Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vroomheid der taal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vroomheid der taal

7 minuten leestijd

Vóór enigen tijd waren twee leden der brede redactie broederlijk naast elkaar gezeten in een auto, op weg naar hun ouderlijk huis. Bij het passeren van een kerk v/erd een van hen getroffen, pijnlijk getroffen zelfs, door het opschrift van een spandoek of een bord, waarop geschreven stond: , , De Heer is waarlijk opgestaan". Dat pijnlijke zullen de lezers wel begrijpen. Als vanzelf plaatste zich direct een naam voor de eerste twee woorden van de zin, en werden die woorden een aankondiging betreffende een mens uit onze dagen. U neemt dat misschien die redacteur kwalijk. Het zij zo. Ik ben geneigd om het die Kerkeraad zwaar aan te rekenen, dat zij zo oneerbiedig onzen Heere en Heiland aanduiden.

Immers, als men de Heiland Jezus wil en blijft noemen , , de Heer", dan zullen alle mensen, die deze geslachtsnaam voeren hun naam moeten veranderen. Niemand toch zal kunnen goedvinden, dat hij met dezelfde naam wordt genoemd als de Heilige Zone Gods. Het zou de eerste maal niet zijn, dat zo'n naamsverandering plaats had. Het is bekend dat b.v. de naam Jezus onder de Joden, vóór onze jaartelling en in het begin daarvan, vaak voorkwam als naam van een mens. Jozua b.v. wordt in Hebr. 4 : 8 Jezus genoemd. In de Griekse grondtekst heet in Lucas 3 : 29 één van de voorouders des Heeren: ezus, waarvoor in de Statenbijbel Joses gelezen wordt en in de Nieuwe Vertaling Jozua. Barabbas heet in enkele handschriften van het Nieuwe Testament: ezus Barabbas. Prof. Grosheide meent dat er wel iets voor pleit, dat deze lezing de juiste is. Dan zou Pilatus gevraagd hebben: , Wie zal ik u loslaten: ezus Christus of Jezus Barabbas." De tovenaar in Hand. 13 : 6 heet Barjezus. En de vriend van Paulus in Col. 4:11 Jezus, die toegenaamd is Justus.

Was dus de naam Jezus eerst een gewone naam, later is deze naam voor de gewone mensen totaal in onbruik geraakt, zowel bij Joden als bij Christenen. Wat te begrijpen is. Maar als nu onze Heiland , , de Heer" geheten wordt, hoe kan dan deze naam als geslachtsnaam gehandhaafd blijven?

Het was een Gereformeerde kerk, waar dat pijnlijke woord bij te lezen was. Daar blijkt uit, dat Dr. A. Kuyper in zijn eigen kerk een vergeten man begint te worden. Daarom is het misschien wel goed, dat we in dit verband herinneren aan een opstel van zijn hand, dat hetzelfde opschrift draagt, als wij boven dit artikel plaatsten. Het is een opstel uit een schriftelijk debat met Dr. Bronsveld. Daarin begint Dr. Kuyper met een brief af te drukken van de taalkundige uit zijn dagen professor M. de Vries. De prof. schrijft: , , De kwestie Heere of Heer is doodeenvoudig... Ik oordeel alleen uit een taalkundig oogpunt en naar een zuiver taalgevoel. Het is een onwedersprekelijk verschijnsel in de taal, dat, waar twee vormen van hetzelfde woord nevens elkander bestaan, de „spraakmakende gemeente" liefst niet één van beide wegwerpt, maar de beide vormen aanwendt, om een onderscheid van begrip aan te duiden. Daardoor wint de taal allengs aan rijkdom en fijnheid van uitdrukking. Zo hebben we hier twee vormen, het öude heere en het nieuwere afgekorte heer... Zal men nu het antieke heere overboord werpen, nu heer het gewone woord is geworden? Zeer zeker niet, maar heer blijft nu het gewone alledaagse woord, Heere wordt antieker, dus deftiger, plechtiger, en, naar het voorbeeld van de Statenbijbel, die ons aan die vorm in die betekenis gewend heeft, recht eigenaardig de benaming der Godheid. Heere is dus in 't algemeen boven Heer te verkiezen. Dit neemt echter niet weg, dat ook de jongere vorm Heer zijn rechten heeft, en menigmaal te pas kan komen, hetzij tot afwisseling voor het rhytmus van een zin (als b.v. in (de Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd), hetzij waar men Heer niet bepaald als benaming bedoeld maar in de betekenis van gebieder; dominus (niet Dominus, maar dominus), als b.v. in de Heer der heeren. Ziedaar dus mijn advies: Heere zeer stellig te behouden (in de vocativus kan 't wel niet anders), maar Heer daarnevens te gebruiken, en wel bepaaldelijk voor de beide gevallen, die ik zo-even noemde... geen taalkundige zal er anders over denken.

Tot zover de professor. Dr. Kuyper voegt er dan nog heel wat overwegingen, die pleiten voor het gebruik van de naam Heere, aan toe. Hij pleit er voor op grond van het feit, dat dit woord in onze taal gevormd en dus voorhanden is. Niet iedere taal is op dit punt zo rijk. Een vergelijking met het woord vrees en vreze wordt ook als voorbeeld van fijne schakering aangevoerd. Vrees is angst, vreze des Heeren is stil ontzag. Men moet, zegt onze schrijver, geen afwijkende tale Kanaans kunstmatig scheppen, doch ook een gegeven schakering niet uitbannen uit vrees voor „dierbaarheid". „Sinds wanneer, o voortreffelijke taalvriend, sluit ge, om de bedrieglijkheden van de tovenaar, voor de spontane wonderen Gods uw oog."

Hoe is het woord Heere in onze Kerk zo algemeen in gebruik gekomen? Door de Statenvertaling. Die hebben met opzet dit woord gekozen, want ook toen kende men reeds beide vormen: eer en Heere. Dat blijkt duidelijk uit het feit, dat in de Statenbijbel de kortere vorm „Heer" wel terdege van „mensen" gebruikt wordt. De schrijver haalt daarvoor aan: enesis 24 : 18, 42 : 10 en een hele rij andere plaatsen, waarvan ik steekproeven nam in de Statenbijbel, welke grotendeels klopten. Ook uit andere geschriften brengt Dr. Kuyper bewijs op bewijs aan, dat beide namen destijds in gebruik waren. Daaruit neemt hij de gevolgtrekking, dat de Statenvertalers zeer opzettelijk de naam Heere hebben gekozen, dus dat het niet een vorm is, die toen eenmaal alleen bekend was en nu verouderd. Zelfs uit J. van der Kemp en J. Vermeer laat de Doctor zien, dat zij onderscheid maakten tussen het woord Heer in de zin van „eigennaam" en Heere als benaming der Godheid.

De spelling Heere is gangbaar gebleven tot omstreeks 1775. Toen is men langzaam begonnen de spelling Heer op de Zoon toe te passen en eerst later ook op God zelve.

Zelfs Appelius doet daar omtrent die tijd aan mee. Hij gebruikt beide vormen. Maar dat was ook de tijd der ingezonkenheid, zowel van het taai-leven, als van het godsdienstig leven. Dat was geen tijd, waarin met de taalwetten ernstig werd gerekend.

Het betreft echter geen kwestie van smaak, doch van wet. „Vaste wet en regeJ is het toch in onze Nederlandse taal, dat in gevallen als de hier bedoelde, de achtervoeging van de slot-e zulk een woord afzondert voor al zulk gebruik, waarbij hoge eerbied en stille plechtigheid van toon el3 is." Neem de woorden eind en einde. eind weegs zegt men en niemand zegt: einde weegs. „Maar zelfs Gij zoudt vaD de Christus niet anders zeggen durven o

kunnen: „Ik ben de alpha en de omega, Jiet begin en het einde."

Ik zou, zegt Dr. Kuyper, aan uw hooggeachte echtgenote niet durven schrijven: .Aan vrouw Bronsveld". Terwijl ik toch met er de door u zo geminachte slot-e in te lassen en te schrijven: „Aan Vrouwe Bronsveld", in mijn titulatuur volkomen correct zou zijn.

Waar er dus twee woordvormen zijn en in onze taal de langere vorm, die plechtiger en eerbiedwaardiger pleegt te zijn, en waar het vromen zin is, om van het Hoogste Wezen niet anders dan met diepe eerbied te gewagen, daar past het ons het woord Heere te gebruiken voor de naam Jehovah, onze God. Het zou ook mij een genoegen doen, wanneer ieder in Nederland deze rijkdom onzer taal eerbiedig gebruikte.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juli 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De vroomheid der taal

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juli 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's