Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET JOODSE VRAAGSTUK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET JOODSE VRAAGSTUK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIII.

WAT ZEGT HET O. TESTAMENT OVER DE TOEKOMST VAN ISRAëL?

De vorige keer hebben we onze aandacht gericht op die teksten van het N. Testament, die veel worden genoemd als bewijsplaatsen voor een nationaal herstel van Israël, waarbij Jeruzalem dan de hoofdstad der wereld zou worden. We hebben toen gezien, dat het N. Testament van een nationaal herstel van Israël niet spreekt. Ik ben dat onderzoek begonnen met de volle bereidheid om zulk een nationaal herstel te vinden. Wat er niet geschreven staat, kan men echter niet vinden. Omgekeerd zou ik niet willen zeggen, dat de mogelijkheid van een zelfstandig bestaan voor het volk van Israël in het N. T. wordt ontkend. En met die wijsheid gaan we nu naar het Woord Gods, dat gegeven is onder het Oude Verbond. Daar liggen de dingen anders. Herhaaldelijk wordt hier gesproken van een terugkeer naar het beloofde land en van een nationaal herstel. We denken aan Jerem. 29 : 14. Daar spreekt de Heere tot de ballingen in Babel over hetgeen er gebeuren zal, wanneer de zeventig jaar te Babel vervuld zijn: Ik zal van ulieden gevonden worden, spreekt de Heere, en Ik zal uwe gevangenis wenden, en u vergaderen uit al de volken en uit al de plaatsen, waarheen Ik u gedreven heb, spreekt de Heere, en Ik zal u wederbrengen tot de plaats, vanwaar Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren." In Jeremia 32 : 37 vinden we een zelfde belofte en zij heeft heel duidelijk betrekking op de Babylonische ballingen. „En nu, daarom zegt de Heere, de God Israëls, alzo van deze stad, waar gij van zegt: ij is gegeven in de hand des Konings van Babel door het zwaard en door de honger en door de pestillentie.

Zie Ik zal hen vergaderen uit al de landen, waarheen Ik ben zal verdreven hebben in mijn toorn en in mijn grimmigheid en in grote verbolgenheid, en Ik zal hen tot deze plaats wederbrengen, en Ik zal hen zeker doen wonen.

Ja, zij zullen Mij tot een volk zijn en Ik zal hen tot een God zijn." Soortgelijke uitspraken kan men vinden

in Ezechiël 11 : 17; 20 : 34, 41; 28 : 25; 34 : 13; 36 : 24.

Men moet hierbij bedenken, dat deze woorden tot Israël zijn gesproken, terwijl dit volk in Babel woonde als ballingen. Het ligt dus voor de hand, dat zij deze beloften moesten en mochten opvatten als voorzeggende de terugkeer uit hun ballingschap naar het land der vaderen. Ook kan men bij deze teksten moeilijk denken aan de verstro iing, waarin de Joden na de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen zijn geraakt. Want hier ligt natuurlijk de moeilijkheid bij de beloften van het O. Testament. Daar is drie-erlei vervulling van mogelijk. Zij kunnen ten eerste vervuld zijn in de terugkeer der Joden uit Babel. Zij kunnen ten tweede vervuld zijn in de Christelijke kerk, het Israël naar de Geest. Het kan een derde wezen, dat zij vervuld moeten worden in een bijzondere genade aan Israël te bewijzen na onze dagen. Dan is er nog een vierde mogelijkheid, n.l. dat de beloften ten dele vervuld zijn in de eeuwen voor Christus en ten dele in de eeuwen na de geboorte van de Heere Jezus. Het is dus zo eenvoudig nog niet om hier van die besliste uitspraken te doen. Het Woord Gods vindt zijn vervulling wel eens op een wijze, die wij nooit gedacht hadden. Ik denk ten voorbeeld aan een woord uit Hosea 11 : 1: Uit Egypte heb ik mijn Zoon geroepen". Dat lijkt een feit te zijn alleen uit het verleden. Maar uit Mt. 2 : 15 blijkt, dat het bij uitstek vervuld is in de wederkomst van het kindeke Jezus uit Egypte. Daar zit in de profetiën vaak meer, dan wij er in kunnen zien. Zij wijzen ons een richting in de toekomst, maar zij geven ons niet een plattegrond daarvan. Daarom mag iedere uitlegger der beloften Gods wel altijd bedenken wat in 2 Petrus 1 : 20 staat: . Dit moet ge vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat". Zo zegt het de nieuwe vertaling. De verlichting door de H. Geest is nodig voor een juiste uitlegging. Daar zijn eenmaal dingen in de profetie begrepen, die wij pas zullen verstaan, wanneer zij gekomen zijn. Dat zijn dingen, die wij voor onze zaligheid niet nodig hebben eerder te weten.

Het is dus nodig, dat wij er voor waken, niet meer te willen weten dan duidelijk in de beloften is te lezen.

Nu zou het ons niet mogelijk zijn om alle plaatsen uit het O. Testament, die uitgelegd worden als spraken zij van een tijd na deze tijd, waarin wij leven, te bespreken. In wil zo maar enkele teksten naar voren brengen om daarbij de methode van uitlegging te bespreken.

Laten we met een bekende tekst beginnen. In Genesis 12 : 3 lezen we: In u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden". Velen houden het er voor, dat deze belofte volkomen is vervuld in de Christus. Hij is het zaad dat zo veel zegen bracht aan de volken. Maar anderen willen, dat er nog meer in ligt, n.l. dat het volk Israël tot een zegen zal zijn voor alle volken, want het zal de volken het buigen onder de Godsregering leren. Deze uitleg wordt echter niet strikt door de woorden van de tekst ge-eist. Het is zeker mogelijk, dat in het einde der dagen het volk van de Joden, dat nu reeds vele eeuwen niet tot een zegen is voor de volken, maar tot een oordeel, omdat het van Christus aftrekt, nog eens de vrijmacht en almacht Gods zal openbaren, door met grote schaamte voor de volken te belijden, dat het zo zwaar gezondigd heeft. Doch er is voorlopig geen reden om bij Gen. 12 : 3 de aandacht van het ware zaad Abrahams af te leiden.

We kiezen een andere tekst, Deut. 4 : 26—31. Daarin wordt aan Israël voorzegd, dat de Heere ze zal straffen als zij van Hem afwijken. Doch die straf zal hen tot inkeer brengen: Dan zult gij vandaar de Heere uw God, zoeken en vinden, als gij

Hem zoeken zult met uw ganse hart en met uw ganse ziel." Waarom zullen zij de Heere vinden? „Hij zal het verbond uwer vaderen, dat Hij u gezworen heeft, niet vergeten."

Deze belofte is zeker vervuld in de terugkeer uit Babel. Ja maar, zegt men dan, dat klopt niet met de zegswijze „verstrooien onder de volken". Deze opmerking houdt geen steek, want in Jeremia 29 : 14, dat zeer kennelijk op de terugkeer uit Babel ziet, is ook sprake van een vergaderen uit de volken. Het Babylonische rijk wordt aangemerkt als een verzameling van volken. Een tweede tegenwerping is ontleend aan de uitdrukking „in het laatste der dagen." Het is goed, dat we daar even bij stilstaan. Want deze uitdrukking, die dertien maal in de Hebreeuwse Bijbel voorkomt, betekent niet altijd de laatste jaren voor de jongste dag. Dat is voor ieder duidelijk, die Genesis 49 : 1 leest: Daarna riep Jacob zijn zonen en hij zeide: Verzamelt u, en ik zal u verkondigen hetgeen u „in de laatste der dagen" wedervaren zal". Zo moet men lezen als men letterlijk vertaalt. Maar de Statenvertalers hebben terecht overgezet „in de navolgende dagen", want de woorden van Jacob handelen over de tijd na zijn sterven en vervolgens. Zo heeft deze uitdrukking in Deut. 4 : 30 ten doel om te voorzeggen wat er in de toekomst, in de laatste dagen van die verdrukking, waarvan gesproken wordt, zal geschieden. Mocht iemand echter deze belofte ook nog vervuld zien in de stichting van de Joodse staat, dan is daar dit op tegen, dat in onze tekst sprake is van een bekering en een vragen naar de Heere met z'n ganse hart. Daarvan is tot nu toe in Israël nog geen bewijs te zien. Men moet bij de uitlegging van de Bijbel werkelijk niet zo maar op de klank van een woord afgaan.

We nemen vervolgens een tekst uit Jesaja 2.

„En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des Heeren zal vastgesteld zijn op de top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot dezelven zullen alle heidenen toevloeien. En vele volken zullen heengaan ep zeggen: Komt, laat ons opgaan tot de berg des Heeren, tot het Huis van de God Jacobs, opdat Hij ons lere van zijn wegen en dat wij wandelen in zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heeren Woord uit Jeruzalem".

Wat voor uitleg krijgen we van deze woorden, als we er geen rekening mee houden, dat Matth. 5 : 17 in de Bijbel staat, dat Christus in de wereld gekomen is om de profeten te vervullen. Dan krijgt men deze uitleg, dat Israël eenmaal het middelpunt der volkerenwereld wordt. „Dit is zeker", schreef iemand: Gods laatste en eigenlijke beloften over Israël wachten nog op hun vervulling". Wij dachten, dat de eigenlijke beloften in Christus vervuld waren en dat in Christus noch Jood noch Griek is, maar dat zij allen in Hem tot één vergaderd worden. Maar heeft de toepassing van de woorden uit Jesaja 2, die ook in Micha 4 voorkomen, niet voor, dat nu alles letterlijk ge-

nomen kan worden, terwijl vergeestelijking zo gemakkelijk de schijn van willekeur krijgt. Maar niemand kan deze woorden letterlijk nemen. Letterlijk staat er immers, dat de berg van huis des Heeren vast zal gesteld zijn op de top der bergen. Volgens de letter zou er dus een verandering plaats hebben met de berg Sion, waardoor zij boven op de hoogste bergen kwam te liggen. Men kan dit nu zo verstaan, dat Sion komt te staan aan het hoofd der bergen, dus gemaakt wordt tot de hoogste berg en dat dit dan een beeld is van Sions verheffing tot geestelijk middelpunt der volkerenwereld. Maar u ziet, dat we dan weer midden in de beeldspraak zitten. En dan is er zeker ook niet zo'n bezwaar tegen om deze woorden vervuld te zien in de Kerke Christi. Voor de Joden uit de dagen van Jesaja en Micha was het op deze wijze een verstaanbare profetie en voor ons, die een beetje achter de vervulling staan is de beeldspraak doorzichtig.

Een andere vraag is of we geen schoner vervulling van deze profetenwoorden meer te wachten hebben. Daar staan nog een paar woorden in Jes. 2, waarvan men moeilijk kan zeggen, dat zij duidelijk vervuld zijn. „En Hij zal richten onder de heidenen, en bestraffen vele volken, en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiezen tot sikkelen: het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer leren."

Kijk, men kan moeilijk zeggen, dat deze woorden zijn vervuld in de vroegere Volkenbond of in de U.N.O., de United Nations Organisation van heden. Daar blijft in de woorden der profeten een verwachting over van een heilstijd, die er nog niet geweest is, en waarvan men alleen kan vragen: komt deze tijd voor of na de jongste dag? Als we de juiste uitleg van Openbaring 20 hadden, zouden we op deze vraag een antwoord hebben. Ik vrees, dat we aan de eenparige uitlegging van dat hoofdstuk, aan de van Godswege geautoriseerde uitleg nog niet toe zijn. Wij hoeven klaarblijkelijk ook op dit punt nog niet te zien van aangezicht tot aangezicht. Het is voldoende als we enige vage omtrekken zien alg door een spiegel in een duistere rede. Wij kennen niet de plattegrond van de toekomst. Maar we doen er wel goed aan om niet voorbarig alle teksten, die we niet restloos verstaan, te dwingen tot een verklaring zonder verwachting van dieper inzicht. Mensen zijn wonderlijke wezens. Dat kunnen we zo goed opmerken met betrekking tot ons onderwerp. Velen van onze dagen willen weinig of niets weten van de uitverkiezing zoals de Reformatoren die vonden in de Schrift, en die betrekking heeft op de ware Kerk, die alle gewassen zijn in het bloed des Lams, gelijk zij allen van eeuwigheid zijn verkoren. Maar zij vechten voor een verkiezing, waardoor de Kerk van het N. Testament, die is samengesteld uit Christenen van Joodse en van Heidense afkomst, op zij wordt gezet en vervangen door het Joodse volk alleen. Dat Joodse volk is uitverkoren om straks te staan aan het hoofd der volken en om de Kerk uit Joden en heidenen onder zich te hebben. Waarom zocht men z'n heil toch in zulke wonderlijke ideën? Is het om z'n geweten gerust te stellen? Men verwerpt de verkiezing, die Gods Woord leert en men aanvaardt een verkiezing, die strijdt met Gods Woord, want in Christus is de middelmuur des afscheidsels gebroken en zij willen deze weer oprichten.

Ik denk aan een woord in het Maandblad „Wending", vierde jaargang, blz. 403—404: „Wij verwachten de bekering van Israël tot Christus. Betekent dat ook. dat Israël „christelijk" wordt en toetreedt tot de empirische kerk? Dat betwijfel ik. Israël heeft krachtens zijn aard en verleden een geheel eigen weg... Misschien heeft de houding van Frans Werfel een profetische betekenis. Hij is tot Christus gekomen, maar wil zich niet door doop in de kerk laten inlijven. Dat beschouwt hij als desertie uit de gemeenschap der nu nog verworpenen. Hij wil wachten om mee te mogen doen op het ogenblik als gans Israël zalig wordt. En ook dan ziet hij Israël, m.i. bijbels te recht, niet zonder meer in de kerk opgaan. In de geschiedenis van Jozef en zijn broeders ziet hij het type der verhouding van Christus tot Israël.

Na de herkenning en hereniging krijgen de broeders in Egypte een eigen provincie, meer afgezonderd en meer zelfstandig dan de ander provincies."... Toe maar, als men dat beeld van Werfel nog wat uitbreidt komt men tot eigenaardige toestanden. Dan wordt Israël de gehate provincie in de kerk. Gen. 46 : 34c. We willen nog wel eens op het O. Testament terugkomen. Nu nog alleen deze opmerking. Het is niet de hoofdzaak, dat wij de toekomst kennen boven hetgeen ons de Schrift duidelijk bekend maakt. Maar het is wel de hoofdzaak dat wij Christus kennen. Het is niet de hoofdzaak, dat wij menen, dat Israël uitverkoren is om in gescheidenheid van de andere Christenen straks te leven. Het is wel een hoofdzaak dat wij van onze eigen verkiezing zeker zijn, 2

Petrus 1 : 10.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET JOODSE VRAAGSTUK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's