Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ere zij God!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ere zij God!

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Lucas 2 : 14a. Ere zij God in de hoogste hemelen.

In onze vorige overdenking stonden wij stil bij het: „Ere zij God in de hoogste hemelen", als het lied van de engelen in de nacht, waarin werd geboren de lang beloofde en lang verwachte Verlosser en Zaligmaker. Nadat een engel des Heeren had verkondigd de grote blijdschap, die al den volke wezen zal, namelijk, dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids, was er van stonde aan met die engel, die het Kerstevangelie verkondigde, een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: „Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen."

Als wij daar nu nog aan terugdenken aan dat rijke feest van de geboorte van de Zaligmaker van zondaren, aan de komst van de Zone Gods in dienstknechtsgestalte, aan de vervulling van al de Messiaanse beloften voor hen, die waren verwachtende de vertroosting Israëls, dan denken wij in verwondering: wat moet dit alles niet zijn geweest voor die herders in de velden van Efratha, die de nachtwacht hielden over hun kudde! O, die rijke boodschap van heil en van genade, van blijdschap en van vrede, dat wonderlijke gezang van zulk een machtig koor van hemelbewoners, van troongeesten Gods, het heeft alles het hart van die eenvoudige herders, zo rijk begenadigd, vertederd, verbroken, en met verwondering en aanbidding vervuld.

Wij hebben met de herders geluisterd naar de engelen, naar hun boodschap van grote blijdschap, naar hun lied, waarin zij Gods lof vertelden en Hem verheerlijkten. Wij luisterden in onze vorige overdenking in het bijzonder naar het eerste gedeelte van de Engelenzang, naar het zo opwekkende: Ere zij God in de hoogste hemelen. Och, dat er ook in onze ziel iets moge gevonden worden van die diepe ontroering en vreugde van de herders, dat het diep in ons binnenste moge zijn en meer en meer moge worden: „bij deze dingen leeft men en in dit alles is het leven ook van mijn geest."

De engelen in de nacht van Christus' geboorte konden de God des hemels en der aarde niet genoeg grootmaken en verheerlijken. Daarom zongen zij in de wensende en begerende vorm: Ere zij God in de hoogste hemelen. Zij waren er diep van doordrongen: wij kunnen die Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is, maar Die ook wil wonen, Bethlehems kribbe predikt het, bij dien, die van een verbrijzelde en nederige geest is, wij kunnen Hem niet die ere toebrengen, die Hij zo waardig is te ontvangen, en die wij schuldig zijn Hem toe te brengen. En, omdat zij dit niet kunnen, roepen zij alles en allen tot in de hemel der hemelen toe op, om Hem toe te brengen de lof en de eer, de aanbidding en de dankzegging, als zij zingen bij het grote wonder van Gods genade en ontferming in de gave van Zijn eniggeboren Zoon: „Ere zij God in de hoogste hemelen." Alles en allen, op aarde en in de hemel, worden tot aanbidding opgeroepen.

Voorzeker is deze lofzang, deze opwekking der engelen, niet zonder uitwerking, niet zonder vrucht gebleven in de hémel. Wij mogen geloven, dat daar nog een schare van engelen rondom Gods troon, een schare van gezaligden, die reeds thuis gehaald waren, meegezongen heeft, mee God heeft groot gemaakt met de engelen in de velden van Efratha. Daar is ook toen genoten, wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, en in tjCen mensenhart is opgeklommen.

Maar ook op de aarde blijft het lied der engelen, het: „Ere zij God in de hoogste hemelen" niet zonder uitwerking. Ook daar heeft het alle eeuwen door weerklank gevonden in het hart van beweldadigde, begenadigde zondaren.

Daar willen wij nu overdenken, dat het lied der engelen in de velden van Efratha, ook is de begeerte van begenadigde zondaren, die wel eens mogen zingen:

Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van [hunne kracht; Uw vrije gunst alleen wordt d'ere toegebracht; Wij steken 't hoofd omhoog, en zullen d'eerkroon [dragen. Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen; Want God is ons ten schild in 't strijdperk van [dit leven En onze Koning is van Isrels God gegeven.

Ja, degenen, die delen mogen in die vrije gunst Gods, die eeuwig Hem bewoog, zij spreken wel eens met hart en mond: o, mocht dat zo maar zijn ook in mijn hart en in mijn leven: „Ere zij God in de hoogste hemelen." Van die innige en vurige begeerte hebben wij in Gods Woord de duidelijkste bewijzen. Wij zullen ons in aansluiting aan het gevierde Kerstfeest nu bepalen tot voorbeelden daarvan uit de tijd van de geboorte van de Verlosser en Zaligmaker, Wiens naam Jezus genoemd moest worden.

De begeerte naar het: Ere zij God" vinden wij bij Maria, de Moeder des Heeren. Zij zingt: Mijn ziel maakt groot de Heere; en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker" (Luc. 1 : 46 en 47). Het verlangen naar het: Ere zij God!" merken wij niet minder op bij Zacharias, de vader van de heraut van Koning Jezus. Zijn lofzang begint toch aldus: Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft bezocht en verlossing teweeggebracht Zijnen volke, en heeft een hoorn der zaligheid ons opgericht, in het huis van David, Zijn knecht" (Luc. 1 : 68 en 39). En toen de herders gestaan hadden aan de kribbe, en daar des Heeren wonderlijke ontferming en liefde hadden aanschouwd, toen keerden ze wederom tot hun kudde, verheerlijkende en prijzende God.

Ja, de begeerte naar de verheerlijking van de naam des Heeren kan de begenadigde ziel geheel vervullen. Het is Gods kind zo wonderlijk te moede met het oog der ziel te mogen zien: de Zone Gods is neergedaald op de aarde in dienstknechtsgestalte. O, dan kunt gij nog wel eens meer verwonderd staan, als gij Hem aanschouwt als het Kindeke in de kribbe van een beestenstal of als de Man van smarten aan het kruis, dan wanneer gij aan Hem peinst als gekroond met heerlijkheid en eer. De Zone Gods mens, de Koning der koningen in dienstknechtsgestalte, de Heere der heerlijkheid de Man van smarten. Ja, buiten alle twijfel: de verborgenheid der godzaligheid is groot!

En nog wonderlijker wordt het u te moede, als gij vraagt: en waartoe vernederde Hij Zich zo? Waartoe al dat lij-

den, die smaad en die hoon? Waartoe? Wel immers! om vijanden met God te verzoenen, om voor verbondsbrekers van een zoveel beter verbond Borg te worden. Zie, dat is Goddelijk groot.

Maar, geheel zinkt gij weg, als gij door de Geest des geloofs krijgt te geloven: gekomen ook voor mij, gekomen om verzoening te vinden voor zulk een schuldige, voor zulk een onreine, als ik ben, om mij te verlossen door Zijn dierbaar bloed, om mij, in Adam gevallene, te verzoenen met de heilige en rechtvaardige God.

Ziende op zoveel liefde, op zo grote genade is het: Ere zij God!" de begeerte uwer ziel. Met de psalmist vraagt gij in heilige verlegenheid: Wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen? " (Psalm 116:12). In zulke ogenblikken is het uw vurig zielsverlangen uw leven te besteden in 's Heeren dienst, Hem te vrezen, Hem te eren met uw ganse hart.

„Ere zij God in de hoogste hemelen!" — Er is in de regel al heel wat doorleefd en doorworsteld, al heel wat afgebroken en opgebouwd van binnen, voordat het tot die innige begeerte komt.

Als gij, die de Heere door genade moogt vrezen, uw weg eens moogt vertellen, dan begint het meestal met onrust, vrees voor de dood en voor de eeuwigheid, een roepen om de redding uwer ziel, om verlost te worden van het eeuwig verderf.

En wat een blijdschap is er in uw ziel, als gij in die tijd eens een vertroosting, een belofte, een aangename toestand moogt ontvangen. O, dan kan het u zijn, alsof uw ziel reeds verlost is!

Maar, gij moet uzelf nog leren kennen als een verloren zondaar door de ontdekking van de Heilige Geest. Gij moet, wenend over uw zonde, nog leren buigen onder het heilig recht Gods.

En als het daartoe is gekomen, dan is het zulk een vreugde, als uw oog ontsloten wordt voor de weg der verlossing in het Kindeke in de kribbe, in die Immanuël, God met ons. Dat is zaligheid, als gij in het onmogelijke aan uw zijde, krijgt te zien de mogelijkheid aan Gods zijde in de Zoon van Zijn eeuwig welbehagen.

En als het daarna van mogelijkheid tot werkelijkheid wordt, doordat u de gave van het oprechte geloof wordt geschonken, het geloof in de dierbare Middelaar en Verlosser, dan is het Kerstfeest in uw ziel, omdat het Kindeke Jezus geboren wordt in de onreine beestenstal van uw hart.

En als het Kerstfeest is, dan wordt niet gemist de begeerte der verlosten, het: „Ere zij God in de hoogste hemelen." Als het waarlijk Kerstfeest is, dan ziet gij, dat het niet is om uw wenen en bidden, om uw dienen en vrezen, maar alleen om Gods vrijmachtig, eeuwig welbehagen, om het Kindeke in Bethlehems stal.

En dan is het uw verlangen om dit ook uit te roepen, uit te zingen, om te verkondigen de deugden Desgenen, Die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Hebt gij daar reeds kennis aan gekregen?

„Ere zij God in de hoogste hemelen!" — Dat is de begeerte der verlosten, ook dan, als die begeerte opnieuw wordt opgewekt, versterkt en verdiept. Zo is het telkens, als gij na afdwaling en zonde weer vergeving ontvangt om Jezus' wille, als gij dan door de Heilige Geest weer ingeleid wordt in de betekenis van het Kindeke in Bethlehems kribbe. Zo dikwijls gij in de geest aan die kribbe moogt staan, wordt het een wegzinken in de zee van Gods eeuwige, oneindige liefde, een stamelen tot grootmaking van Zijn Naam en van Zijn deugden. In het besef van uw onwaardigheid is het: „Ere zij God in de hoogste hemelen!"

„Ere zij God in de hoogste hemelen!" < — Calvijn zegt: Ook heden ten dage kan men als regel vaststellen, dat iemand opgewassen is in het geloof, naarmate hij door de kennis der genade zich aangespoord gevoelt, om de eer van God te verkondigen." — Hoe verder iemand gevorderd mag zijn op de weg des levens, hoe dieper ingeleid in de kennis van de verborgenheden van Gods rijke genade, hoe meer het de begeerte zal worden, om de Heere en Zijn Ghristus groot te maken. Dan zal het worden een eindigen in het: Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen!" (Rom. 11:36).

Ja, zo is het. Ver gevorderd zijn in de genade en in het geloof komt nog niet allereerst hierin uit, dat gij het menselijk hart kunt ontleden in zijn diepten en in zijn schuilhoeken, maar veelmeer hierin, zoals het ook in de Psalmen zo heerlijk blijkt, dat gij al meer begeert Gods Naam te verheerlijken. Luister maar naar David, de man naar Gods harte: Loof de Heere, mijne ziel! en al wat binnen in mij is Zijn heilige Naam. Loof de Heere, mijne ziel! en vergeet gene van Zijne weldaden" (Ps. 103 : 1 en 2).

Hebt gij reeds kennis aan die diepe begeerte van een beweldadigde, van een begenadigde ziel? Is het zo reeds bij u geworden een instemmen, een meezingen met de engelen in het: „Ere zij God in de hoogste hemelen"?

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Ere zij God!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's