Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geluid van de Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geluid van de Geest

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ontwaak, noordenwind, en kom. gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. Hooglied 4 : 16a.

3.

„Ontwaak, noordenwind, en kom, gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien!"

„Dat zijn specerijen uitvloeien.'' •— O, wat kan het geuren in een hof! Die bloeiende bloemen, vooral de jonge, frisse rozen, zij kunnen zulk een fijne geur verspreiden. Zelfs met bomen kan dat zo zijn. Denk maar aan de bekende en gezochte dennenlucht. En waar dat reeds zo is in óns land, hoeveel te meer dan niet in de Oosterse landen, in een Oosterse hof met allerlei welriekende bomen, kruiden en specerijen. Als in zulk een hof na de noordenwind de zuidenwind komt, om hem te doorwaaien, dan vloeien de specerijen uit. Zij verspreiden door de ganse hof heur geuren. Wie in zulk een hof wandelt, mag er zich in verlustigen.

Zo is het ook in de hof der ziel, in de hof van de Kerk des Heeren. O, als de Geest is gekomen als de noordenwind, zuiverend, verfrissend, ontdekkend, beproevend door tegenspoeden, en als Hij daarna komt, als de zuidenwind, verkwikkend, vertroostend, levenwekkend, vruchtbaar makend, als Hij inleidt in Christus' persoon en werk, dan vloeien de specerijen uit.

Wij denken bij dat uitvloeien van de specerijen aan de liefelijke, opwekkende geur van Gods genade in de openbaring van geloof, van hoop, en van liefde.

Hoe kan in de hof der ziel onder de invloed des Heiligen Geestes ook uitvloeien de specerij van het gebed. Die specerij vloeit uit, om haar geur te verspreiden zelfs tot in de hemel toe. Zij is als reukwerk voor God toegericht. Daar dacht de dichter van Psalm 141 aan, toen hij zo dringend, zo eenvoudig bad:

Mijn beê met opgeheven handen, Klimm' voor Uw heilig aangezicht, Als reukwerk voor U toegericht, Als offers, die des avonds branden.

In zulk een tijd van opgewekt geestelijk leven vloeien de specerijen uit ook in de gesprekken. De geur van Gods genade zit er in, zij verspreiden een liefelijke geur van Christus. Dan behoeft ge niet alle moeite te doen om het gesprek gaande te houden, om het in de goede banen te leiden. Neen, er is stof te over. Er is telkens nieuwe stof, omdat de specerijen gedurig uitvloeien. Er is opgewektheid. Er is liefde tot de Heere, Zijn Woord, Zijn dienst. Er is liefde tot de zielen.

Als de specerijen uitvloeien in de hof der ziel, in de hof van de Kerk des Heeren, dan kan ook het loflied niet ontbreken. Als dan wordt gevraagd: heeft iemand een versje, dan volgt er niet zulk een benauwende stilte, die luide spreekt van droogte, van dorheid en van armoede. Neen, als de specerijen uitvloeien, dan vloeit ook het lied des Heeren uit. Dan

is het in de ziel en op de lippen: 'k Zal eeuwig zingen van Gods [goedertierenheên; Uw waarheid t' allen tijd' vermelden [door mijn reên.

Als de specerijen uitvloeien in de hof, dan geuren zij ook in een teer, in een nabij leven. In zulk een tijd is er vreze voor de zonde, een hartelijk leedwezen, dat gij God er door vertoornd hebt, een haten en een vlieden er van. Er is een sterke begeerte, dat de oude mensch gekruisigd moge worden, dat gij uw leven moogt verliezen, dat gij moogt sterven aan dat zoeken van uzelf, dat het maar meer moge worden een zoeken van God, van Zijn dienst, van Zijn eer. Wat ziet gij een heerlijkheid in het geleid worden door de Geest. Met het oog op de Heere Christus is het: „Hij moet wassen, en ik minder worden." Met het oog op de Vader is het: „Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen".

Ja, het is een schone tijd, als onder de invloed des Geestes de specerijen uitvloeien. Het is een tijd, waarin nog eens iets geproefd mag worden, waarin ook iets gezien mag worden van het schoon van de dienst des Heeren. Het is geen harde dienst. Het is geen sombere dienst. Het is een liefdedienst. Zijn geboden zijn niet zwaar. De Heiland heeft het Zelf gezegd: „Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht."

Als de schadelijke dampen van zonde en wereld de hof van de ziel, de hof van de Kerk vergiftigen, dan verstomt het lied, dan kwijnt het gebedsleven, dan wordt uw kerkgang, uw Bijbellezen anders, dan gevoelt gij niet meer zo'n band aan het volk des Heeren. Ook in uw léven wordt het openbaar. Er is geen nabijleven. Er is geen blijdschap en geen vrede.

Maar, als de noordenwind en de zuidenwind uw hof doorwaaien, dan worden de schadelijke, vergiftige dampen weggejaagd op de vleugelen van de wind des Geestes, dan vloeien de welriekende specerijen uit. Zij verspreiden een liefelijke reuk van Christus. Het werk van Gods vrije genade komt tot verheerlijking van Zijn naam tot openbaring.

Zo wordt uw ziel opgebouwd in het allerheiligst geloof, vaster gefundeerd in de levende hoop, aangevuurd in de wederliefde.

Dat uitvloeien van de specerijen, dat is dus van grote betekenis, van groot nut voor het eigen zieleleven van Gods volk. Maar niet minder kan het onder de zegen des Heeren strekken tot stichting van de naaste.

Als de schadelijke, verderfelijke dampen van allerlei zonden en van wereldlust zo in uw hof oprijzen uit de moerasgrond van uw eigen hart, dan oefent dat ook geen goede invloed uit in uw omgeving. Dat schaadt uw huisgezin, uw familieleven, uw vrienden-of vriendinnenkring. Is dat niet een ontzettende gedachte, dat er zulke schadelijke invloeden van u kunnen uitgaan, dat gij besmettend en vergiftigend inwerkt op de levensterreinen, waarop gij leeft en werkt? O, vrees er dan voor met een grote vreze!

Bid de Heere om Zijn Heilige Geest: „Ontwaak, noordenwind! en kom, gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien."

Als dat door genade gebeuren mag, dat de specerijen uitvloeien, dan gaat er kracht uit van Gods kind in huisgezin en familie, in kerk en in staat, in maatschap-

pij en op arbeidsterrein, in vriendenkring en vereniging. Zo wordt de een door de Heere dikwijls tot een zegen gesteld voor de ander. Misschien wordt gij gebruikt door de grote Ontfermer om anderen, die de Heere vrezen, maar bij wie het alles zo onder de as ligt, weer op te wekken en aan te vuren. Misschien dient de geur van de uitvloeiende specerijen van gebed en gesprek, van lofzang en leven, om onbekeerden aan te trekken, om ze tot jaloersheid te verwekken, zodat gij het middel moogt zijn voor deze of gene. Voor • hoeveel kinderen zijn een Godvrezende vader of een Godvruchtige moeder door de grote Ontfermer al niet gebruikt als een middel tot bekering en geloof in Zijn machtige hand!

En, wat het voornaamste wel is, dat is, dat Gods naam de ere ontvangt uit zulk een hart, waarin de specerijen uitvloeien. Het is alles vrucht van Zijn zondaarsliefde, van Zijn vrijmachtig welbehagen, van het werk der verlossing van de Heere * Jezus, van de machtige werking des Geestes. Het komt van God. Het keert tot God. En Hij, Die Zich eens heeft verlustigd in het werk der schepping, Hij verlustigt Zich ook in het werk der herschepping, in dat wondere werk der verlossing. Hij wandelde eens in de hof van Eden. Hij wandelt ook in de hof van de ziel der Zijnen, in de hof van Zijn Kerk, die Hij Zelf heeft geplant!

Mijn lezer, hebt gij kennis aan het geluid van de Geest, en aan het gebed van Hooglied 4:16? Hebt gij de knieën gebogen, om de grote Hoorder van het gebed te vragen:

Och, schonkt Gij mij de hulp van [Uwe Geest! Mocht Die mij op mijn paan ten [Leidsman strekken?

O, als gij daaraan nog steeds geen kennis hebt, dan staat gij nog onder de leiding van de geest uit de afgrond, van de vorst der duisternis, onder de leiding van de wereld, die in het boze ligt, onder de leiding van uw eigen arglistige hart!

En weet ge, waar het onder die leiding heengaat? Naar het eeuwig verderf! Naar die plaats, die de noordenwind en de zuidenwind niet doorwaaien, maar waar alles is, naar het rechtvaardig oordeel Gods, onder de verstikkende, dodelijke adem van het eeuwig verderf van voor het aangezichte Gods.

Het is de poel, die brandt van vuur en van sulfer. Sulferdampen, dat is gans wat anders dan de uitvloeiende specerijen als vrucht van het werk des Geestes!

Maar nog is het tot dat einde voor u niet gekomen. Nog moogt gij leven onder de prediking van Wet en Evangelie. Nog toont de Heere het geen lust te hebben in uw dood, maar in uw bekering en in uw leven.

O, buig toch zonder uitstel de knieën, en vraag de Heere om de Geest der ontdekking, om die Geest, Die overtuigt van zonde, van gerechtigheid en van oordeel.

Zo krijgt gij genade nodig. Zo wordt het een roepen om dat dierbaar bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, dat reinigt van alle zonden.

Misqchien hebt gij van de werking des Geestes wel eens iets in uw hart mogen bespeuren. Er zijn van die trekkingen der liefde. Gods Woord kan met zulk een kracht in uw ziel indalen, en daar zulk een invloed uitoefenen, want „waar het Woord des Konings is, daar is heerschappij." Sterke begeerten naar verzoening, naar vrede, naar de dienst des Heeren, zijn u misschien niet vreemd. Er mag wellicht wel eens zijn een treuren van wege uw Godsgemis. Somtijds is er in uw binnenste zulk een hongeren en dorsten naar de gerechtigheid.

Gij gevoelt het: dat heb ik niet van mijzelf. Dat is geen vrucht van eigen hart. In stilte moogt gij geloven, dat het van de Heere is. Ja, als deze dingen waarlijk in het hart mogen leven, dan is dat van de Heilige Geest. Veracht dus de dag der kleine dingen niet, noch bij uzelf, noch bij anderen.

Maer, zal het wel zijn, dan moet het verder komen. Vraag dan de Heere maar veel, om de doorwerkende kracht van de Heilige Geest, opdat het bij u moge komen tot het verloren gaan onder het recht Gods, tot het roepen om de Heere Jezus, tot het uzelf in het geloof aan Hem overgeven en kwijt raken, om door Hem tot de Vader te worden teruggeleid. Zij het daartoe uw bede: „Ontwaak, noordenwind! en kom, gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien."

Voor rekening des Heeren te liggen, door de Geest des geloofs, bearbeid te zijn tot het neervallen in de armen van de Held der hulpe, dat is groot. En dan, verzoend met een heilig en rechtvaardig God door het bloed des kruises van Christus, door diezelfde Geest, de Geest der aanneming tot kinderen, te mogen roepen: „Abba, Vader!" — dat is zaligheid. Breng er de Heere alleen maar de ere van toe. Hij is het waardig.

Maar ach, wat zijn er ook bij u nog een schadelijke dampen van allerlei zonden, van hoogmoed, van aardsgezindheid, van gierigheid, van wellust, van drift, van eerzucht, en zoveel meer! — Van ogenblik tot ogenblik hebt gij nodig het geluid des Geestes, opdat gij meer en meer moogt leren sterven aan de zonde, en de Heere moogt leren leven.

Veel moet er in u worden afgebroken. Veel ook worden opgericht! Gij moet voorbereid worden voor het binnengaan in het hemels Paradijs, waar elke zielehof, waar de hof van de ganse triumferende Kerk, gereinigd zal zijn van alles, wat onrein, van alles wat schadelijk is, waar alles God groot maakt, doordat de specerijen uitvloeien.

O, zij het dan met het oog op het heden en met het oog op die toekomst telkens weer uw dringende bede: „Ontwaak, noordenwind! en kom, gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien."

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het geluid van de Geest

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's