Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse Leerregels over de verkiezing en de verwerping onschriftuurlijk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse Leerregels over de verkiezing en de verwerping onschriftuurlijk?

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijn gedegen bespreking van het jongste boek van Dr. Woelderink, die hij schreef voor zijn Kerkblad, stelt Ds. Bartlema van Ridderkerk de vraag: „Waarover gaat het nu eigenlijk in dit boek? " En dan antwoordt hij: „Ik meen, dat de kern er van ligt in wat de schrijver op blz. 25 zegt, als hij het heeft over: „mijn gravamen tegen de Dordtse leerregels". Daarmee is niet bedoeld, dat hij bezwaren heeft tegen de Dordtse Leerregels als zodanig. Integendeel, op meerdere bladzijden van zijn geschrift roemt hij ze en erkent gaarne, „dat ze voor menig Christen een troostboek zijn geweest", blz. 22. Het gravamen betreft speciaal van de D. L. I § VI, met name de zinsnede „het besluit van Verkiezing en Verwerping, in het Woord Gods geopenbaard". In een veelvuldige herhaling, plaatst Dr. W. de opmerking, haast sprak ik van verwijt, dat „de D. L. bij de bespreking van deze waarheid, niet één tekst hebben aangehaald", (zie o.a. blz. 35, 43, 45). Iets later merkt Ds. Bartlema op. „Ds. W.'s critiek, in dit boek breed ontwikkeld, gaat niet tegen de verkiezing als zodanig, zij betreft „de schoolse opzet" (blz. 77) en de verdere schoolse ontwikkelingen." Achter deze laatste opmerking plaatste ik een vraagteken. Ik ben er niet van overtuigd, dat Dr. Woelderink niet tegen de verkiezing bezwaar wil maken. Mijn indruk is dat hij het woord verkiezing wel wil blijven gebruiken — hoe kan het anders, gezien de H. Schrift — maar een geheel andere inhntj^ aan dat woord wil geven. De Russen willen democratie en de Amerikanen willen democratie, zo wil, meen ik, Dr. W. verkiezing, zoals de Russen democratie willen en natuurlijk menen, dat zij nu juist de goede hebben. Ik mag in dit verband wel aanhalen, wat op blz. 78 van het onderhavige boekje te lezen staat: „Daarom kunnen we in de prediking over de verkiezing niet anders spreken dan als besloten in het evangelie. Zo heeft Mozes er over gesproken tot zijn volk, want als hij tot hen zegt, dat God hen verkoren heeft en hen tot zijn volk heeft aangenomen, dan spreekt hij van het evangelie, van de ontferming met welke God zich over hen ontfermd heeft en heeft in het teken des verbonds hun daarvan een blijvende gedachtenis gegeven. Zo hebben ook wij tot de gemeente te zeggen, dat God hen verkoren heeft en in het teken van de doop hun een blijk van zijn bemoeienissen en van hun aanneming in genade gegeven heeft. Het evangelie behoort zo gepredikt te worden, dat we niet van doen hebben met een God, die van eeuwigheid af sommigen verkoren heeft, maar zonder ons te zeggen of wij daartoe behoren, maar zo, dat de levende God voor ons geplaatst wordt en dat wij er ons bewust van worden, dat Hij met zijn genade voor ons staat, maar thans van ons het geloof en de bekering vraagt.

Gods opzoekende liefde is zijn verkiezende liefde en deze liefde, die ons verkoren heeft om het woord der genade uit zijn mond te horen, klopt aan ons hart en onze consciëntie. Hoe zou dan ooit een mens kunnen zeggen: ik weet niet of God mij verkoren heeft?

Ik ben zo vrij geweest enkele gedeelten cursief te laten zetten. Het is toch wel moeilijk om in deze uitspraken nog iets van uitverkiezing te ontdekken. Iedereen is verkoren en iedereen weet dat ook. Als er niet een gedeelte in het geschrift was opgenomen, waarin de auteur zich tegen Barth verklaart, zou ik zeggen, dat Dr. Woelderink ook bij de Barthianen is. Wat hij in bovenstaande regelen neerschreef lijkt wel heel erg op Barth. En niemand zal toch willen beweren, dat bij Karl Barth

het hart van het bijbelse verkiezingsonderricht is overgebleven?

Nu moeten de lezers eens even extra luisteren. Zij moeten zich niet tegen de uitspraken van Dr. Woelderink verklaren. Ik zou ze tamelijk volledig kunnen aanvaarden. De Heere heeft al de hoorders, hoofd voor hoofd, verkoren om het evangelie te horen. Doch dat is niet de gehele verkiezing. Het is, om met Calvijn te spreken, de eerste trap der verkiezing. Daar staan in de Schrift andere uitspraken, die dieper gaan. De Heere heeft niet alleen alle hoorders uitverkoren om het geloof te horen prediken, maar de Heilige God heeft ook sommigen uitverkoren om hen het geloof te schenken, maar dat geloof schenkt Hij niet aan allen. Dat staat ook in de Bijbel en nu is het voor mij zo merkwaardig, dat Dr. Woelderink daar niets van merkt. In Hand. 13 : -48 lezen we: en daar geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven". Daar is niemand, die kan ordineren tot het eeuwige leven dan God alleen. Het is in onze tekst duidelijk, dat niet alle mensen daartoe geordineerd zijn. Die dat wel waren kregen het geloof. Hoor, zegt iemand, hier staat niet, dat het geloof een gave Gods is. Neen, maar dat staat in Fiilippensen 1 : 29: Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden". Dr. W. kent deze teksten minstens zo goed als wij. Toch slaat hij er geen acht op in zijn geschrift. Dat is jammer. Zij zouden hem gedwongen hebben zich rekenschap te geven van de waarheid der uitverkiezing zoals de Schrift die leert.

Ik wil niet zeggen, dat de schrijver opzettelijk deze teksten heeft weggelaten, omdat hij wist, dat zij zijn betoog zouden schaden. Nou, zegt iemand, dat moest u eens proberen om dat te veronderstellen. U moet altijd uw naaste voor een eerlijk man houden, die niet opzettelijk verkeerd doet. Goed zo, vriend, maar mag ik u eens een vraag stellen? Moet Dr. W. dat ook? Natuurlijk, zegt gij, oud of wat jonger, doctor of predikant, u staat onder enerlei wet. Uitstekend, maar hoe verdedigt u dan het volgende zinnetje van blz. 76? „De wijze, waarop de leer der verkiezing gebruikt wordt om de roeping van Gods wege krachteloos te maken — en ik spreek geen onwaarheid, als ik zeg, dat tal van predikers met bedoeling (cursivering van mij) de leer der verkiezing zo prediken, opdat hun hoorders niet al te zeer verontrust zouden worden — is niet anders dan een duidelijk kenmerk van een verschrikkelijke verwereldlijking van de Kerk; zich uitgevende voor wijzen zijn ze dwazen geworden en denkende op de waarheid te bouwen versterken zij het rijk van de vader der leugenen."

Hoe vindt u zo'n zin? Ik geloof niet, dat de schrijver het bewijs zou kunnen leveren, dat tal van predikers opzettelijk, om de mensen niet te verontrusten, de uitverkiezing prediken, om de roeping van Gods wege krachteloos te maken.

Maar nu gaan we weer een eind terug naar de kern van het boek. Die kern is immers het bezwaar van de auteur tegen een paragraaf uit het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels. In dat eerste stuk wordt gehandeld over de Goddelijke Verkiezing en Verwerping. Zoek de Leerregels in uw psalmboek maar eens op en leg ze naast u. Dan zult u zien, dat de opstellers beginnen met de belijdenis, dat God recht heeft om alle mensen te verdoemen, gelijk de Schrift zegt, dat de hele wereld voor God verdoemelijk is. Vervolgens brengen zij Johannes 3 : 16 in herinnering en het feit, dat God predikers gezonden heeft en zendt tot wie Hij wil en wanneer Hij wil. Die predikers brengen een zeer blijde boodschap. Die deze boodschap niet geloven behouden de toorn, maar die de Zaligmaker Jezus omhelzen krijgen het eeuwige leven. Hierna komt de vraag ter sprake, hoe het komt, dat de één die kostelijke boodschap wel aannemt en de ander niet. Van het ongeloof, evenals van alle andere zonden, ligt de oorzaak of schuld in de mens. „Maar het geloof in Jezus Christus, en de zaligheid door Hem, is een genadegave Gods: Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave" (Ef. 2:8). Insgelijks: Het is u gegeven, in Christus te geloven" (Fil. 1 : 29).

Hierop volgt het bestreden artikel. „Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort van zijn eeuwig besluit. „Want al zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend" (Hand. 15 : 18), en , , Hij werkt alle dingen naar de raad zijns willens". Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vernieuwt en buigt om te geloven; maar degenen, die niet zijn verkoren naar zijn rechtvaardig oordeel, in hunne boosheid en hardigheid laat. En hier is het dat zich voornamelijk voor ons ontsluit die diepe barmhartige en evenzeer rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijken staat des verderfs, of het besluit der Verkiezing en Verwerping ons in het Woord Gods geopenbaard. Hetwelk, evenals het de verkeerde, onreine en onvaste mensen verdraaien tot hun verderf, alzo de heilige en Godvrezende zielen een onuitsprekelijke troost geeft."

Hiervan zou ik zeggen, dat het de bijbelse onderwijzing duidelijk en juist weergeeft.

Dr. Woelderink echter wil van een besluit van verkiezing of verwerping niet weten. Volgens hem is er alleen een verkiezende daad Gods zoals een mens kiest uit aanwezige huizen of betrekkingen of mannen of vrouwen. Wie zijn dan de voorwerpen van Gods verkiezing? De gelovige mensen, terwijl de ongelovige mensen worden verworpen. In deze gedachte is inderdaad de uitverkiezing van haar ergernis ontdaan. Ik kan tenminste niets anders lezen in de volgende zin op blz. 46:

i(God gaat in het O. Test. door deze wereld heen en maakt scheiding tussen Israël en de volkeren, tussen gelovigen en onboetvaardigen. De laatste lijn wordt dwars door Israël getrokken; soms op de meest ^realistische wijze." Tegen deze opvatting der verkiezing kan niemand bezwaar hebben. Zij wordt op dezelfde bladzijde nader toegelicht in deze zin: Omgekeerd heeft God Saul geroepen en verkoren om zijn volk Israël te leiden; als Saul zichzelf en zijn eer meer zoekt dan Gods eer, het heil van het volk, komt het oordeel der verwerping over hem." Inderdaad wordt er op deze wijze van verkiezing tot een ambt of een taak in de Schrift gesproken. Maar weet nu de schrijver niet van een achtergrond van de verkiezing tot het eeuwige leven. Moet hij niet van een besluit der verkiezing spreken, waarin onderscheid gemaakt wordt tussen „het ene vat en het andere vat". Ik meen dat Dr, W. nergens van een besluit spreekt. Hij gebruikt op blz. 56 het woord „achtergrond van de daden Gods". „De Schrift laat ons een blik slaan in de achtergrond van deze daden Gods, in het hart van God en in zijn eeuwige raad. De apostel doet dat krachtig in Ef. 1 : 4." De D. L. halen ook deze tekst aan in I § VII: Gelijk geschreven is: od heeft ons uitverkoren in Christus, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde, Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in zich zeiven, naar het welbehagen zijns willens; tot prijs der heerlijkheid zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde (Efeze 1 : 4, 5, 6). Dr. W. voegt er Tim. 1 : 9 bij (bedoeld is II Tim. 1:9) waar van God gezegd wordt: die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen."

Men zou zeggen, dat de auteur, staande tegenover deze woorden Gods, moest erkennen, dat er een voornemen Gods is van vóór de grondlegging der wereld. Dat voornemen bevat een uitverkiezing van bepaalde personen om aangenomen te worden tot kinderen (Gods). Dat stond dus voor deze personen onherroepelijk vast, dat zij zalig zouden worden. Dat is geen kwestie van logica of redenering, doch dat is aanwijzen van wat er in de Bijbel staat. Dr. Woelderink heeft de neiging om bij iets, waar hij niet mee instemt, te zeggen: o, dat is redenering, dat is beschouwing. Maar er is toch ook een eenvoudig lezen van Gods Woord. En dan staat er van die uitverkiezing, die plaats heeft gehad, voordat deze uitverkorenen geboren waren. Die uitverkiezing wordt ook niet vermeld van alle mensen, maar van *ons, dat zijn, strikt genomen, de heiligen en gelovigen te Efeze. Niet alle mensen in Efeze, maar de heiligen en gelovigen. De Apostel schrijft niet „alle mensen", maar , , ons". Het is dus een uitverkiezen, dat in een voornemen is vastgelegd. Als hier nu niet van een besluit gesproken mag worden, dat onveranderlijk is en dat vóór de tijden, dus in de eeuwigheid, genomen is, wanneer mag dat dan wel? Het gaat toch niet om woorden, doch om zaken! En nu moeten we eens even blz. 56/57 met blz. 78 vergelijken. In Efeze

j dat daar aangehaald wordt, wordt tot de uitverkorenen gezegd, dat die uitverkiezing is van vóór de grondlegging der wereld. Dat is dus geen daad in de historie. Het is bovendien geen daad, die onmiddellijk uitgevoerd is. Vóór de geboorte der uitverkorenen niet en onmiddellijk er na ook niet. Hoe noemen wij zulk een uitverkiezing? Toch zeker een besluit! Deze uitverkoren mannen en vrouwen van Efeze zijn geestelijk dood geboren, volgens Ef. 2:1. Maar nu zijn ze levend gemaakt, zij zijn aangenomen tot kinderen, zij zijn begenadigd, zij zijn verlost door het bloed van de Borg, kortom: ij zijn gezegend met alle geestelijke zegeningen. Dit alles behoort bij de uitverkiezing en bij de verordinering tot aanneming tot kinderen.

Maar nu moeten wij dominees, volgens Dr. Woelderink, preken, dat God iedere hoorder van onze prediking heeft uitverkoren. Kunnen zij er dus vast op aan, dat zij die zegeningen uit Efeze 1 en 2 krijgen? Kan Dr. Woelderink dat verzekeren en bedrieg ik de hoorders niet als ik hen, in naam van Dr. Woelderink zeg, dat zij allen geordineerd zijn tot het eeuwige leven? Die uitverkorenen van Efeze 1 hebben aan hun zaligheid niets gedaan, want zij waren dood. Zullen de hoorders onzer prediking, tot wie wij moeten zeggen, dat God hen verkoren heeft, ook allen levend gemaakt worden? Of zijn er volgens onze auteur twee soorten uitverkorenen? Dan had hij dat wel eens wat duidelijker mogen zeggen.

Het lijkt mij nu niet onmogelijk, dat een of ander van de leerlingen van dit boekje, tot zijn gemeente ging zeggen: ij zijt allen uitverkoren, en er niet bij zal vermelden, dat deze uitverkiezing toch wat anders is, dan die van Ef. 1 : 4. In elk geval zal Dr. Woelderink moeten toegeven, dat er een voornemen bij God is om sommigen zalig te maken en dat hij zeker niet kan zeggen, dat dit voornemen allen geldt, ook niet allen, die gedoopt zijn, want dan krijgt hij 1 Corinthe 10 en Romeinen 9 wel heel sterk tegen.

Alles goed en wel, zou nu iemand kunnen zeggen, maar er wordt toch nergens in de Schrift van een verwerping van eeuwigheid gesproken. Dr. Woelderink schrijft op blz. 59: „Nu kan men hier zeggen, dat nochtans de verwerping van eeuwigheid in zoverre voorwerp des geloofs is, dat God in de Schriften duidelijk en onomwonden daarvan spreekt, maar dat laatste is juist niet het geval. Om deze reden meen ik, dat de leer van de verwerping van eeuwigheid niet dan een logische conclusie is uit Gods eeuwige liefde, waardoor men de Raad Gods geheel in overeenstemming brengt met de wetten der menselijke logica en er geen heilgeheim meer overblijft." Ik laat hier rusten hoe die logische redenering er uit moet zien, waarbij men uit Gods eeuwige liefde de verwerping afleidt. Dat zou toch alleen kunnen uit het beperkt zijn dier liefde tot sommigen. Van meer belang echter is het volgende, dat het er niet toe doet of het besluit der verwerping in de eeuwigheid genomen is of vóór iemands geboorte.

Daarom is Ezau al een voorbeeld der verwerping zonder redenen, die in Ezau Jiggen. ook al zou in Genesis 25 geen achtergrond zijn van een eeuwig voornemen Gods. Is daar nu nergens in de H. Schrift een aanwijzing van een voornemen der verwerping bij God, die aan de zonde der mensen vooraf gaat? Ds. Bartlema herinnert aan 1 Sam. 2 : 25, waar gesproken is van de waarschuwing die Eli richt tot zijn zonen: ofni en Pinehas. De gewijde schrijver tekent bij die vermaning aan: Doch zij hoorden de stem huns vaders niet, want de Heere wilde hen doden." Hier zijn in elk geval twee jonge mensen, voor wie geen prediking of vermaan meer baten kan, omdat God het voornemen heeft hen jong te doen sterven. Daar kan dus over iemands leven een besluit der verwerping hangen, dat niet meer veranderd kan worden. Maar toegegeven zij, dat men deze verwerping kan verstaan als gegrond in hun gruwelijke zonden. Nochtans blijft het feit staan: od verhindert de gunstige uitwerking van huns vaders vermaan. Daar is hier een verwerping als besluit. Nog sterker vinden wij deze gedachte in 1 Petr. 2 : 8, waaraan Ds. Bartlema ook herinnert. Daar lezen we vooraf dat Jezus Christus voor de ongehoorzamen is een steen des aanstoots: dengenen namelijk, die zich aan het woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn". Hoe men deze tekst ook wendt

of keert, men zal er toch moeilijk iets anders in kunnen lezen, dan dat er mensen zijn, die er toe gezet zijn om zich aan het woord te stoten. Zij gaan er dwars tegen in, want zij zijn ongehoorzaam. Misschien bedoelt dit laatste ook uit te drukken, dat er enig gevoel bij meekomt, dat ze niet goed handelen. Als iemand gezet is om in ongehoorzaamheid zich aan het woord te stoten, is dat geen besluit van verwerping? Het is toch niet juist, dat er alleen maar daden Gods zouden zijn en geen voornemen. De alles wetende God heeft alles te voren bepaald. Hij heeft zelfs wel te voren bepaald, dat de Joden Jezus zouden kruisigen, want zij hebben maar gedaan „al wat (dus de Heere had alles bepaald) uw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou", Hand. 4 : 28. K. L. Schmidt schrijft in Kittel, Band V. Lief. 8 blz. 457: , Dat wij in Christus onze erfenis hebben, ligt daarin, dat wij tevoren verordineerd waren naar het voornemen desgenen, die alle dingen werkt". Ik kan niet begrijpen, dat iemand er behoefte aan heeft om tegen te spreken, dat God, die eeuwig is, alles voor de tijd heeft bepaald. Maar nu nog een bijbelplaats over de verwerping en dan zij het voor ditmaal genoeg. Theophil Steinmann schreef in het „Theol. Zeitschrift", afl. Mei/Juni 1950 een artikel over het gevaar van de dogmatiek vandaag. Hij was een vooraanstaand man in de Broedergemeente en een geacht schrijver, maar geen gereformeerd theoloog. Nochtans erkent hij, dat de Schrift zowel de verkiezing als de verwerping leert. Hij schrijft: Op eigene wijze onderstreept en doorgevoerd wordt het „door genade alleen" in het dogma van de dubbele praedestinatie, voor welks geldigheid naast andere woorden der Schrift Rom. < 5 : 22 de bewijsplaats is. waar gesproken wordt van „vaten tot het verderf toebereid". Deze gedachte der tweezijdige praedestinatie kan zeker daartoe wel dienen de ganse grootheid daarvan, wat hem zonder enige verdienste ten deel viel, hem op het hart te binden, die zich gelovig verlaat op Gods genade en hem tegelijk deemoedig voor God houden. Moet de lijn van de predestinatiegedachte echter werkelijk tot aan dit leerstuk worden doorgetrokken?

Wel voor een opvatting der H. Schrift, waarvoor iedere afzonderlijke uitspraak der Schrift zonder twijfeling objectieve onderwijzende goddelijke mededeling is." Nu, ik neem aan dat Dr. W. nog altijd staat in de gereformeerde gedachte van de ingeving der Schrift. Als hij het van ons niet aanneemt, laat hij het dan van Steinmann willen horen, dat er inderdaad wel iets in de Bijbel staat over een toebereid zijn tot het verderf. Het is nu niet de vraag of wij God verklaren kunnen in dit besluit der verwerping, dat we uit de Schrift aflezen. Het is de vraag of wij willen luisteren ook naar die geweldige stukken, waar de Schrift van fluistert, en waarover wij inderdaad nooit anders dan met een heilige huivering moesten spreken: „Gode zijn al zijn werken van eeuwigheid bekend". „Hij heeft ook de goddeloze gemaakt tot de dag des kwaads",

Spreuken 16:4.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Dordtse Leerregels over de verkiezing en de verwerping onschriftuurlijk?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's