzekerd? Dat is wat anders. Men kan die eerste daad des geloofs oefenen met een zekere blijschap, zonder dat men het er zelf voor durft te houden, dat dit nu het zaligmakend zich verenigen met Christus Jezus is. Doch weten, dat men is wedergeboren kan men alleen als men weet, dat men het waarachtig geloof oefent. Nochtens wil Brakel een beetje ruimte laten voor de mogelijkheid, dat men gelooft en door een daad des geloofs Christus is ingelijfd, zonder voor zich zelf daarvan verzekerd te zijn. In zoverre dus „de bekommerde kerk" het levend geloof oefent met haar Heere en Heiland is zij wedergeboren, al kan zij dat niet zo direct er voor houden. Doch in zoverre zij voor die eerste daad des geloofs nog staat is zij niet wedergeboren, doch dood in zichzelf, d.w.z. niet door de band des geloofs met Christus verbonden en dus van God gescheiden. Misschien dat deze en gene hier een fout met zijn denken maakt, omdat hij onder het woordje „dood" een zekere roerloosheid verstaat. Doch dood in schriftuurlijke zin is geen roerloosheid. Efeze 2 : 2: iet de doden wandelen!

Een mens kan in geestelijke dingen zeer bezig zijn en toch „dood", d.i. van God gescheiden. Zo is de mening van Brakel. Zover gekomen zijnde moet ik de vinger leggen bij een tweede misverstand in de brief, waarop we antwoorden. Daarover echter een volgende keer.

p.

L. Vr.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

BRIEVEN VAN LEZERS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's