Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profetieën van Zacharia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profetieën van Zacharia

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET ZEVENDE VISIOEN

En de engel, die met mi) sprak, ging uit. en zeide tot mij: Hef nu uw oogen op, en zie, wat dit zij, dat er voortkomt. En ik zeide: Wat is dat? En hij zeide: Dit is een efa, die voortkomt. Verder zeide hij: Dit is het oog over henlieden in het gansche land. En zie, een plaat van lood werd opgeheven, en er was een vrouw, zittende in het midden der efa. En hij zeide: Deze is de goddeloosheid; en hij wierp ze in het midden van de efa; en hij wierp het looden gewicht op den mond ervan.

En ik hief mijn oogen op, en ik zag, en zie, twee vrouwen kwamen voort, en wind was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen als de vleugelen eens ooievaars; en zij voerden de efa tusschen de aarde en tusschen den hemel. Toen zeide ik tot den engel, die met mij sprak: aarheen brengen zij deze efa? En hij zeide tot mij: m haar een huis te bouwen in het land Sinear; dat zij daar gevestiod en gesteld worde op haar grondvesting. Zacharia 5:5—11.

Bij oppervlakkige beschouwing hebben het zesde en het zevende nachtgezicht vrijwel dezelfde strekking; toch is er een wezenlijk onderscheid. Laat ons het huidige Schriftgedeelte aandachtig lezen, met de bede om het onmisbaar licht des Geestes.

Na het visioen van de vliegende rol was er wederom een pauze, waarin Zacharia werkzaam bleef, met hetgeen hij gehoord en gezien had. Maar Gods boodschap aan hem was nog niet ten einde; daarom trad de tolkengel andermaal op den profeet toe, zeggende, dat hij zijn oogen moest opheffen voor een nieuw tafereel. Zacharia gehoorzaamde, doch vroeg weldra: „Wat is dat? " Bij de voorgaande visioenen wist hij direct, dat hij een kandelaar en een boekrol aanschouwde; dit keer evenwel kon hij niet vaststellen, welk voorwerp te voorschijn kwam. De tolkengel lichtte hem in, dat het een efa was. Voor het afmeten van een hoeveelheid koren gebruikten de Joden een tonnetje, dat ongeveer 35 liter kon bevatten; en dit noemde men een efa. In het vat, dat Zacharia zag, was een vrouw gezeten. Een ruimte van 35 liter is te klein om een mensch te herbergen; wij moeten dus veronderstellen, dat de efa uit het nachtgezicht het model had van een korenmaat, maar veel grooter was. Bij deze veronderstelling is de vraag van den profeet: „Wat is dat? " tevens begrijpelijk.

De tolkengel voegde er bij: „Dit is het oog over henlieden in het gansche land." De Statenvertaling geeft geen verstaanbaren zin; het oorspronkelijke is ook niet duidelijk. Sommigen meenen, dat tot den profeet gezegd werd: „Dit is hun beeltenis, hun gestalte, in het gansche land." Anderen lezen, met een geringe wijziging in het Hebreeuwsch: „Dit is hun zonde, hun ongerechtigheid, in het gansche land." In de uitwerking is er tusschen beide opvattingen weinig verschil; wij zullen dit aanstonds hooren.

Op de efa lag een looden plaat. Het deksel werd opgelicht, en voor Zacharia's verbaasden blik vertoonde zich een vrouw. „Deze is de goddeloosheid ', verklaarde de tolkengel; de vrouw trachtte uit haar benauwden kerker te ontvluchten, maar hij greep haar beet, wierp haar in de efa terug, en sloot het vat weder met het zware deksel af. Een gewone korenmaat vulde men met graankorrels, en de ton van het visioen had Israëls goddeloosheid tot inhoud. Of wij nu lezen: „Dit is hun beeltenis in het gansche land", dan wel: „Dit is hun ongerechtigheid in het gansche land" — de bedoeling is feitelijk eenerlei; de zondeschuld der Joden was zóó hoog, dat zij met een groote maat moest worden gemeten.

Het zesde visioen predikte, dat zij, die God niet vreesden en in hun boosheid volhardden, uit het midden van het bondsvolk zouden worden uitgeroeid. Maar degenen, die Jehovah leerden vertrouwen en dienen, hadden zich met Jozua nog gedurig aan te klagen, dat ook zij geen plaats in het goede, heilige land des Heeren waardig waren. Het zevende nachtgezicht boodschapt, dat zulken, in wie door den Hemel een nieuw beginsel werd gelegd, bij het heiligdom mogen wonen, en dat hun kwaad zal worden weggedaan. Zach. 5 : 1—4 voorzegt de verdelging van de onbekeerlijke zondaren; Zach. 5:5—11 teekent de uitbanning van de zonde, welke Gods keurlingen in deze bedeeling nog aankleeft. Ziet hier het verschil tusschen het zesde en het zevende gezicht.

De vrouw in de efa, die de goddeloosheid voorstelt, vertegenwoordigt derhalve niet de dieven en meineedigen van Zach. 5 : 3; deze lieden liggen onder den vloek, en zullen voor eeuwig omkomen. Neen, de vrouw vertegenwoordigt de zonde, die Gods kinderen, ook na ontvangene genade, nog aangrijpt en bezoedelt; en deze zonde — niet de ware Israëliërs — zal uiteindelijk worden verdoemd. Zach. 5 : 1 —4 handelt over den ondergang der zondaren, die den Allerhoogste hardnekkig den rug toekeerden, hoewel zij band aan het verbond hadden; Zach. 5:5'—11 gewaagt van de uitdrijving der goddeloosheid uit hen, in wie de vreeze van 's Heeren Naam wordt gevonden. Zal Jehovah in het midden van een geheiligd volk verkeeren, zoo moeten niet alleen de satansknechten uitgezuiverd worden, maar ook de ongerechtigheden der gunstgenooten zijn weggedaan, en de zondemacht, welke de Sionieten nog telkens knevelt, zijn onschadelijk gemaakt.

De ongerechtigheden der gunstgenooten worden genadiglijk weggedaan — bij deze heilswaarheid zijn wij door het vierde visioen bepaald, toen wij zagen, hoe de vuile kleederen van Jozua verwisseld werden voor een rein gewaad. Daarmede was evenwel de zondemacht in Jozua nog niet gebroken. Ach, de hoogepriester heeft, na zijn begenadiging, èn persoonlijk, èn ambtelijk, zwaar en menigmaal tegen den Heere misdreven; met gebogen hoofd kon hij Rom. 7 overnemen, en moest hij belijden, dat hij tot hinken en tot zinken ieder oogenblik gereed was. Het zevende nachtgezicht is een blij vervolg op het vierde: de schuld der zonde neemt de Goedertierene weg, en tevens zal Hij de macht der zonde, die Zijn gekenden nog zoo telkens tyranniseert, bedwingen — gelijk de vrouw onder het looden deksel in bedwang werd gehouden.

Ook voor de levende Kerk onzer dagen is Zacharia's prediking bemoedigend en vertroostend. Daar zijn er, die in den spiegel der Wet zichzelf kregen te aanschouwen, en die door het licht des Geestes aan hun ware gedaante werden ontdekt. Het kwam tot de smeeking om genade, en geen recht. De bede vond verhooring, en de bedrukte mocht verruimd adem halen. Er was niet alleen zicht op den Borg, dien men noodig kreeg, maar er mocht ook wel eens worden gemijnd. Het was goed en zoet, neer te zitten bij de fontein van Zach. 13:1, die geopend is tegen de zonde en tegen de onreinigheid. Met lust werd de psalm aangeheven: Prijs den Heer' met blijde galmen, gij, mijn ziel, hebt rijke stof.' Doch er volgden andere tijden. Wij hadden gemeend, dat na de verzoening en schuldvergiffenis de booze geen heerschappij meer over ons zou voeren, en... het tegendeel bleek de werkelijkheid te zijn.

Wij hadden gehoopt, dat er onder de beschutting van het bloed des Lams, een voortgaan zou wezen van heiligheid tot heiligheid, en... het liep juist andersom. Welk een teleurstelling! De lofzang maakt plaats voor het klaaglied; de weleer roemende ziel gaat in bekommernis daarhenen, en de vraag dringt zich met klem op: Heb ik mij niet vergist; heb ik mij maar niet verbeeld, dat de Hemel weldadigheid aan mij bewees? Indien de Heere mij in gunst heeft aangenomen, zal ik het toch bemerken; doch ik bespeur geen wijziging ten goede — veeleer heb ik soms den indruk, dat het slechter met mij wordt." O, dat neerdrukkende gevoel, dat de wereld telkens triumfeert, en de satan ons de nederlaag doet lijden, en het eigen vleesch ongebreideld met wereld en satan meewerkt. Is er dan door de schuldvergiffenis, waarvan wij in ons binnenste getuigenis ontvingen, niets veranderd, of... of was de innerlijke getuigenis slechts een waan? Bekommerde, geslingerde ziel, let nu op Zach. 5 : 5—11. Het volk, dat het geding van Zach. 3 medemaakte, en gereinigd werd, had niettemin nog zoo veel goddeloosheid in zich, dat deze niet bij milligrammen werd gewogen, maar met, een efa werd gemeten. Dat gij nog allerhande gebrek en ellendigheid in u bevindt, bewijst dus niet, dat gij geen gunstbetooning deelachtig zoudt zijn .Gij zijt echter nog op reis, van duizend bezwaren en gevaren omringd, door duizend vijanden belaagd. Houdt nochtans moed! Eens breekt de dag aan, waarop de Heere de goddeloosheid, die Zijn volk teistert, zal vergaderen in een efa, en zal toedekken met een looden gewicht. Dan zal het benarde volk er voor altoos van

zijn verlost, en er nooit meer last van hebben. Want de goddeloosheid wordt niet alleen in de efa ingekerkerd, doch bovendien verre weggevoerd van Kanaan. Dit verhaalt ons het vervolg van het visioen.

, , En ik hief mijn oogen op, en ik zag, en zie, twee vrouwen kwamen voort, en wind was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen als de vleugelen eens ooievaars; en zij voerden de efa tusschen de aarde en tusschen den hemel. Toen zeide ik tot den engel, die met mij sprak: Waarheen brengen zij deze efa? En hij zeide tot mij: Om haar een huis te bouwen in het land Sinear; dat zij daar gevestigd en gesteld worde op haar grondvesting."

Nadat de looden plaat weder op den mond (de opening) van de efa was gelegd, dacht Zacharia wellicht, dat het visioen ten einde was; hij had zijn oogen tenminste neergeslagen. Nogmaals moest hij ze echter opheffen, om te aanschouwen, wat er verder geschiedde. Daar traden twee vrouwen te voorschijn, die Gods bevel zouden uitvoeren. Waarom waren het vrouwen? Dit wordt ons niet medegedeeld. Ik waag echter te veronderstellen, dat de twee staan tegenover degene, die de goddeloosheid vertegenwoordigde. Een vrouw kan — gelijk trouwens ook de man — zoowel in den dienst der ongerechtigheid, als in den dienst des Heeren werkzaam zijn. Zoo wordt ons de vraag voorgelegd, aan welken kant onze plaats is, bij de twee, óf bij de eene.

De vrouwen hadden vleugels als van een ooievaar. Deze trekvogel maakt zeer verre tochten; daarom formeerde de Schepper hem breede vlerken. Een groote reis moesten ook de vrouwen ondernemen, en daarbij diende de zware efa te worden meegevoerd door het luchtruim (..tusschen de aarde en tusschen den hemel"). Er was wind in haar vleugelen; op den adem van den wind, op de wijduitgespreide vlerken, zeilden zij met haar last, van Jeruzalem weg, in Oostelijke richting. Zacharia kreeg te hooren, dat zij naar het land Sinear wiekten. Sinear (of Babel) duidde het oord der antigoddelijke macht, der duivelsche heerschappij, aan. Daar trok Nimrod rond; daar moest de toren verrijzen, welks opperste in den hemel zou reiken; daar had het heidendom zich verheven onder vorsten als Nebucadnezar. En derwaarts werd de vrouw in de efa, de goddeloosheid, gebracht; daar werd een huis voor haar gebouwd — niet een tent, waarin zij tijdelijk zou vertoeven, maar een huis, om er duurzaam te blijven.

Te Jeruzalem verrees het huis des Heeren, in het midden van een geheiligd volk — in Sinear het huis der goddeloosheid, waarbij de dienaren van den satan vergaderd worden. Verstaat gij, dat het zevende visioen heenwijst naar Jezus' toekomst? Het volk, dat in deze bedeeling met Jozua gerechtvaardigd wordt (Zach. 3), mag straks het nieuwe Jeruzalem binnengaan, en bevrijd zijn van elke goddeloosheid — geen schuld, geen smet, geen macht der zonde zal er meer wezen, dewijl het alles voor eeuwig is verbannen naar het helsche Sinear. En in het nieuwe Jeruzalem zal geen tempel zijn, omdat de gansche stad Gods tempel is, vervuld van Zijn heerlijkheid, glorieërend door Zijn inwoning. De huizen der onbekeerlijken zullen in Sion niet worden gevonden (Zach. 5:4); alleen zij, die de smetteloos witte kleederen dragen, gaan door de gouden straten.

Jeruzalem of Sinear — lezers, lezeressen, wat is ons vooruitzicht?

Utr.

E. v. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De profetieën van Zacharia

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's