Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profetieën van Zacharia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profetieën van Zacharia

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET EERSTE VISIOEN

I.

Op den vier en twintigsten dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar van Darius, geschiedde het woord des Heeren tot Zacharia, den zoon van Berechja, den zoon van Iddo, den profeet, zeggende: Ik zag des nachts, en ziet, een Man, rijdende op een rood paard, en Hij stond tusschen de mirten, die in de diepte waren; en achter Hem waren roode, bruine en witte paarden. Zacharia 1:7, 8.

Op den vier en twinigsten dag der zesde maand — drie weken, nadat Haggaï voor het eerst in 's Heeren naam had aangespoord, den herbouw van den tempel ter hand te nemen — was het werk aangepakt (Hagg. 1 : 1, 2 : 1). En juist vijf maanden later — op den vier en twintigsten dag van de elfde maand, dat is naar onze tijdrekening in Februari van het jaar 519 vóór Chr. — kreeg Zacharia aan zijn volk te verhalen, wat Jehovah hem in den nacht deed zien (Zach. 1 : 7). Aanvankelijk had de zoon van Berechja, zooals wij in Zach. 1 : 2—6 hoorden, den blik naar het verleden moeten richten. De voorvaderen waren ongehoorzaam geweest, en hadden in het kwaad volhard; na lang geduld had de Heere tenslotte de roede over de weerspannigen opgeheven, en Israël in ballingschap heengezonden. Zacharia's tijdgenooten mochten uit dat verleden leering putten, en zich ootmoedig tot hun Bondsgod wenden, opdat geen nieuwe gerichten over het volk zouden losbreken. Maar vervolgens kwam Zacharia, door den Hemel onderricht, over de toekomst te spreken. Bemoedigende woorden liet hij hooren; en daaraan was wel behoefte. Waarom? Och, de vroegere profeten, van Amos tot Jeremia, hadden den ondergang van het Noordelijke rijk (der tien Stammen) en van Juda (Jeruzalem) voorzegd; maar tevens hadden zij aangekondigd, dat er na de ballingschap betere tijden zouden aanbreken. Dan toch zou de Messias verschijnen, en met Hem zouden Jehovah's gunstbewijzen in ongekende mate openbaar komen. Edoch, de Joden, die onder Zerubbabel en Jozua terugkeerden, woonden omtrent twintig jaren in Kanaan, en... de schoone beloften bleven onvervuld. Hetgeen men aanschouwde en beleefde, stond in schrille tegenstelling tot de toezeggingen, welke weleer waren gedaan. Was het verwonderlijk, dat de Joden den moed lieten zakken? Temidden van de teleurstellingen mocht Zacharia verzekeren, dat de Heere geenszins ontrouw zou worden aan Zijn Woord; Hij had door Nebucadnezar Zijn bedreiging vervuld, en even gewis zou Hij Zijn belofte waar maken. Men diende echter te bedenken, dat de Oppermajesteit het zou doen op Zijn tijd en op Zijn wijze. Het ongeduld der weergekeerde ballingen was misplaatst, gelijk hun wantrouwen ongerechtvaardigd was. Zacharia nam de taak van zijn voorgangers over, en verkondigde den Messias, in Wien Gods beloften

ja en amen waren. Hij bracht de oude boodschap, doch de inkleeding was nieuw, daar hij zich aansloot bij de omstandigheden, waarin zijn hoorders verkeerden. Zoo zal het ook onder ons wezen, als het goed is. Wat den vorm betreft, zal een leeraar thans anders prediken dan Schortinghuis of Comrie in hun dagen; maar de inhoud zij dezelfde, en ook de beleving van de waarheid Gods zij in 1951 als in 1751 en 1651.

Het Woord des Heeren is voor een groot deel in visioenen tot Zacharia gekomen. In de maand Schebat (Februari) van het jaar 519 vóór Chr. ontving de profeet een achttal gezichten achter elkaar. Het geschiedde des nachts; wanneer de bedrijvigheid van den dag zich ter ruste heeft gelegd, het rumoer der wereld is verstild, en het veelvormige, bontkleurige leven in duisternis is gehuld, kan de ontvankelijkheid voor indrukken en invloeden uit den Hooge toenemen. Zacharia's nachtgezichten waren evenwel geen droomen. Dit blijkt uit Zach 4:1, waar wij lezen, dat een engel hem opwekte, gelijk een man uit zijn slaap wordt opgewekt. Wij hebben het ons aldus voor te stellen: n één nacht ontving de zoon van Berechja een reeks visioenen, en tusschen de gezichten in sluimerde hij een wijle. De Heere gaf hem, in wakenden toestand, met helder bewustzijn, allerlei beelden en tafereelen te aanschouwen. Van zichzelven wist de profeet niet, wat zij beduidden; daarom schonk Jehovah hem de verklarende toelichting er bij, en wel door middel van een bepaalden engel. Deze vertolkte Gods bedoeling in taal, welke Zacharia kon verstaan; zoo noemen wij hem veelal den tolkengel. De brief aan de Hebreën begint met de opmerking, dat de Heere tot de vaderen der oude Bedeeling door de profeten gesproken heeft veelmalen (eigenlijk: eeldeelig; Jehovah's openbaring was niet ineens compleet, doch kwam bij stukjes en beetjes tot stand) en op velerlei wijze. De manier, waarop de Eeuwige Zich aan Abraham kenbaar maakte, was een andere dan die, waarop Elia of Jesaja de hemelsche boodschap kreeg; en de wijze, waarop de Heere met Zacharia handelde, was weer anders. Tenslotte sprak God door Zijn Zoon, het vleéschgeworden Woord; deze openbaring is definitief, eens en voor al; een nieuwe en hoogere openbaring is niet te verwachten.

Wij hebben niet te doen met phantasieën, die uit Zacharia zeiven zijn opgekomen — waarom zouden wij er ons dan zoo ernstig mede bezig houden? Neen, de Heere stelde Zich vóór Zijn dienstknecht, en de profeet had niet anders te doen dan — onder de bestiering des Geestes — navertellen (en beschrijven), hetgeen hij gezien en gehoord had. In I Sam. 9 : 9 staat: , Die heden een profeet genoemd wordt, die werd eertijds een ziener genoemd"; zulk een man werd verwaardigd en bekwaamd, om met het zielsoog in Gods raad te lezen en in Gods wereld te schouwen. Zacharia verdient den ouden naam , , ziener" bij uitstek. Nauwkeurig herinnerde hij zich later den datum: et was op den vier en twintigsten dag van de maand Schebat. dat de Eeuwige Zich aan mij wilde ontdekken.

de ontdekken. Juist vertaald, moet Zach. 1 : 8 aldus luiden: Ik zag dezen nacht, en ziet..." Hieruit blijkt, dat de profeet aanstonds na den gedenkwaardigen nacht der visioenen verslag aan zijn volk heeft gedaan. Wat de Heere hem meedeelde, mocht hij niet voor zichzelf houden — hij had er de gemeente mede te dienen. En niet alleen de gemeente zijner dagen, maar de Kerk aller eeuwen. Want Zacharia's boodschap had niet enkel betrekking op zijn eigen tijd, doch evenzeer op de toekomst. Een Schriftverklaarder heeft het treffend aldus uitgedrukt: De nachtgezichten zijn vergezichten"; zij beperken zich niet tot de eeuwen vóór Christus' geboorte, maar zij geven in hoofdlijnen den gang van het Koninkrijk Gods, tot den uiteindelijken dag der victorie toe. Wereld en Kerk komen daarom beiden aan de orde, wanneer de Heere Zijn raad in de visioenen onthuld.

De acht gezichten sluiten bij elkander aan, en vormen een afgerond geheel. Kortelifks zullen wij dit aanwijzen. Het eerste visioen teekent Gods volk, de Kerk, als gering temidden van de grootmachten der wereld. Ten tweede, maar de aardsche heerschappijen vervallen aan het gericht, ei. gaan ten onder. Ten derde, voor de stad des grooten Konings is echter een schoone toekomst weggelegd. Het vierde visioen bepaalt er bij, dat verzoening met God daartoe de grondslag is, en het vijfde zegt, dat de toevloeiing van de olie des Geestes even noodzakelijk is als de verzoening. Ten zesde, de heiligmaking (5e gezicht) behoort bij de rechtvaardiging (4e gezicht); voor de goddeloozen is derhalve in Sion geen plaats. Ten zevende, niet alleen de zondaars, ook de verlokkingen der zonde zullen uit Jeruzalem worden weggedaan. Het achtste visioen verzekerd, dat de Heere Zijn hand reeds heeft opgeheven tegen Zijn bestrijders. Daarna volgt nog een plechtigheid, die moet uitbeelden, hoe de Messias als Priester-Koning gekroond zal zijn (Zach. 6 : 9 e.v.).

Wij maken ons op, de nachtgezichten te overdenken. De Geest, die Zacharia bearbeidde, leide ook ons in de waarheid, .

Het verslag van zijn eerste visioen ving Zacharia aldus aan: , , Ik zag des nachts (dezen nacht), en ziet, een Man, rijdende op een rood paard, en Hij stond tusschen de mirten, die in de diepte waren; en achter Hem waren roode, bruine en witte paarden."

Kennelijk bevond de profeet zich op een heuveltop, vanwaar hij naar beneden keek. In het dal was een boschje mirten. Deze heesters verlangen een vochtige aarde; op droge, hooger-gelegen gronden tieren zij niet, maar in de valleien, waar het regenwater zich verzamelt, glanzen de bladeren en geuren de bloemen. In de laagte — daar is de mirt op zijn plaats.

De Babyloniërs, Perzen en Egyptenaren waren toenmaals forsch als eiken, machtig als cederboomen; zij trokken aller aandacht en bewondering. Maar wie lette op de Joden in Kanaan? Zij waren nog geen honderdduizend in aantal, en leidden over het algemeen een sober of kommervol bestaan. Temidden van de wereldrijken was het volk van Zerubbabel en Jozua aan een mirtenboschje gelijk; doch in zijn nederigheid trok het een welgevallen van den Heere als welriekende mirtebloesems.

Met de Kerk onder de nieuwe Bedeeling is het niet anders gesteld dan met het Israël van het oude Verbond. De wereld ziet geringschattend op haar neer. En indien de Kerk zich verheft, verliest zij haar goddelijk karakter, en wordt zij gelijkvormig aan de wereld, met wie zij concurreert. Zoo is het gezien in de dagen van keizer Constantijn, zoo valt het thans nog op te merken aan het pauselijke Rome. Tijdens Zijn omwandeling op aarde was de Zaligmaker in dienstknechtsgestalte, zonder schittering, veracht; en de gemeente des Heeren is veelal aan haar Hoofd gelijk, zij mist uiterlijken luister, zij is geen eik of ceder, doch een mirtenboschje, schier verborgen in de diepte. Niet vele wijzen, ^ rijken, machtigen, edelen naar wereldschen maatstaf — schreef de apostel; de levende Kerk is als een boschje van onaanzienlijke mirten, ja, maar door de inwoning des Geestes dan toch ook als een boschje voor den Heere geurende mirten.

In de laagte is de mirt op zijn plaats. Dit is toepasselijk op de Kerk in haar geheel, en tevens op elk harer leden. De Heere maakt Zijn volk klein, en Hij houdt het klein. Daarom gedijen de Sionieten niet op de hoogten van eigengerechtigheid en onafhankelijkheid, maar in de dalen van den ootmoed. De oude mensch woelt en werkt nog in de keurlingen, en zoo verlaten zij telkens de vallei der nederigheid, doch dan verliezen zij ook den geur der genade, die Gode behaagt. Op de knieën, in de diepte — daar worden de wateren des heils genoten, die den mirt tierig maken als een planting des Heeren. Straks, op Gods tijd, volgt dc verhooging en gaan de gunstgenooten met den mirtekrans, den bruidskrans, om de slapen, achter den Bruidegom het Hof der hoven binnen.

„Ik zag des nachts, en ziet, een Man, rijdende op een rood paard, en Hij stond tusschen de mirten, die in de diepte waren." Blijkens het vervolg is deze Ruiter de Engel des Heeren, de Engel des Verbonds, die den onzichtbaren God zichtbaar op aarde vertegenwoordigt. De Engel des Heeren is de Tweede Persoon, de Zoon vóór Zijn vleeschwording. De Engel des Verbonds verscheen aan Abraham bij de eikebosschen van Mamré, aan Jacob des nachts bij den Jabbok, aan Jozua bij de muren van Jericho. Zacharia zag Hem in het visioen als een Krijgsman op een strijdros. Het paard is rood gekleurd — rood van het bloed der vijanden, welke de Ruiters verslaat; rood van het eigen bloed, het zoenbloed, dat de Ruiter vergiet. Onweerstandelijk is deze Held; Hij trekt ter overwinning. In Zijn gevolg heeft de ongeschapen Engel een schare van engelen, gezeten op roode, bruine en witte' paarden. Deze legioenen kampen mede in de oorlogen des Heeren; daarom is er sprake van roode paarden. De strijd

blijft echter niet onbeslist, de zegepraal komt in zicht; daarom zijn de volgende paarden bruin — bedoeld is licht bruin, zandkleurig, voskleurig, als de overgang van rood naar wit. Aan het einde van den stoet komen de witte paarden, het einde van den krijgstocht zal de overwinning wezen. Het slot van het laatste Bijbelboek teekent den Christus Gods, uitrijdende op een wit paard. De witte kleur gewaagt van triomf, en zegt tevens, dat de krijg van 's Heeren zijde met blanke wapenen, met onbezoedelde middelen, zonder gruwel of bedrog, wordt gevoerd; Immanuël strijdt in gerechtigheid.

De geduchte Generaal stelt Zich met Zijn geduchte regimenten niet op bij eiken-en cederboomen, maar tusschen de mirten; Hij schaart Zich niet aan den kant van de Babyloniërs en de Perzen, doch aan den kant van het benauwde en verdrukte troepje Joden in Kanaan. Hoe bemoedigend! Volk van Zacharia, zit niet bij de pakken neer, als gij stad en tempel hebt te herbouwen. Uw Messias staat tot uw hulp gereed. Kerke Gods, versaag niet, ondanks véél, dat tegen is. Uw Koning heeft uw bescherming voor Zijn rekening genomen. Sionieten, laat het hoofd niet zinken voor duivel, wereld en eigen vleesch; heft uw hoofden op, want uw verlossing is nabij. De hemelsche heirscharen zullen u begeven noch verlaten.

Legeren wij, door 's Heeren trekking, bij de mirten? Dan zullen wij den Man op het roode paard ontmoeten, en het wordt ons toegeroepen: , , Die met u zijn, zijn meerder, dan die tegen u zijn." Wee ons evenwel, zoo wij onze plaats elders, bij de eiken en ceders, zoeken. Wat de wereld groot waant, wat haar stof tot roem biedt, zal door de krijgsknechten van den goddelijken Ruiter vertreden worden; en er zal geen ontkoming wezen voor allen, die daar legerden.

Zacharia komt er ons van 's Heeren wege nog verder over te spreken.

Urt.

E. v. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De profetieën van Zacharia

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's